ECLI:NL:RVS:2012:BX1799

Raad van State

Datum uitspraak
9 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201203969/3/R2 en 201203969/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
  • M.H. Kuggeleijn-Jansen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Klaarwater, Smitsveen en Bosstraat en de gevolgen voor de scoutinggroep Paltz- en Eemgeuzengroep

Op 9 juli 2012 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Klaarwater, Smitsveen en Bosstraat" dat op 15 maart 2012 door de raad van de gemeente Soest is vastgesteld. De stichting Stichting tot Behartiging der Belangen van de Paltz- en Eemgeuzengroep, gevestigd te Soest, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. De stichting verzocht de voorzitter van de Raad van State om een voorlopige voorziening, die op 28 juni 2012 ter zitting werd behandeld. De stichting was vertegenwoordigd door R.J. Roos en A.G.M. van Bosbeek, terwijl de raad van de gemeente Soest werd vertegenwoordigd door J. Bouwman.

De stichting richtte zich in beroep tegen het plandeel met de bestemming "Groen - Wijkgroen (G-WGR)" dat betrekking heeft op gronden ten zuiden van de Bosstraat, waar de aanduiding "manege (ma)" aan is toegekend. De stichting betoogde dat deze aanduiding het gebruik van de gronden door de scoutinggroep beperkt en dat dit leidt tot een rechtsonzekere situatie. De raad van de gemeente Soest stelde echter dat het bestemmingsplan de bestaande manege de mogelijkheid biedt om het bosgebied als buitenruimte te gebruiken, zonder dat er bebouwing zal plaatsvinden.

De voorzitter van de Raad van State oordeelde dat het bestaande gebruik van de gronden onder het overgangsrecht valt en dat er geen reden is om aan te nemen dat de stichting onevenredig wordt beperkt in haar gebruik van de gronden. De voorzitter concludeerde dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bestemmingsplan bijdraagt aan een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van de stichting werd ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201203969/3/R2 en 201203969/2/R2.
Datum uitspraak: 9 juli 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
de stichting Stichting tot Behartiging der Belangen van de Paltz- en Eemgeuzengroep, gevestigd te Soest,
appellante,
en
de raad van de gemeente Soest,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 maart 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Klaarwater, Smitsveen en Bosstraat" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft de Stichting bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 mei 2012, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 mei 2012, heeft de Stichting de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 28 juni 2012, waar de Stichting, vertegenwoordigd door R.J. Roos en A.G.M. van Bosbeek, is verschenen.
Voorts is ter zitting als partij gehoord de raad, vertegenwoordigd door J. Bouwman, werkzaam bij de gemeente.
Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2. Overwegingen
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. De Stichting richt zich in beroep tegen het plandeel met de bestemming "Groen - Wijkgroen (G-WGR)" dat ziet op de gronden ten zuiden van de Bosstraat voor zover daaraan de aanduiding "manege (ma)" is toegekend. Zij voert hiertoe aan dat het plandeel onzorgvuldig is voorbereid omdat door die aanduiding het gebruik van de desbetreffende gronden door de scoutinggroep "Paltz- en Eemgeuzen" wordt beperkt. Hierbij wijst zij erop dat de aanduiding deels overlapt met de gronden waarop de bestaande kampvuurplaats is ingericht. De Stichting betoogt voorts dat het plan in zoverre leidt tot een rechtsonzekere situatie totdat er een nieuw plan voor haar locatie zal zijn vastgesteld.
2.3. De raad stelt dat het plan voorziet in de mogelijkheid voor de bestaande manege om het bosgebied ter plaatse te gaan gebruiken als buitenruimte/oefenwei. Er zal volgens de raad geen bebouwing komen. Voorts moeten met de manegehouder eerst nog afspraken worden gemaakt en vastgelegd voordat er een wijziging in het gebruik zal plaatsvinden, aldus de raad. Bovendien is inmiddels een raadsbesluit genomen om een bestemmingsplan voor de locatie van de scoutingvereniging op te stellen.
2.4. Niet in geschil is dat de huidige activiteiten van de scoutinggroep die op de desbetreffende gronden plaatsvinden, niet in strijd zijn met het vorige bestemmingsplan. De voorzitter stelt op basis hiervan vast dat het bestaande gebruik onder het overgangsrecht van het plan valt zoals opgenomen in artikel 30, lid 30.2, van de regels. Dit betekent dat het bestaande en op grond van het vorige plan toegestane gebruik niet direct na inwerkintreding van dit plan behoeft te worden beëindigd, maar (onder voorwaarden) mag worden voortgezet. Gelet hierop en op het feit dat de raad voornemens is mee te werken aan een planologische procedure voor de herindeling van de locatie van de scoutinggroep, bestaat er naar het oordeel van de voorzitter geen grond voor de vrees van de Stichting dat een rechtsonzekere situatie zal ontstaan. Mede gezien de toelichting van de raad ter zitting dat niet op korte termijn een wijziging van het gebruik wordt beoogd, ziet de voorzitter tevens geen aanleiding voor het oordeel dat de scoutinggroep door de inwerkingtreding van het plan onevenredig wordt beperkt in het gebruik dat zij van de gronden maakt.
2.5. In hetgeen de Stichting heeft aangevoerd ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan op dit punt strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2.6. Het beroep is ongegrond. Gelet hierop ziet de voorzitter aanleiding het verzoek om voorlopige voorziening af te wijzen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep ongegrond;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van drs. M.H. Kuggeleijn-Jansen, ambtenaar van staat.
w.g. Drupsteen w.g. Kuggeleijn-Jansen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2012
545.