201205961/2/R2.
Datum uitspraak: 20 juli 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid B.V. Nederlandsche Woningfinanciering-Maatschappij, gevestigd te Naarden,
verzoekster,
de raad van de gemeente de Bilt,
verweerder.
Bij besluit van 26 april 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "De Kwinkelier Bilthoven, eerste herziening" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft de besloten vennootschap bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 juni 2012, beroep ingesteld.
Bij dezelfde datum heeft de besloten vennootschap de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 11 juli 2012, waar de besloten vennootschap, vertegenwoordigd door mr. F.H.A.M. Thunissen, advocaat te Amsterdam, vergezeld van drs. D.P.C. Ochtman en F.C.M. Schoonhoven, en de raad, vertegenwoordigd door mr. J. Oosterkamp en C.W. de Rooij, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is de besloten vennootschap Synchroon B.V., vertegenwoordigd door mr. R.J.G. Bäcker, advocaat te Rotterdam, vergezeld van ing. R.W. de Wit, als partij gehoord.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Op 28 oktober 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "De Kwinkelier Bilthoven" vastgesteld. Dit plan voorziet in een juridisch planologische regeling voor het gebied van het winkelcentrum De Kwinkelier in Bilthoven. Met dit plan wordt beoogd het winkelcentrum te herontwikkelen, te renoveren en het winkeloppervlakte te verruimen. Het plan biedt tevens ruimte om woningen aan het winkelcentrum toe te voegen. Bij uitspraak van 27 juni 2012, no.
201100381, heeft de Afdeling de hiertegen ingestelde beroepen, waaronder dat van de besloten vennootschap, ongegrond verklaard en is het laatstgenoemd plan onherroepelijk geworden.
2.3. Met de herziening is de verbeelding op een aantal punten gewijzigd, zodanig dat met name hoogtematen zijn aangepast. Daarnaast zijn de planregels op een aantal punten herzien. Het verzoek om voorlopige voorziening strekt tot schorsing van dit plan.
2.4. Hetgeen de besloten vennootschap in beroep heeft aangevoerd geeft de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat moet worden aangenomen dat het plan in de bodemprocedure niet in stand blijft. Daarbij neemt de voorzitter het volgende in aanmerking.
2.5. Gelet op de uitspraak van de Afdeling van 27 juni 2012 behoeven een aantal beroepsgronden in deze procedure geen bespreking meer.
2.6. De besloten vennootschap beklaagt zich onder meer over het feit dat een achterliggend bouwplan niet openbaar is gemaakt en dat de raad in een besloten vergadering over dit plan heeft beraadslaagd.
2.7. Ingevolge artikel 3.8, eerste lid, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) gelezen in samenhang met artikel 3:11 van de Algemene wet bestuursrecht legt het college van burgemeester en wethouders het ontwerp van het bestemmingsplan, met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor de beoordeling van het ontwerp, ter inzage. Het bouwvoornemen kan in dit geval vooralsnog niet worden aangemerkt als een stuk dat nodig is voor de beoordeling van het ontwerpbestemmingsplan.
2.8. De stelling van de besloten vennootschap dat het gemeentebestuur niet heeft gereageerd op verzoeken om inzage in raadscommissienotulen van een vergadering van 11 november 2011, heeft de raad gemotiveerd weersproken.
2.9. In de Wro kan geen aanwijzing worden gevonden voor de stelling van de besloten vennootschap dat de indiener van een zienswijze separaat op de hoogte dient te worden gesteld van het commentaar waartoe de zienswijze de raad aanleiding heeft gegeven.
2.10. Gelet op het vorenstaande en na afweging van de betrokken belangen, waarbij niet gebleken is van zodanige belangen van de besloten vennootschap die het treffen van een voorlopige voorziening zouden kunnen rechtvaardigen, bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. T.G. Drupsteen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Ouwehand, ambtenaar van staat.
w.g. Drupsteen w.g. Ouwehand
Voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2012