ECLI:NL:RVS:2012:BX1865

Raad van State

Datum uitspraak
18 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201112684/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • J.J. Reuveny
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvragen rechtsbijstand door de Raad voor Rechtsbijstand

In deze zaak hebben appellanten, [appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Sappemeer, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden. De rechtbank had op 25 oktober 2011 de beroepen van appellanten tegen de besluiten van de Raad voor Rechtsbijstand om hun aanvragen voor toevoeging voor rechtsbijstand af te wijzen, ongegrond verklaard. De Raad voor Rechtsbijstand had op 29 december 2010 de aanvragen afgewezen en de bezwaren van appellanten op 3 februari 2011 ongegrond verklaard. De Raad stelde dat de appellanten de bezwaren zelf konden maken, eventueel met bijstand van een andere persoon of instelling, en dat de zaken niet zo complex waren dat bijstand van een advocaat noodzakelijk was.

Appellanten betoogden dat de rechtbank had miskend dat de besluiten van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) zo complex waren dat zij niet zonder advocaat bezwaar konden maken. Zij stelden dat medische problematiek en het beleid van het CIZ in hun zaken aan de orde waren, wat juridische bijstand vereiste. De rechtbank oordeelde echter dat de Raad in redelijkheid had kunnen besluiten dat de bezwaren niet zo complex waren en dat de appellanten in staat waren om zelf bezwaar te maken.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd uitgesproken in naam der Koningin op 18 juli 2012.

Uitspraak

201112684/1/A2.
Datum uitspraak: 18 juli 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Sappemeer, gemeente Hoogezand-Sappemeer,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 25 oktober 2011 in de zaken nrs. 11/467 en 11/468 in de gedingen tussen:
[appellanten]
en
de raad voor rechtsbijstand Leeuwarden, thans: het bestuur van de raad voor rechtsbijstand (hierna: de raad).
1. Procesverloop
Bij afzonderlijke besluiten van 29 december 2010 heeft de raad aanvragen van [appellanten] om toevoeging voor het verlenen van rechtsbijstand afgewezen.
Bij afzonderlijke besluiten van 3 februari 2011 heeft hij de door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 oktober 2011, verzonden op de volgende dag, heeft de rechtbank de door [appellanten] tegen die besluiten ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 december 2011, hoger beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Nadat partijen bij brieven van 26 januari en 6 februari 2012 daartoe toestemming hadden verleend, heeft de Afdeling bepaald dat behandeling van de zaak ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 12, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wet op de rechtsbijstand (hierna: Wrb) wordt rechtsbijstand niet verleend, indien het een belang betreft, waarvan de behartiging redelijkerwijze aan de aanvrager zelf kan worden overgelaten, zo nodig met bijstand van een andere persoon of instelling van wie onderscheidenlijk waarvan de werkzaamheden niet vallen binnen de werkingssfeer van deze wet.
2.2. [appellanten] hebben bezwaar gemaakt tegen besluiten van het Centrum Indicatiestelling Zorg (hierna: CIZ), waarbij is bepaald, in welke mate zij in aanmerking komen voor zorg krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. Voor het maken van die bezwaren hebben zij om toevoeging verzocht.
Aan de besluiten van 3 februari 2011 heeft de raad ten grondslag gelegd dat [appellanten] die bezwaren zelf kunnen maken, zo nodig met bijstand van een andere persoon of instelling, van wie, onderscheidenlijk waarvan, de werkzaamheden niet binnen de werkingssfeer van de Wrb vallen. Niet is gebleken dat die zaken zo feitelijk of juridisch complex zijn, dat bijstand van een advocaat noodzakelijk was, aldus de raad.
2.3. [appellanten] betogen dat de rechtbank heeft miskend dat de raad zich ten onrechte op dat standpunt heeft gesteld. Volgens hen volgt reeds uit de omstandigheid dat de in bezwaar bestreden besluiten door het CIZ zijn genomen dat de bezwaren niet gemaakt konden worden zonder bijstand van een advocaat. In zaken over besluiten van het CIZ is ook het gevoerde beleid en de toepassing ervan in concrete gevallen aan de orde. Daarnaast speelt er medische problematiek die niet door hun behandelaars kan worden beoordeeld, maar door een onafhankelijk deskundige moet worden beoordeeld. Verder zijn in de bezwaarschriften de medische beperkingen door een advocaat weergegeven en wordt daarmee te kennen gegeven, dat en waarom de besluiten van het CIZ onjuist zijn. De rechtbank heeft ten onrechte naar de uitspraak van de Afdeling van 20 juli 2011 in zaak nr.
201011838/1/H2verwezen, nu die op een geheel andere kwestie ziet, aldus [appellanten].
2.3.1. Dat betoog faalt. De rechtbank heeft in het in beroep aangevoerde terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het maken van bezwaar tegen de besluiten van het CIZ feitelijk en juridisch niet zo complex was, dat daarvoor bijstand van een advocaat noodzakelijk was.
Dat de zaken, waarvoor een toevoeging is verzocht, door het CIZ genomen besluiten betreffen, heeft zij voor dat oordeel terecht niet voldoende geacht. Dat, als gesteld, het beleid van het CIZ en de toepassing ervan in concrete gevallen aan de orde is, maakt dat niet anders.
De rechtbank heeft voorts in de gestelde omstandigheid dat de bezwaren tegen de besluiten van het CIZ door een advocaat zijn opgesteld, terecht evenmin grond gevonden voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op dat standpunt heeft kunnen stellen. Voor zover [appellanten] betogen dat de rechtbank heeft miskend dat de raad er daarbij ten onrechte aan voorbij is gegaan dat in hun zaken medische kwesties spelen die niet door hun behandelaars beoordeeld kunnen worden, maar door een onafhankelijk deskundige moeten worden beoordeeld, wordt overwogen dat zij in hoger beroep te kennen hebben gegeven dat geen beoordeling door een andere deskundige heeft plaatsgevonden, zodat dat betoog reeds daarom niet slaagt.
Het betoog over de verwijzing van de rechtbank naar de uitspraak van de Afdeling van 20 juli 2011 in zaak nr.
201011838/1/H2kan [appellanten] niet baten, reeds omdat dit slechts een verwijzing betreft naar een uitspraak ter ondersteuning van een ook anderszins toereikend gemotiveerd oordeel van de rechtbank, dat, gezien hetgeen hiervoor is overwogen, stand houdt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Reuveny, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Reuveny
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2012
622.