ECLI:NL:RVS:2012:BX3896

Raad van State

Datum uitspraak
31 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201204768/2/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • C. Sparreboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake ontheffing voor civiel medegebruik van militaire luchtvaartterrein Twenthe

In deze zaak gaat het om een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep dat is ingesteld door de minister van Defensie en de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu tegen een uitspraak van de rechtbank Almelo. De rechtbank had op 28 maart 2012 geoordeeld dat de besluiten van 15 november 2010, waarbij ontheffingen voor civiel medegebruik van het militaire luchtvaartterrein Twenthe waren verleend aan verschillende vliegclubs, ten onrechte niet-ontvankelijk waren verklaard door de minister en de staatssecretaris. De rechtbank oordeelde dat de bezwaartermijn niet correct was vastgesteld en dat de besluiten niet op de juiste wijze bekend waren gemaakt. De minister en de staatssecretaris hebben hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij niet verplicht zouden zijn om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van de vereniging Omwonenden Luchthaven Twente en anderen totdat er een definitieve uitspraak in het hoger beroep is gedaan.

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek behandeld op 19 juli 2012. In zijn overwegingen stelt de voorzitter dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Hij concludeert dat de minister en de staatssecretaris niet hoeven te voldoen aan de uitspraak van de rechtbank, zolang het hoger beroep loopt. De voorzitter oordeelt dat er geen zeer dringende belangen zijn aan de zijde van de vereniging Omwonenden en anderen die een onmiddellijke beslissing rechtvaardigen. Daarom wordt de voorlopige voorziening toegewezen, wat betekent dat de minister en de staatssecretaris geen nieuw besluit hoeven te nemen op het bezwaar van de vereniging totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.

De uitspraak is gedaan op 31 juli 2012 en de voorzitter heeft de beslissing in het openbaar uitgesproken. De zaak betreft belangrijke aspecten van het bestuursrecht, met name de bekendmaking van besluiten en de termijnen voor het indienen van bezwaren.

Uitspraak

201204768/2/A3.
Datum uitspraak: 31 juli 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) hangende het hoger beroep van:
de minister van Defensie en de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 28 maart 2012 in zaak
nr. 11/605 in het geding tussen:
de vereniging Vereniging Omwonenden Luchthaven Twente en anderen (hierna: de vereniging Omwonenden en anderen)
en
de minister en de staatssecretaris.
1. Procesverloop
Bij vier afzonderlijke besluiten van 15 november 2010 hebben de minister en de staatssecretaris aan de leden van de Twentsche Zweefvlieg Club, de Twentsche Radio Modelvliegtuig Club en de Vliegclub Twente, die optreden als gezagvoerders van een luchtvaartuig, en aan de gezagvoerders van luchtvaartuigen van de Nederlandse Academie voor Verkeersvliegers een ontheffing als bedoeld in artikel 34 van de Luchtvaartwet verleend voor het civiele medegebruik van het militaire luchtvaartterrein Twenthe.
Deze besluiten zijn op 22 november 2010 aan de aanvragers toegezonden en gepubliceerd in de Staatscourant van 1 december 2010.
Bij besluit van 4 mei 2011 hebben de minister en de staatssecretaris het door de vereniging Omwonenden en anderen daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij tussenuitspraak van 14 maart 2012 (hierna: de tussenuitspraak), verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank de minister en de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na verzending van deze uitspraak het daarin genoemde gebrek in het besluit van 4 mei 2011 te herstellen en daarvan schriftelijk mededeling te doen aan de rechtbank, zulks met inachtneming van hetgeen de rechtbank in deze uitspraak heeft overwogen.
Bij brief van 21 maart 2012 hebben de minister en de staatsecretaris te kennen gegeven het volgens de rechtbank aanwezige gebrek niet te herstellen.
Bij uitspraak van 28 maart 2012, verzonden op 29 maart 2012, heeft de rechtbank het door de vereniging Omwonenden en anderen tegen het besluit van 4 mei 2011 ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de minister en de staatssecretaris een nieuw besluit op het bezwaar van de vereniging Omwonenden en anderen nemen met inachtneming van hetgeen is overwogen in de tussenuitspraak.
De minister en de staatssecretaris hebben bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 mei 2012, hoger beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hebben de minister en de staatssecretaris de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 19 juli 2012, waar de minister en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door A.J. van Heusden, werkzaam bij het ministerie van Defensie, en B. Simonis, werkzaam bij het ministerie van Infrastructuur en Milieu, bijgestaan door mr. M. Rus-Van der Velde, advocaat te Den Haag, en de vereniging Omwonenden en anderen, vertegenwoordigd door [voorzitter] van de vereniging Vereniging Omwonenden Luchthaven Twente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. De minister en de staatssecretaris hebben het door de vereniging Omwonenden en anderen tegen de besluiten van 15 november 2010 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift van 10 januari 2011 volgens hen te laat is ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Zij hebben het standpunt ingenomen dat de besluiten door toezending daarvan aan de aanvragers op 22 november 2010 op de voorgeschreven wijze zijn bekendgemaakt. Gelet op artikel 6:8, eerste lid, van de Awb is de bezwaartermijn hun inziens op 23 november 2010 gaan lopen en geëindigd op 3 januari 2011. De datum van publicatie in de Staatscourant is niet bepalend voor de aanvang van de bezwaartermijn, aldus de minister en de staatssecretaris.
2.3. De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister en de staatssecretaris er ten onrechte van zijn uitgegaan dat de besluiten van 15 november 2010 bekend dienden te worden gemaakt overeenkomstig artikel 3:41 van de Awb. Hierdoor zijn zij naar het oordeel van de rechtbank uitgegaan van een te vroege aanvangsdatum van de bezwaartermijn en hebben zij volgens de rechtbank het door de vereniging Omwonenden en anderen gemaakte bezwaar tegen deze besluiten ten onrechte wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. Volgens de aangevallen uitspraak dienen de minister en de staatssecretaris alsnog een inhoudelijk besluit te nemen op het bezwaar van de vereniging Omwonenden en anderen.
2.4. De vraag of de rechtbank met juistheid heeft geoordeeld dat de besluiten van 15 november 2010 overeenkomstig artikel 3:42 van de Awb bekend dienden te worden gemaakt, dient in de bodemprocedure te worden beantwoord. Naar het oordeel van de voorzitter valt niet uit te sluiten dat de in hoger beroep bestreden uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven. De voorzitter acht nader onderzoek aangewezen, waartoe de voorlopige voorzieningprocedure zich niet leent. Gelet op het feit dat het verzoek geen verdere strekking heeft dan dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat de minister en de staatssecretaris in afwachting van de uitspraak op het door hen ingestelde hoger beroep geen gevolg hoeven te geven aan de in hoger beroep bestreden uitspraak, voor zover daarin is bepaald dat zij een nieuw besluit op het bezwaar van de vereniging Omwonenden en anderen nemen, kan het worden toegewezen. Nu voorts aan de zijde van de vereniging Omwonenden en anderen geen zeer dringende, spoedeisende belangen aannemelijk zijn gemaakt, die er toe nopen dat hangende het hoger beroep aan de uitspraak van de rechtbank gevolg wordt gegeven, ziet de voorzitter na afweging van alle belangen aanleiding de na te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de minister van Defensie en de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu geen nieuw besluit op het bezwaar van de vereniging Vereniging Omwonenden Luchthaven Twente en anderen hoeven te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Sparreboom
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2012
195-597.