ECLI:NL:RVS:2012:BX3219

Raad van State

Datum uitspraak
23 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201205425/2/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
  • T.L.J. Drouen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan "Molenweg e.o." van de gemeente Lansingerland

Op 29 maart 2012 heeft de raad van de gemeente Lansingerland het bestemmingsplan "Molenweg e.o." vastgesteld. Tegen dit besluit heeft de verzoeker, wonend te Berkel en Rodenrijs, op 29 mei 2012 beroep ingesteld bij de Raad van State. De verzoeker heeft verzocht om een voorlopige voorziening, die op 13 juli 2012 ter zitting is behandeld. De verzoeker was aanwezig, terwijl de raad werd vertegenwoordigd door mr. W. te Selle. Ook was er een andere partij aanwezig, vertegenwoordigd door mr. W.I. Koelewijn, advocaat te Den Haag.

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De voorzitter heeft vastgesteld dat het bestemmingsplan een juridisch-planologisch kader biedt voor bestaande functies in het plangebied, zonder nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken. De verzoeker betwist de bestemming "Wonen" voor zijn woning en verzoekt om schorsing van het plan, omdat het plan geen vergunningvrije uitbreiding van zijn woning toelaat. Daarnaast verzet hij zich tegen de bestemming "Agrarisch-Glastuinbouw" nabij zijn perceel, omdat dit nieuwe ontwikkelingen zou toelaten.

De raad heeft echter betoogd dat de woning van de verzoeker volledig is ingepast en dat er geen verslechtering van de planologische situatie is. De voorzitter concludeert dat er geen spoedeisend belang bestaat bij het treffen van een voorlopige voorziening, omdat de verzoeker op grond van het overgangsrecht zijn woning mag uitbreiden zoals eerder toegestaan. De voorzitter wijst het verzoek af en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 23 juli 2012.

Uitspraak

201205425/2/R4.
Datum uitspraak: 23 juli 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland,
en
de raad van de gemeente Lansingerland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 maart 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Molenweg e.o." vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 mei 2012, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 28 juni 2012.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 mei 2012, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoeker] heeft nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 juli 2012, waar [verzoeker], in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door mr. W. te Selle, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting als partij gehoord [partij], vertegenwoordigd door mr. W.I. Koelewijn, advocaat te Den Haag, en [gemachtigde].
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in een juridisch-planologisch kader waarin voor bestaande functies in het plangebied een juridische regeling wordt geboden. In het plan wordt een aantal reeds vergunde ontwikkelingen opgenomen en worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.
2.3. [verzoeker] kan zich niet verenigen met het plan, voor zover aan zijn woning op het perceel [locatie A] te Berkel en Rodenrijs de bestemming "Wonen" is toegekend, en verzoekt in zoverre om schorsing van het plan. Hij betoogt in dit verband dat het plan, anders dan het vorige plan, ten onrechte geen vergunningvrije uitbreiding van zijn woning toelaat.
Voorts verzoekt [verzoeker] om schorsing van het plan, voor zover aan de gronden nabij het perceel [locatie B] te Berkel en Rodenrijs de bestemming "Agrarisch-Glastuinbouw" is toegekend. In dit verband betoogt hij dat ter plaatse ten onrechte nieuwe ontwikkelingen, zoals de vestiging van het bedrijf van [partij], mogelijk worden gemaakt, terwijl het plan conserverend van aard is.
2.3.1. De raad stelt dat, anders dan in het vorige plan, de woning op het perceel [locatie A] volledig is ingepast. Op de resterende gronden van [verzoeker] met een woonbestemming mag 150 m2 aan bijgebouwen worden opgericht. Van een verslechtering van de planologische situatie is volgens de raad geen sprake.
De raad stelt voorts dat het plan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt. Met de vestiging van [partij] nabij het perceel [locatie A] wordt volgens de raad slechts de afgeronde vrijstellingsprocedure ingevolge artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening bevestigd.
2.3.2. Ingevolge artikel 29, lid 29.2, onder 29.2.1, van de planregels mag het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, worden voortgezet.
2.3.3. In het vorige plan "Landelijk Gebied 1e herziening" was aan het perceel van [verzoeker] de bestemming "Woondoeleinden" toegekend. Tussen partijen is niet in geschil dat onder de gelding van het vorige plan [verzoeker] zijn woning op de in zijn bouwplan voorgestane wijze mocht uitbreiden, zodat [verzoeker] op grond van het overgangsrecht, als bedoeld in artikel 29, lid 29.2, onder 29.2.1, van de planregels, de onder het vorige plan toegestane en vergunde uitbreiding van zijn woning ongewijzigd mag voortzetten. Inwerkingtreding van het onderhavige plan betekent dan ook niet dat het college van burgemeester en wethouders handhavend kan optreden tegen de uitbreiding van de desbetreffende woning die onder het vorige plan was toegelaten. Onder deze omstandigheden komt de voorzitter tot het oordeel dat in zoverre geen spoedeisend belang bestaat bij het treffen van een voorlopige voorziening.
2.3.4. Voor zover [verzoeker] betoogt dat door de bestemming "Agrarisch-Glastuinbouw" nabij het perceel [locatie B] ten onrechte nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, overweegt de voorzitter dat met het plan is beoogd om hetgeen met het in het verleden genomen vrijstellingsbesluit ter plaatse mogelijk is gemaakt, planologisch vast te leggen. Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting is de voorzitter van oordeel dat het plan op dit punt in aard en omvang geen mogelijkheden biedt die afwijken van hetgeen mogelijk werd gemaakt in het eerder genomen, en in rechte onaantastbare vrijstellingsbesluit. Onder deze omstandigheden sluit de afweging die de raad heeft moeten maken bij de vaststelling van het plan, nauw aan bij de afwegingen die het college van burgemeester en wethouders heeft gemaakt in het kader van de verzochte vrijstelling en ziet de voorzitter voorshands geen reden waarom de raad redelijkerwijs daarbij niet heeft kunnen aansluiten. In zoverre bestaat naar het oordeel van de voorzitter geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van staat.
w.g. Drupsteen w.g. Drouen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2012
375-650.