201110117/1/R3.
Datum uitspraak: 25 juli 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], wonend te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch,
2. de vereniging Kopersvereniging De Barkentijn, gevestigd te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch,
3. [appellant sub 3], wonend te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch,
de raad van de gemeente 's-Hertogenbosch,
verweerder.
Bij besluit van 8 juni 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "De Groote Wielen" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten sub 1] bij brief, bij de Raad van State per faxbericht ingekomen op 19 september 2011, De Barkentijn bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 september 2011, en [appellant sub 3] bij brief, bij de Raad van State per faxbericht ingekomen op 23 september 2011, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Barkentijn en [appellant sub 3] hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 juni 2012, waar [appellanten sub 1], bijgestaan onderscheidenlijk vertegenwoordigd door mr. Th.A.G. Vermeulen, De Barkentijn, vertegenwoordigd door [voorzitter], en de raad, vertegenwoordigd door drs. B.S.S. Tjiam en ing. M. Lankester - Zoer, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Ter zitting heeft De Barkentijn haar beroep voor zover dat betrekking heeft op het wandelpad dat langs de weg Het Hooghemaal is aangelegd, ingetrokken.
2.2. Met het plan wordt beoogd om zowel de bestaande situatie vast te leggen als nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied mogelijk te maken. Hiertoe voorziet het plan onder meer bij recht en met uit te werken bestemmingen in woningbouw. Het plangebied ligt ten noorden van Rosmalen en wordt begrensd door de Blauwe Sluisweg, de Hustenweg en de Laaghemaal en omvat ongeveer 431 hectare.
2.3. Ingevolge artikel 1.1, aanhef en onder a, van de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw), voor zover hier van belang, is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van toepassing op alle besluiten die krachtens enig wettelijk voorschrift zijn vereist voor de ontwikkeling of verwezenlijking van de in bijlage I bij deze wet bedoelde categorieën ruimtelijke en infrastructurele projecten.
In categorie 3, onder 3.1, van bijlage I van de Chw, voor zover hier van belang en ten tijde van belang, wordt als categorie ruimtelijke en infrastructurele projecten als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, aangemerkt de ontwikkeling en verwezenlijking van werken en gebieden krachtens afdeling 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening ten behoeve van de bouw van meer dan 20 woningen in een aaneengesloten gebied.
2.3.1. Nu het bestreden besluit is vereist voor de ontwikkeling dan wel verwezenlijking van een aaneengesloten gebied ten behoeve van de bouw meer dan 20 woningen, is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Chw van toepassing op dit besluit.
De beroepen van [appellanten sub 1] en De Barkentijn
Het plandeel met de bestemming "Wonen" aan de Indigoweg
2.4. [appellanten sub 1] en De Barkentijn kunnen zich niet verenigen met het plandeel met de bestemming "Wonen" aan de oostzijde van de Indigoweg, waarmee is voorzien in vijf woningen aan het water. Aan de andere zijde van het water is de straat De Barkentijn gelegen.
Zij betogen dat de woningen in strijd zijn met de stedenbouwkundige uitgangspunten die gelden voor de wijk Broekland, waar de woningen zijn voorzien. [appellanten sub 1] voeren hiertoe aan dat de wijk Broekland een buurt op het land zou worden, waarvoor als uitgangspunt geldt dat het hoogteverschil tussen de wijken Broekland en Watertuinen wordt geaccentueerd met een groenzone langs de rand van de wijk Broekland, in plaats van met woningbouw. De Barkentijn voert aan dat uit de stedenbouwkundige visie van de gemeente, die onder meer is neergelegd in door de gemeente verstrekte informatiefolders, volgt dat een groenstrook ter plaatse zou worden aangelegd. Zij betoogt dat zij op deze informatie heeft mogen vertrouwen. Ook voert De Barkentijn aan dat het karakter van de wijk Watertuinen wordt aangetast door het verdwijnen van de groenstrook. Voorts stelt De Barkentijn dat uit de "Stedenbouwkundige toetsingscriteria aan- en bijgebouwen & Bouwwerken De Watertuinen / De Groote Wielen" van mei 2004 volgt dat uitsluitend in de wijk Watertuinen vlonders zijn toegestaan.
2.4.1. [appellanten sub 1] noch De Barkentijn hebben stukken overgelegd waaruit blijkt dat het gemeentebestuur voor de wijk Broekland stedenbouwkundige uitgangspunten heeft vastgesteld waarmee de voorziene woningen en de daarbij behorende vlonders in strijd zijn. Uit de omstandigheid dat voor de wijk Watertuinen wel stedenbouwkundige toetsingscriteria zijn opgesteld ten aanzien van vlonders en voor de wijk Broekland niet, volgt niet dat uitsluitend in de wijk Watertuinen vlonders zijn toegestaan.
Voorts acht de Afdeling het standpunt van de raad dat het bebouwen van de groenstrook waar de woningen zijn voorzien niet zal leiden tot een onevenredige aantasting van het karakter van de wijk Watertuinen, niet onredelijk. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de groenstrook langs Het Hooghemaal behouden blijft.
Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling in hetgeen [appellanten sub 1] en De Barkentijn hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de woningbouw en de daarbij behorende vlonders niet in strijd zijn met door het gemeentebestuur vastgestelde stedenbouwkundige uitgangspunten.
2.4.2. Ten aanzien van het betoog van De Barkentijn dat het vertrouwensbeginsel is geschonden, wordt overwogen dat De Barkentijn niet aannemelijk heeft gemaakt dat door of namens de raad verwachtingen zijn gewekt dat het plan in een groenstrook langs de Indigoweg zou voorzien in plaats van woningen. Dat in folders die de gemeente ter beschikking heeft gesteld een globale indeling van het plangebied is vervat waarop de in het plan voorziene woningen niet zijn ingetekend, is in dit verband onvoldoende. De raad heeft het plan op dit punt derhalve niet in strijd met het vertrouwensbeginsel vastgesteld.
2.5. [appellanten sub 1] en De Barkentijn voeren aan dat een van de betreffende woningen in strijd met het beleidsadvies van het rijk ten aanzien van hoogspanningslijnen binnen de magneetveldzone van een hoogspanningslijn is voorzien. Zij betogen dat de voorziene woningen niet reeds in het voorheen geldende plan mogelijk waren gemaakt met de bestemming "Wonen III (uw)", zoals de raad stelt, omdat die bestemming een uit te werken bestemming is waarvoor nog een uitwerkingsplan moest worden opgesteld.
2.5.1. De raad stelt zich op het standpunt dat uit het beleidsadvies van de rijksoverheid ten aanzien van hoogspanningslijnen volgt dat de voorziene woningen kunnen worden aangemerkt als een bestaande situatie, omdat de woningen al in het voorheen geldende plan planologisch mogelijk zijn gemaakt. De raad wijst erop dat het beleidsadvies niet van toepassing is op bestaande situaties.
2.5.2. Ingevolge artikel 1.9 van de Chw, dat onderdeel uitmaakt van afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Chw, dient de bestuursrechter een besluit niet te vernietigen op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dat beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
2.5.3. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 19 januari 2011, in zaaknr.
201006426/1/R2) kan uit de memorie van toelichting op het wetsvoorstel van de Chw (Kamerstukken II 2009/10, 32 127, nr. 3, blz. 49) worden afgeleid dat de wetgever met artikel 1.9 van de Chw de eis heeft willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en de daadwerkelijke (of: achterliggende) reden om een besluit in rechte aan te vechten en dat de bestuursrechter een besluit niet mag vernietigen wegens schending van een rechtsregel die niet strekt tot bescherming van een belang waarin de eisende partij feitelijk dreigt te worden geschaad.
2.5.4. De brief van de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 3 oktober 2005, kenmerk SAS/2005183118, betreft een advies aan gemeenten en provincies met betrekking tot de aanwezigheid van hoogspanningslijnen in de nabijheid van woningen in verband met gezondheidsrisico's. Het advies houdt in dat bij de vaststelling van streek- en bestemmingsplannen en van de tracés van bovengrondse hoogspanningslijnen, zoveel als redelijkerwijs mogelijk is te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla (de magneetveldzone).
Volgens de brief is de reden hiervan dat mogelijk een statistisch significante associatie aanwezig is tussen het optreden van leukemie bij kinderen en de magnetische velden van bovengrondse hoogspanningslijnen.
In bijlage 1 bij de brief van de staatssecretaris wordt aangegeven dat voor "langdurige blootstellingen" wordt uitgegaan van kinderen die wonen, of verblijven in scholen, crèches en kinderopvangplaatsen die zijn gelegen in magneetveldzones. Als "gevoelige bestemmingen" worden daarom aangemerkt woningen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen.
In de brief in samenhang met de bijlage wordt omschreven hoe de magneetveldzone kan worden vastgesteld. De magneetveldzone wordt gedefinieerd als de strook grond die zich aan beide zijden langs de hoogspanningslijn uitstrekt en waarbinnen het magneetveld gemiddeld over een jaar hoger dan 0,4 microtesla is.
2.5.5. In §5.8 van de plantoelichting staat dat ten noorden van de weg Het Hooghemaal een 150 kV-hoogspanningslijn staat. Uit een raadsinformatiebrief, reg. nr. 10.929, die op 14 december 2010 aan de raad is voorgelegd, en de daarbij behorende bijlage 3, blijkt dat het zuidelijke deel van het plandeel met de bestemming "Wonen - 1" aan de Indigoweg, waar één van de vijf woningen is voorzien, binnen de magneetveldzone ligt.
2.5.6. [appellanten sub 1] en De Barkentijn beroepen zich op het hiervoor in 2.5.4. aangehaalde beleidsadvies van de rijksoverheid ten aanzien van hoogspanningslijnen. Dit beleidsadvies bevat richtlijnen ter bescherming van de gezondheid van kinderen, die van belang zijn bij de bepaling van hetgeen een goede ruimtelijke ordening vereist uit een oogpunt van een goed woon- en leefklimaat bij een gevoelige bestemming als bedoeld in dat advies. De Barkentijn heeft volgens haar statuten ten doel de belangen te behartigen van de leden als eigenaren van een huis, gelegen aan De Barkentijn in het project Groote Wielen - De Watertuinen - te Rosmalen en tracht dat doel te bereiken door onder meer het bevorderen van de leefbaarheid in de directe omgeving. Het gaat De Barkentijn daarom om het belang dat de woningen aan De Barkentijn gevrijwaard blijven van de ruimtelijke invloed van de voorziene woningen. Ook [appellanten sub 1] gaat het om het belang dat hun perceel gevrijwaard blijft van die invloed. Wat er verder ook zij van die belangen in het licht van het vereiste van een goede ruimtelijke ordening, het in geding zijnde beleidsadvies van de rijksoverheid ten aanzien van hoogspanningslijnen heeft niet de strekking die belangen te beschermen. Gelet hierop kan het betoog van [appellanten sub 1] en De Barkentijn ingevolge artikel 1.9 van de Chw niet tot vernietiging van het bestreden besluit leiden. De Afdeling laat dit betoog daarom buiten beschouwing.
2.6. De Barkentijn betoogt dat geen goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd in de voorziene woningen, omdat een gemaal in de nabijheid van de woningen aanwezig is, dat volgens haar stank- en geluidsoverlast veroorzaakt.
2.6.1. De door De Barkentijn ingeroepen normen voor geur en geluid betreffen normen voor de bepaling van hetgeen een goede ruimtelijke ordening vereist uit een oogpunt van een goed woon- en leefklimaat in de voorziene woningen. Zoals hiervoor overwogen, gaat het De Barkentijn echter om het belang dat de woningen aan De Barkentijn gevrijwaard blijven van de ruimtelijke invloed van de voorziene woningen. Wat er verder ook zij van dat belang in het licht van het vereiste van een goede ruimtelijke ordening, de door De Barkentijn ingeroepen normen hebben niet de strekking dat belang te beschermen. Gelet hierop kan het betoog van De Barkentijn, wat daar verder ook van zij, ingevolge artikel 1.9 van de Chw niet tot vernietiging van het bestreden besluit leiden. De Afdeling laat dit betoog daarom buiten beschouwing.
2.7. [appellanten sub 1] en De Barkentijn betogen voorts dat de voorziene woningen zullen leiden tot aantasting van de privacy van de bewoners van de woningen die daartegenover staan, aan De Barkentijn. In dit verband stelt De Barkentijn dat de raad bij de beoordeling van dit aspect is uitgegaan van onjuiste afstanden. [appellanten sub 1] betogen dat de voorziene woningen ook zullen leiden tot aantasting van hun uitzicht en vermindering van de lichtinval in en de waarde van hun woning. Zij wijzen erop dat hun woning aan de westkant, tegenover de voorziene woningen, van grote ramen is voorzien.
2.7.1. Aan de oostzijde van de Indigoweg is een plandeel opgenomen met de bestemming "Wonen" met de aanduidingen "maximaal aantal bouwlagen 2" en "specifieke bouwaanduiding - dakvorm" en de aanduidingen "maximaal aantal bouwlagen 1" en "plat dak".
Ingevolge artikel 12, lid 12.2, onder 12.2.2, onder k, van de planregels geldt met betrekking tot de hoogte van een hoofdgebouw dat het aantal bouwlagen niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal bouwlagen" is aangegeven.
Ingevolge lid 12.2, onder 12.2.2, onder l, geldt met betrekking tot de dakvorm van een hoofdgebouw:
1. hoofdgebouwen dienen te worden afgedekt met een kap tenzij anders is aangegeven op de verbeelding of tenzij er sprake is van gestapelde hoofdgebouwen;
2. de hoogte van een kap mag niet meer bedragen dan 5 meter met uitzondering van de woningen in De Hoven en ter plaatse van de aanduiding "kap" waar de hoogte van een kap niet meer mag bedragen dan 6 meter;
3. ter plaatse van de aanduiding "plat dak" dient het hoofdgebouw te worden afgedekt met een plat dak;
4. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - dakvorm" mogen de dakvorm, dakopbouw en de bouwhoogte niet worden aangepast;
Ingevolge artikel 1, onder 1.27, wordt onder bouwlaag verstaan een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijke omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.
2.7.2. De raad is bij de afweging van de belangen van de bewoners van de woningen aan De Barkentijn uitgegaan van de afstanden tussen de plandelen waar de nieuwe woningen en de bijbehorende vlonders zijn voorzien en de plandelen waar de bouwblokken ter plaatse van de woningen aan De Barkentijn op de verbeelding zijn aangeduid. Dit acht de Afdeling niet onjuist. Niet is gebleken dat de raad hierbij van onjuiste afstanden is uitgegaan. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat ter zitting naar voren is gekomen dat het talud bij de voorziene woningen gedeeltelijk zal moeten worden afgegraven om de vlonders aan te kunnen leggen, zodat het plandeel waarbinnen de vlonders zijn voorzien deels ter plaatse van de oever ligt en in zoverre afwijkt van de bestaande situatie.
Ten aanzien van de hoogte van de woningen volgt uit het plan dat elke woning in één en twee bouwlagen moet worden gebouwd. De Afdeling stelt vast dat het plan evenwel geen voorschriften bevat over de maximale bouwhoogte van de voorziene woningen, zij het dat de hoogte van de kap is begrensd. Evenmin bevat de begripsomschrijving van bouwlaag in artikel 1 van de planregels bepalingen over de maximale hoogte van een bouwlaag. De raad heeft toegelicht dat hij bewust ervoor heeft gekozen om geen maximale bouwhoogte in het plan op te nemen en alleen het aantal bouwlagen vast te leggen, zodat het plan de flexibiliteit biedt om bij het opstellen van een concreet bouwplan de uiteindelijke bouwhoogte te bepalen. Naar het oordeel van de Afdeling geeft het plan daarmee evenwel geen duidelijkheid over de uiteindelijke bouwhoogte van de woningen. Nu de voorziene woningen tegenover de woningen aan De Barkentijn komen te staan en de woonkamer van de woning van [appellanten sub 1] zal uitkijken op de voorziene woningen, zodat het plan in zoverre zal leiden tot een vermindering van hun uitzicht, is de Afdeling van oordeel dat het ontbreken van duidelijkheid over de uiteindelijke bouwhoogte onvoldoende rechtszeker is. Het betoog slaagt.
2.8. De Barkentijn betoogt dat na de bouw van vlonders bij de voorziene woningen onvoldoende ruimte overblijft voor een ongehinderde doorvaart van boten en sloepen. Hiertoe voert De Barkentijn aan dat een doorgang met een breedte van minder dan 10 m resteert als boten bij de vlonders zijn aangemeerd. Ook voert De Barkentijn aan dat de woningen aan De Barkentijn het zicht zullen blokkeren, waardoor slechts een beperkte ruimte beschikbaar blijft om te varen en te manoeuvreren.
2.8.1. De raad heeft als uitgangspunt gehanteerd dat waar het water vanaf de openbare weg gezien prominent zichtbaar is, zoals vanaf de Indigoweg, de afstand tussen bouwwerken zoals vlonders en woningen minimaal 10 m moet bedragen. Op de verbeelding gemeten bedraagt de afstand tussen het plandeel waar de vlonders zijn voorzien en het plandeel met de dichtstbijzijnde woning aan De Barkentijn ongeveer 18 m. Voorts is ten zuiden van de woningen aan De Barkentijn voorzien in water met een aanzienlijke breedte. De Barkentijn heeft niet aannemelijk gemaakt dat onvoldoende ruimte overblijft voor een onbelemmerde doorgang van het vaarverkeer. Het betoog faalt.
2.9. De Barkentijn voert aan dat de grondprijs voor de voorziene woningen ten onrechte niet is berekend op basis van het zogenoemde quotesysteem, zoals wel is gebeurd voor de grondprijs van de woningen aan De Barkentijn. Zij betoogt dat hierdoor kapitaalvernietiging plaatsvindt.
2.9.1. In deze bestemmingsplanprocedure staat de wijze waarop de grondprijs voor de voorziene woningen dient te worden berekend niet ter beoordeling.
Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van de woningen aan De Barkentijn betreft, bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plan aan de orde zijn.
2.10. [appellanten sub 1] en De Barkentijn betogen dat uitsluitend financiële motieven ten grondslag liggen aan het besluit van de raad om de betreffende woningbouw mogelijk te maken. In dit verband wijst De Barkentijn erop dat de raad in de "Nota beantwoording Zienswijzen ontwerp bestemmingsplan De Groote Wielen - vastgesteld 8 juni 2011" (hierna: nota van zienswijzen) heeft gesteld dat in de exploitatieopzet van het plangebied rekening is gehouden met de opbrengsten van de verkoop van de locatie waar de woningen zijn voorzien en dat het bestemmen van de locatie als groenstrook met de opbrengsten van extra woningen elders zou moeten worden gecompenseerd om tekorten te voorkomen.
2.10.1. Dat de raad uitsluitend vanwege financiële motieven de betreffende woningen in het plan heeft opgenomen, is niet gebleken. Uit de stukken volgt dat de raad de woningen stedenbouwkundig aanvaardbaar acht, omdat de woningen een afronding van de wijk Broekland vormen. Het betoog faalt.
Overige bezwaren van De Barkentijn
2.11. De Barkentijn betoogt dat de raad niet alle bezwaren die zij in haar zienswijze naar voren heeft gebracht ten aanzien van de mogelijke afsluiting van het zuidelijke deel van de Vlietdijk heeft behandeld. Evenmin heeft de raad volgens haar gereageerd op haar zienswijze dat een beschrijving ontbreekt van het openbaar vervoer tussen het centrum van Rosmalen en de wijk De Groote Wielen. Voorts kan De Barkentijn zich niet verenigen met het afsluiten van het zuidelijke deel van de Vlietdijk.
2.11.1. In de nota van zienswijzen is een aantal zienswijzen tezamen behandeld, omdat de inhoud van die zienswijzen met elkaar overeenkomt. In paragraaf 2.1 van de nota van zienswijzen is gereageerd op de zienswijzen die betrekking hebben op onder meer het ontbreken van een beschrijving van het openbaar vervoer tussen het centrum van Rosmalen en de wijk De Groote Wielen en is voorts uitgebreid ingegaan op de zienswijzen, waaronder de zienswijze van De Barkentijn, die betrekking hebben op de mogelijke afsluiting van het zuidelijke deel van de Vlietdijk. Ook de zienswijzen van De Barkentijn die betrekking hebben op deze aspecten zijn in die paragraaf behandeld. Dat bepaalde bezwaren van De Barkentijn niet zijn behandeld, is niet gebleken. Het betoog faalt.
2.11.2. Voor zover De Barkentijn zich niet kan verenigen met het voornemen van de raad om het zuidelijke deel van de Vlietdijk af te sluiten, is het beroep niet gericht tegen de vaststelling van de verbeelding en planregels, doch slechts tegen mogelijk te nemen verkeersmaatregelen die met een verkeersbesluit zullen worden gerealiseerd. Een dergelijk besluit ligt hier niet ter toetsing voor, zodat bezwaren die hierop zien in deze procedure niet aan de orde kunnen komen.
2.12. De Barkentijn betoogt dat het gemeentebestuur ten onrechte zijn toezegging dat met de bewoners overleg zou worden gepleegd over zaken als de plaatsing van een geluidswal, niet is nagekomen.
2.12.1. Het voeren van overleg met omwonenden over gronden die in het plangebied zijn opgenomen maakt geen deel uit van de in de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening geregelde bestemmingsplanprocedure. Het ontbreken van dat overleg, wat daar verder van zij, heeft daarom geen gevolgen voor de rechtmatigheid van de bestemmingsplanprocedure en het bestemmingsplan.
2.13. De Barkentijn betoogt dat ten onrechte niet is voorzien in een geluidswal langs de weg Het Hooghemaal om de geluidsoverlast die in de woningen aan De Barkentijn wordt ondervonden van het verkeer op deze weg te verminderen. Hiertoe voert zij aan dat de weg de enige ontsluitingsweg van de wijk De Groote Wielen is en als een zogenoemde doorstroomas fungeert. Het is volgens haar gebruikelijk dat een geluidwerende voorziening wordt geplaatst langs een weg met die functie. Voorts voert zij aan dat de raad zich bij de beoordeling van de geluidsbelasting heeft gebaseerd op een aantal onjuiste uitgangspunten. Zo bedraagt de afstand van de woningen tot de weg 75 m, is ten onrechte geen rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen, zoals de mogelijke aansluiting van de weg op de rijksweg A59, verkeersovertredingen en het optrekken en afremmen van het verkeer. Verder onderschat de raad dat geluid over water ver draagt, aldus De Barkentijn.
2.13.1. De raad brengt naar voren dat de geluidsbelasting ter plaatse van de woningen reeds is beoordeeld bij de vaststelling van het bestemmingsplan "De Groote Wielen" uit 1999. Uit het toentertijd uitgevoerde akoestisch onderzoek is gebleken dat de geluidsbelasting aanvaardbaar is. Ondanks dat de situatie sindsdien niet gewijzigd is, is ten behoeve van de vaststelling van het voorliggende plan de geluidsbelasting opnieuw bezien aan de hand van de te verwachten verkeersbelasting in 2020. Uitgaande van 4.500 motorvoertuigen per etmaal en een afstand van 100 m, met 55 m verharding dan wel water, bedraagt de geluidsbelasting ter plaatse van de woningen aan De Barkentijn minder dan 48 dB(A). Deze geluidsbelasting acht de raad aanvaardbaar.
2.13.2. Een weg wordt door de raad als een doorstroomas aangemerkt als de weg bestaat uit twee rijstroken per rijrichting, gescheiden door een middenberm. Dat het, naar De Barkentijn stelt, bij dergelijke wegen gebruikelijk zou zijn om een geluidwerende voorziening te plaatsen, wat daar ook van zij, brengt niet met zich dat de raad ook in dit geval daartoe verplicht zou zijn.
De raad heeft toegelicht dat is uitgegaan van de afstand van het midden van de weg tot aan de gevel van de dichtstbijzijnde woning aan De Barkentijn, een afstand van 95 m. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet op goede gronden van deze afstand heeft kunnen uitgaan.
De aansluiting van de weg Het Hooghemaal op de rijksweg A59 is volgens de raad een toekomstige ontwikkeling die niet concreet is en waarover nog geen besluitvorming heeft plaatsgevonden. De Afdeling acht het niet onredelijk dat daarom geen rekening is gehouden met die toekomstige ontwikkeling bij het berekenen van de geluidsbelasting.
De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt gesteld dat bij het berekenen van de geluidsbelasting mocht worden uitgegaan van de maximumsnelheid op de weg Het Hooghemaal. Dat, zoals De Barkentijn stelt, verkeersovertredingen worden begaan op deze weg, is een kwestie van handhaving die buiten het kader van dit geschil valt. Met mogelijke overschrijdingen van deze maximumsnelheid behoeft daarom geen rekening te worden gehouden.
Ten aanzien van de opmerking van de raad in de nota van zienswijzen dat het wateroppervlak lager ligt dan de woningen en daarom voor minder reflecties zorgt, heeft de raad toegelicht dat in de modelberekeningen rekening is gehouden met reflecties van geluid in het water dat de woningen aan De Barkentijn omringt.
Gelet op het voorgaande geeft hetgeen De Barkentijn heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de geluidsbelasting ter plaatse van de woningen aan De Barkentijn niet dusdanig hoog is, dat het vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk is om een geluidswal op te richten om een goed woon- en leefklimaat bij de woningen te kunnen garanderen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het plan conserverend van aard is voor de woningen aan De Barkentijn en de weg Het Hooghemaal. Het betoog faalt.
2.14. In hetgeen [appellanten sub 1] en De Barkentijn hebben aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het plan voor zover daarin niet is voorzien in bepalingen waaruit de maximale bouwhoogte volgt voor het plandeel met de bestemming "Wonen" aan de oostzijde van de Indigoweg is vastgesteld in strijd met de rechtszekerheid. De beroepen zijn gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.
2.14.1. De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, onder a, en vijfde lid, van de Awb de raad op te dragen om binnen 16 weken na en met inachtneming van deze uitspraak ter zake van de maximale bouwhoogte voor het plandeel met de bestemming "Wonen" aan de oostzijde van de Indigoweg een herziening van het voorliggende plan vast te stellen.
Ter voorlichting van partijen overweegt de Afdeling nog het volgende. Zoals zij eerder heeft overwogen (uitspraak van 7 september 2011 in zaak nr.
201107073/2/R3) staat het, in geval van vernietiging van een besluit door de bestuursrechter, het bevoegd gezag in beginsel vrij om bij het nemen van een nieuw besluit terug te vallen op de procedure die aan het vernietigde besluit ten grondslag lag, dan wel de procedure van afdeling 3.4 van de Awb opnieuw te doorlopen. Dit betekent dat de raad er voor kan kiezen het bestemmingsplan opnieuw vast te stellen zonder hieraan voorafgaand een ontwerpbestemmingsplan ter inzage te leggen. In dit geval acht de Afdeling het niet nodig om bij de voorbereiding van het nieuwe besluit de procedure van afdeling 3.4 van de Awb opnieuw te doorlopen. Gelet hierop zal de Afdeling een termijn stellen van 16 weken.
Het beroep van [appellant sub 3]
2.15. [appellant sub 3] kan zich niet verenigen met het plan, voor zover daarin de aanduiding "aaneengebouwd" is toegekend aan het plandeel met de bestemming "Wonen" tegenover zijn woning Deltapark 35. [appellant sub 3] voert aan dat het gemeentebestuur voornemens was om op dit plandeel een appartementencomplex met maximaal acht bouwlagen te bouwen en dat daarvoor reeds maquettes en bouwtekeningen waren opgesteld. Hij stelt dat dit bouwplan een grote rol heeft gespeeld bij zijn besluit tot aankoop van de woning Deltapark 35, waarbij met name van belang is geweest dat het vrije uitzicht vanuit de woning niet zou worden aangetast. Hij acht het besluit van de raad om in plaats van een appartementencomplex aaneengebouwde woningen mogelijk te maken onvoldoende gemotiveerd en onzorgvuldig voorbereid. Hiertoe voert hij aan dat onduidelijk is wat de raad bedoelt met voortschrijdend inzicht en dat ook de gevolgen van de aanduiding "aaneengebouwd" onduidelijk zijn. Ook voert hij aan dat nog geen concreet bouwplan bekend is, zodat hij de gevolgen daarvan niet heeft kunnen beoordelen. [appellant sub 3] vreest dat zijn vrije uitzicht zal worden belemmerd bij een nieuw plan voor aaneengebouwde woningen.
2.15.1. De gronden ten oosten van de woning aan Deltapark 35, welke gronden door water worden omringd, hebben de bestemming "Wonen" en de bouwaanduiding "aaneengebouwd". Op deze gronden is het bouwproject "Aquamarijn" voorzien.
Ingevolge artikel 12, lid 12.1, onder a, van de planregels, voor zover van belang, zijn de voor "Wonen" aangewezen gronden bestemd voor woningen.
Ingevolge lid 12.2, onder 12.2.2, onder c, dienen hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding "aaneengebouwd" aaneengebouwd te worden.
Ingevolge artikel 1, onder 1.6, wordt verstaan onder aaneengebouwde woning een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer grondgebonden woningen.
2.15.2. In het ontwerp van het plan waren aan de betreffende gronden de bestemming "Wonen" en de bouwaanduiding "gestapeld" toegekend. Het plan is gewijzigd vastgesteld ten opzichte van het ontwerp, waarbij onder meer de aanduiding "gestapeld" is vervangen door de aanduiding "aaneengebouwd". In de "Lijst van wijzigingen bestemmingsplan "De Groote Wielen"", die behoort bij het besluit tot vaststelling van het plan, staat dat deze wijziging is aangebracht wegens voortschrijdend inzicht. De raad heeft toegelicht dat het voorheen geldende plan "De Groote Wielen" de mogelijkheid bood om een appartementencomplex met maximaal acht bouwlagen te bouwen. Vanwege de verslechtering van de woningmarkt en de sterk verminderde vraag naar appartementen in de regio, is in 2010 de haalbaarheid van een alternatief bouwplan onderzocht, dat uitgaat van 70 grondgebonden woningen. Om dit nieuwe bouwplan mogelijk te maken, is in het voorliggende plan de aanduiding "aaneengebouwd" opgenomen, aldus de raad.
Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het opnemen van de aanduiding "aaneengebouwd" onvoldoende heeft gemotiveerd.
2.15.3. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de aanduiding "aaneengebouwd" rechtsonzeker moet worden geacht. Hiertoe wordt overwogen dat uit de bestemming "Wonen" en de bouwaanduiding "aaneengebouwd" ter plaatse van de gronden ten oosten van de woning aan Deltapark 35, bezien in samenhang met de daarbij behorende planregels, volgt welk type woningen is toegestaan.
2.15.4. Voorts heeft de raad in redelijkheid het plan kunnen vaststellen alvorens een concreet bouwplan voor dit plandeel bekend is. Een bestemmingsplan biedt immers de kaders waarbinnen een concreet bouwplan kan worden gerealiseerd.
2.15.5. Ten aanzien van de vrees van [appellant sub 3] dat zijn uitzicht zal worden aangetast vanwege de aanduiding "aaneengebouwd" ter plaatse van de betreffende gronden, wordt overwogen dat de afstand van de woning van [appellant sub 3] tot aan het plandeel met de bestemming "Wonen" en de aanduiding "aaneengebouwd", gemeten op de verbeelding, ongeveer 44 m bedraagt. Deze afstand is niet ongebruikelijk in het omliggende gebied, waar aaneengebouwde woningen op een kleinere afstand van elkaar staan. De Afdeling ziet daarom geen grond voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de in het plan voorziene aaneengebouwde woningen niet zullen leiden tot een onaanvaardbare aantasting van het uitzicht van [appellant sub 3].
2.15.6. In hetgeen [appellant sub 3] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2.16. De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten van [appellanten sub 1] en De Barkentijn te worden veroordeeld. Voor een proceskostenveroordeling ten aanzien van [appellant sub 3] bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart de beroepen van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] en de vereniging Kopersvereniging De Barkentijn gedeeltelijk gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente 's-Hertogenbosch van 8 juni 2011 tot vaststelling van het bestemmingsplan "De Groote Wielen" voor zover daarin niet is voorzien in bepalingen waaruit de maximale bouwhoogte volgt voor het plandeel met de bestemming "Wonen" aan de oostzijde van de Indigoweg;
III. draagt de raad van de gemeente 's-Hertogenbosch op om binnen 16 weken na verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit tot vaststelling van het onder II genoemde onderdeel van het plan te nemen en dit vervolgens op de wettelijk voorgeschreven wijze en binnen de daarvoor geldende termijn bekend te maken en mede te delen;
IV. verklaart de beroepen van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] en de vereniging Kopersvereniging De Barkentijn voor het overige en het beroep van [appellant sub 3] geheel ongegrond;
V. veroordeelt de raad van de gemeente 's-Hertogenbosch tot vergoeding van bij [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 912,72 (zegge: negenhonderdtwaalf euro en tweeënzeventig cent), waarvan € 874,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander en tot vergoeding van bij de vereniging Kopersvereniging De Barkentijn in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 38,72 (zegge: achtendertig euro en tweeënzeventig cent);
VI. gelast dat de raad van de gemeente 's-Hertogenbosch aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van € 152,00 (zegge: honderdtweeënvijftig euro) voor [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander, en € 302,00 (zegge: driehonderdtwee euro) voor de vereniging Kopersvereniging De Barkentijn.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, voorzitter, en mr. E. Helder en mr. J. Kramer, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.I. Slagt, ambtenaar van staat.
w.g. Kranenburg w.g. Slagt
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2012