201205429/2/R2.
Datum uitspraak: 20 juli 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Putten,
de raad van de gemeente Putten,
verweerder.
Bij besluit van 12 januari 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Kom West" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 mei 2012, beroep ingesteld.
Bij brief van dezelfde datum heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 11 juli 2012, waar [verzoeker], in persoon en bijgestaan door P. Beelen, en de raad, vertegenwoordigd door G. Alberts, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. [verzoeker] geeft in zijn verzoek aan dat er sprake is van een spoedeisend belang omdat met inwerkingtreding van het plan op het perceel Stationstraat 24B te Putten een woonbestemming zal gaan gelden met alle daarbij behorende bouw- en gebruiksmogelijkheden. Voorts vreest hij dat na inwerkingtreding van het plan voor de illegale uitbreiding van de (recreatie)woning en enkele opstallen een omgevingsvergunning wordt verleend.
2.3. Ingevolge het plan rust op de gronden ter plaatse van de Stationsstraat 24B de bestemming "Wonen" met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding-kleine woning (sba-kw)".
Ingevolge artikel 15.1 van de planregels zijn de voor "Wonen" aangewezen gronden bestemd voor:
a. wonen, al dan niet in combinatie met een beroep aan huis, waarvan de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte met een maximum van 45 m2 van de desbetreffende woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen;
met de daarbij behorende:
b. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
d. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - kleine woning’ is uitsluitend een kleine woning toegestaan;
e. het behoud, de bescherming of het herstel van de cultuurhistorische waarden indien en voor zover de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’.
Ingevolge artikel 15.2, aanhef en onder e, van de planregels geldt voor het bouwen van gebouwen per afzonderlijk bouwperceel dat de maximale inhoud van woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kleine woning' niet meer mag bedragen dan de bestaande inhoud;
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder l, van de planregels wordt in deze regels verstaan onder bestaande bebouwing legale bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning.
2.4. Ter plaatse van het perceel aan de Stationsstraat 24B is een woning met bijgebouwen gevestigd. Deze zou een belemmering op kunnen leveren voor de uitoefening van zijn bedrijf waaromheen volgens de VNG brochure Bedrijven en milieuzonering een zone van 30 meter in acht zou moeten worden genomen.
2.5. De raad heeft ter zitting aangegeven dat met het plan is beoogd om de woning op het perceel met een oppervlakte waarvoor in 1991 een bouwvergunning is verleend positief te bestemmen en dat de vrees van [verzoeker] - gelet op het samenstel van planregels zoals hierboven geciteerd - ongegrond is. In zoverre verandert er voor de uitoefening van zijn bedrijf niets. De voorzitter deelt dit standpunt.
2.6. Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de voorzitter dat met het verzoek geen spoedeisend belang is gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Het verzoek dient derhalve te worden afgewezen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. T.G. Drupsteen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Ouwehand, ambtenaar van staat.
w.g. Drupsteen w.g. Ouwehand
Voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2012