ECLI:NL:RVS:2012:BX3893

Raad van State

Datum uitspraak
1 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201204390/3/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke schadevergoedingzaak

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 1 augustus 2012 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep. Het hoger beroep was ingesteld door [verzoeker] tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 18 april 2012, waarin de rechtbank het beroep van [verzoeker] tegen een besluit van de staatssecretaris gegrond had verklaard. Dit besluit, genomen op 2 april 2007, verklaarde het verzoek van [verzoeker] om schadevergoeding niet-ontvankelijk. De rechtbank had de staatssecretaris opgedragen om binnen twee weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van [verzoeker].

Na een aantal procedures, waaronder een uitspraak van de rechtbank op 22 februari 2011, waarin de staatssecretaris werd opgedragen om alsnog een besluit te nemen, heeft de staatssecretaris op 3 maart 2011 het bezwaar van [verzoeker] opnieuw niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft vervolgens op 18 april 2012 het besluit van 3 maart 2011 vernietigd en de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 2.000,00 aan [verzoeker].

In het verzoek om voorlopige voorziening, ingediend op 26 juni 2012, vroeg [verzoeker] de voorzitter om een spoedmaatregel te treffen. De voorzitter heeft echter geoordeeld dat er op dat moment geen sprake meer was van een geding, aangezien er inmiddels een uitspraak was gedaan in het hoger beroep. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 1 augustus 2012.

Uitspraak

201204390/3/A2.
Datum uitspraak: 1 augustus 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te Delft,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 18 april 2012 in zaak nr. 11/2533 in het geding tussen:
[verzoeker]
en
de staatssecretaris.
1. Procesverloop
Bij besluit van 2 april 2007 heeft de staatssecretaris het verzoek van [verzoeker] om schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 22 februari 2011 heeft de algemene bestuursrechter van de rechtbank het beroep van [verzoeker] tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaar tegen het besluit van 2 april 2007 gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen binnen twee weken alsnog een besluit te nemen op dit bezwaar.
Bij besluit van 3 maart 2011 heeft de staatssecretaris het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 18 april 2012 heeft de algemene bestuursrechter van de rechtbank het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 3 maart 2011 vernietigd, het besluit van 2 april 2007 herroepen, bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit, de staatssecretaris veroordeeld tot betaling aan [verzoeker] van een schadevergoeding van € 2.000,00 en de staatssecretaris opgedragen het betaalde griffierecht van € 152,00 aan [verzoeker] te vergoeden. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 april 2012, hoger beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 juni 2012, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
2. Overwegingen
2.1. De voorzitter doet uitspraak zonder zitting.
2.2. Bij uitspraak van heden in zaak nr. 201204390/2/A2, heeft de Afdeling op het hoger beroep beslist. Derhalve is geen sprake meer van een geding. Daarom dient het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening te worden afgewezen.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Jansen, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. Jansen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2012
609.