ECLI:NL:RVS:2012:BX1801

Raad van State

Datum uitspraak
10 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201203144/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • T.G. Drupsteen
  • R.P.F. Boermans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake wijzigingsplan Beemden-Zuid, Heeze

Op 10 februari 2012 heeft het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende het wijzigingsplan "Beemden-Zuid, Heeze" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft [verzoeker] op 28 maart 2012 beroep ingesteld bij de Raad van State, vergezeld van een verzoek om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek op 28 juni 2012 ter zitting behandeld, waarbij [verzoeker] en vertegenwoordigers van het college aanwezig waren. De voorzitter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Hij merkte op dat [verzoeker] geen zienswijze had ingediend over het ontwerp van het wijzigingsplan, wat van belang is voor de ontvankelijkheid van het beroep. Volgens de wet kan alleen beroep worden ingesteld tegen de vaststelling van een bestemmingsplan als de belanghebbende eerder een zienswijze heeft ingediend. In dit geval was er geen reden om aan te nemen dat [verzoeker] redelijkerwijs niet in staat was om een zienswijze in te dienen. De voorzitter concludeerde dat het beroep van [verzoeker] in de bodemprocedure waarschijnlijk niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Daarom heeft hij het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 10 juli 2012.

Uitspraak

201203144/2/R3.
Datum uitspraak: 10 juli 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekers], wonend te Soerendonk, gemeente Cranendonck, onderscheidenlijk Heeze, gemeente Heeze-Leende, (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker])
en
het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 februari 2012 heeft het college het wijzigingsplan "Beemden-Zuid, Heeze" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 maart 2012, beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoeker] en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Ballast Nedam Bouw & Ontwikkeling B.V., belanghebbende, hebben nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 28 juni 2012, waar [verzoeker A] en het college, vertegenwoordigd door Th. Matheeuwsen en L. Ponsen, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. [verzoeker] komt op tegen de gewijzigde vaststelling van het wijzigingsplan, dat voorziet in de ontwikkeling van 27 woningen in Heeze.
2.3. [verzoeker] heeft geen zienswijze ingediend over het ontwerp van het wijzigingsplan. Voor zover het beroep is gericht tegen de gewijzigde vaststelling wordt als volgt overwogen.
Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening, gelezen in samenhang met artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht, kan door een belanghebbende slechts beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan, voor zover dit beroep de vaststelling van plandelen, planregels of aanduidingen betreft die de belanghebbende in een tegen het ontwerpplan naar voren gebrachte zienswijze heeft bestreden.
Dit is slechts anders indien een belanghebbende aantoont dat hij redelijkerwijs niet in staat is geweest een zienswijze in te brengen. Deze omstandigheid doet zich niet voor. Bij de vaststelling van het wijzigingsplan zijn weliswaar wijzigingen aangebracht ten opzichte van het ontwerp, doch tegen de gewijzigde planvaststelling kan - zonder het indienen van zienswijzen - uitsluitend worden opgekomen voor zover de bij de vaststelling aangebrachte wijzigingen voor betrokkene een ongunstigere positie bewerkstelligen. Dat is hier niet het geval, nu het beroep is gericht tegen de ontsluiting van het plangebied en het gewijzigd vastgestelde wijzigingsplan ten opzichte van het ontwerp wat de ontsluiting betreft voor [verzoeker] geen ongunstigere situatie met zich brengt.
Voor zover de aanleiding voor het indienen van het verzoek is gelegen in een brief van het college van 22 maart 2012, waarin een nader standpunt is ingenomen over de ontsluiting van het plangebied, is dit, wat daar ook van zij, een omstandigheid van na het bestreden besluit die aan de rechtmatigheid van dat besluit niet kan afdoen. Eventuele met het oog op de ontsluiting te nemen verkeersmaatregelen zijn geen onderwerp van deze procedure.
De voorzitter verwacht gelet op het voorgaande dat het beroep van [verzoeker] in de bodemprocedure niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
2.4. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter aanleiding het verzoek af te wijzen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. T.G. Drupsteen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van staat.
w.g. Drupsteen w.g. Boermans
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2012
429.