201109224/1/T1/A2.
Datum uitspraak: 18 juli 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 49, zesde lid, van de Wet op de Raad van State op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Hoogvliet, gemeente Rotterdam,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 7 juli 2011 in zaak nr. 10/5272 in het geding tussen:
Belastingdienst/Toeslagen.
Bij besluit van 2 juni 2010 heeft de Belastingdienst/Toeslagen een voorschot kinderopvangtoeslag voor 2010 aan [appellante] verstrekt van in totaal € 11.919,00.
Bij besluit van 19 oktober 2010 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot kinderopvangtoeslag op nihil vastgesteld.
Bij besluit van 9 november 2010 heeft de Belastingdienst/Toeslagen een besluit op bezwaar genomen.
Bij uitspraak van 7 juli 2011, verzonden op 13 juli 2011, heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 9 november 2010 vernietigd en het bezwaar van appellante tegen het besluit van 2 juni 2010 alsnog niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 augustus 2011, hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Nadat partijen bij brieven van 18 november en 12 december 2012 daartoe toestemming als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) hadden verleend, heeft de Afdeling bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
2.1. Ingevolge artikel 49, zesde lid, van de Wet op de Raad van State, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
2.2. [appellante] heeft bij brief van 4 oktober 2010 aan de Belastingdienst/Toeslagen medegedeeld, dat zij ten onrechte een bedrag van € 6.500 aan [gastouderbureau] heeft betaald, omdat geen kinderopvang door [gastouderbureau] of [gastouder] heeft plaatsgevonden, maar zonder haar toestemming gegevens zijn ingevuld door [gastouder]. Bij besluit van 19 oktober 2010 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot kinderopvangtoeslag op nihil vastgesteld. Uit de stukken is niet gebleken dat [appellante] tegen het besluit van 19 oktober 2010 bezwaar heeft gemaakt. De Belastingdienst/Toeslagen heeft de brief van 4 oktober 2010 evenwel ten onrechte aangemerkt als bezwaar tegen het nadien genomen besluit van 19 oktober 2010. De Belastingdienst/Toeslagen heeft derhalve ten onrechte bij besluit van 9 november 2010 een besluit op bezwaar genomen. Dat besluit dient in de einduitspraak te worden vernietigd.
Nu de Belastingdienst/Toeslagen op 9 november 2010, derhalve binnen de termijn voor het maken van bezwaar tegen het besluit van 19 oktober 2010, een besluit op bezwaar heeft genomen, kan aan [appellante] niet worden tegengeworpen dat zij tegen het besluit van 19 oktober 2010 geen bezwaar heeft gemaakt.
Gelet op deze omstandigheden had de rechtbank de brief van 21 december 2010, waarbij [appellante] bij haar beroep heeft ingesteld, moeten aanmerken als bezwaarschrift, gericht tegen het besluit van 19 oktober 2010. De rechtbank had deze brief met toepassing van artikel 6:15 van de Awb ter behandeling als bezwaarschrift aan de Belastingdienst/Toeslagen dienen door te sturen.
2.3. De Afdeling ziet in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding de Belastingdienst/Toeslagen op de voet van artikel 49, zesde lid, van de Wet op de Raad van State op te dragen om alsnog te beslissen op het aldus bij brief van 21 december 2010 gemaakte bezwaar, zoals aangevuld bij brief van 21 januari 2011, en de Afdeling van dat besluit op de hoogte te stellen.
2.4. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
draagt Belastingdienst/Toeslagen op om binnen 6 weken na de verzending van deze tussenuitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen alsnog te beslissen op het aldus bij brief van 21 december 2010 gemaakte bezwaar, zoals aangevuld bij brief van 21 januari 2011, en de Afdeling van dat besluit op de hoogte te stellen en dit aan [appellante] toe te zenden.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Poot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2012