201204653/1/R4 en 201204653/3/R4.
Datum uitspraak: 27 juli 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellante A], [appellant B], [appellant C], [appellante D] en [appellante E], handelend onder de naam huisartsenpraktijk Veur (hierna: Veur), gevestigd te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg,
de raad van de gemeente Leidschendam-Voorburg,
verweerder.
Bij besluit van 7 februari 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "De Zijde-Duivenvoorde 2012" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft Veur bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 mei 2012, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 mei 2012, heeft Veur de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 juli 2012, waar Veur, vertegenwoordigd door [appellante A], en de raad, vertegenwoordigd door C.M.P. van Noort, werkzaam bij de gemeente, en ir. P. Felix, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting als partij gehoord het Medisch Centrum Haaglanden, locatie Antoniushove (hierna: het MCH), vertegenwoordigd door ir. M.A. Smit en J.L. van Zutphen.
Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. Het plan voorziet in een juridisch-planologisch kader voor onder meer de uitbreiding van het MCH.
2.3. Veur kan zich niet verenigen met bestemming "Groen" op de gronden gelegen aan de Burgemeester Banninglaan 3 te Leidschendam-Voorburg. Volgens hem leidt het plan in zoverre tot sloop van zijn ter plaatse gevestigde huisartsenpraktijk. In tegenstelling tot wat in de plantoelichting staat, wordt volgens Veur zowel met het vaststellen van de gemeentelijke Gebiedsvisie Heuvelweg (hierna: de gebiedsvisie) als met het plan geen recht gedaan aan zijn belang als huurder om de bestaande situatie te handhaven. Daartoe wijst hij op de door hem gedane investeringen. Veur betoogt voorts dat ten onrechte niet alle alternatieve locaties voor vestiging van zijn huisartsenpraktijk binnen de nieuwbouw van het MCH zijn onderzocht.
2.3.1. De raad heeft bij de vaststelling van het plan aangesloten bij de gebiedsvisie, waarin de stedenbouwkundige randvoorwaarden voor de uitbreiding van het MCH zijn opgenomen. Ten tijde van de vestiging van de huisartsenpraktijk in 2004 had het MCH volgens de raad nog geen concrete uitbreidingsplannen. De raad stelt dat de bestemming "Maatschappelijk" vestiging dan wel behoud van de huisartsenpraktijk binnen het nieuwe MCH mogelijk maakt. Op welke wijze de huisartsenpraktijk kan worden ingepast, moet volgens de raad door partijen onderling worden bepaald.
2.3.2. Aan de gronden gelegen aan de Burgemeester Banninglaan 3 te Leidschendam-Voorburg is de bestemming "Groen" toegekend.
Ingevolge artikel 5, lid 5, onder 5.1.1, aanhef en onder e, van de planregels, zijn de voor "Groen" aangewezen gronden bestemd voor in- en uitritten.
Ingevolge artikel 6, lid 6, onder 6.1, sub 6.1.1, aanhef en onder a, zijn de voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden bestemd voor maatschappelijke voorzieningen.
Ingevolge artikel 1, lid 1.60, voor zover hier van belang, wordt onder maatschappelijke voorzieningen verstaan: educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en daaraan ondergeschikte voorzieningen ten behoeve van dienstverlening.
Ingevolge artikel 27, lid 27.2, onder 27.2.1, mag het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, worden voortgezet.
2.3.3. De voorzitter stelt voorop dat de privaatrechtelijke verhoudingen tussen Veur en het MCH, zijnde een huurovereenkomst met betrekking tot de verhuur door het MCH van de huidige locatie van de huisartsenpraktijk, uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening niet van doorslaggevende betekenis zijn. Slechts indien deze van een zodanige aard zijn dat daarmee de realisering van het bestemmingsplan binnen de planperiode niet aannemelijk is, kan hieraan betekenis toekomen. Naar het oordeel van de voorzitter is hiervan niet gebleken.
2.3.4. De voorzitter overweegt dat de raad bij de keuze van de bestemming een afweging dient te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen.
Een van de uitgangspunten van de gebiedsvisie is dat het MCH wordt uitgebreid, en ter plaatse een duurzaam evenwicht ontstaat tussen de bestaande bebouwing, het groen en het water. Uit de gebiedsvisie volgt dat uitbreiding van het MCH nodig is om het ziekenhuis aan te passen aan de huidige eisen van de gezondheidszorg. De gebiedsvisie gaat in dit verband onder meer uit van twee uitbreidingen aan de Burgemeester Banninglaan en aan de Gruttolaan van elk ongeveer 6.000 m2, die tezamen een vierzijdig bouwblok vormen in een groene omgeving. Ter zitting is onweersproken verklaard dat de raad bij het MCH heeft aangedrongen op een toereikende locatie voor de huisartsenpraktijk binnen de nieuwbouw van het MCH.
In hetgeen Veur heeft aangevoerd, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad, na afweging van de betrokken belangen, niet in redelijkheid een groter gewicht heeft kunnen toekennen aan het belang dat is gediend met het in de gebiedsvisie geformuleerde uitgangspunt van een duurzaam evenwicht tussen bebouwing, groen en water, en de in het kader daarvan voorziene uitbreiding van het MCH, dan aan het belang dat is gediend met behoud van de huidige locatie van de huisartsenpraktijk van Veur. In dit verband acht de voorzitter van belang dat het plan, gelet op artikel 6, lid 6.1, onder 6.1.1, aanhef en onder a, in samenhang bezien met artikel 1, lid 1.60, van de planregels, voorziet in de mogelijkheid op de gronden met de bestemming "Maatschappelijk", ter plaatse van het MCH, de werkzaamheden van de huisartsenpraktijk voort te zetten.
Gelet op het voorgaande heeft de raad naar het oordeel van de voorzitter in redelijkheid aan de gronden gelegen aan de Burgemeester Banninglaan 3 de bestemming "Groen" kunnen toekennen.
2.3.5. De voorzitter overweegt ten overvloede dat op grond van het overgangsrecht, als bedoeld in artikel 27, lid 27.2, onder 27.2.1, van de planregels, inwerkingtreding van het plan niet betekent dat Veur het gebruik van zijn huisartsenpraktijk niet mag voortzetten. Overigens heeft het MCH ter zitting verklaard dat op de begane grond van de nieuwbouw van het MCH aan de Burgemeester Banninglaan onder meer is voorzien in de vestiging van voornoemde huisartsenpraktijk. In dit verband heeft het MCH ter zitting toegelicht dat uitbreiding van het ziekenhuis op een zodanige wijze zal plaatsvinden dat voornoemde huisartsenpraktijk zich binnen de nieuwbouw kan vestigen. Daarna wordt de huidige locatie van de huisartsenpraktijk gesloopt om ter plaatse de inrit van de parkeergarage van het MCH te kunnen realiseren. Het MCH heeft ter zitting toegezegd dat gedurende de gehele bouwperiode alternatieve parkeervoorzieningen ten behoeve van de huisartsenpraktijk beschikbaar zijn.
2.4. In hetgeen Veur heeft aangevoerd ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
2.5. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep ongegrond;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van staat.
w.g. Drupsteen w.g. Drouen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2012