201012528/1/A4.
Datum uitspraak: 8 augustus 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1A] en [appellante sub 1B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]), wonend te Abbenes, gemeente Haarlemmermeer,
2. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 2]), wonend te Abbenes, gemeente Haarlemmermeer,
het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer,
verweerder.
Bij besluit van 16 november 2010 heeft het college aan de Hoofddorpse Luchtvaartclub (hierna: HLC) een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het oprichten en in werking hebben van een vliegterrein voor modelvliegtuigen aan de Dr. Heijelaan ongenummerd te Abbenes, gemeente Haarlemmermeer. Dit besluit is op 19 november 2010 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 december 2010, en [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 december 2010, beroep ingesteld. [appellant sub 2] heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 27 januari 2011.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht.
[appellant sub 1] en het college hebben hun zienswijze daarop naar voren gebracht.
[appellant sub 1] en het college hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 januari 2012, waar [appellant sub 1], in persoon, [appellant sub 2A], in persoon en bijgestaan door mr. A. Barada, en het college, vertegenwoordigd door T.H. van Donge en J. Keijser, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting HLC, vertegenwoordigd door ing. J. den Dekker en R. de Kruijff, gehoord.
Bij tussenuitspraak van 14 maart 2012 in zaak nr.
201012528/1/T1/A4(hierna: de tussenuitspraak) heeft de Afdeling het college opgedragen om binnen zes weken na de verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 16 november 2010 te herstellen.
Bij besluit van 17 april 2012, bij de Raad van State ingekomen op 19 april 2012, heeft het college het besluit van 16 november 2010 gewijzigd.
Bij brieven van 19 april 2012 zijn partijen in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen over het besluit van 17 april 2012 naar voren te brengen.
[appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben geen zienswijze naar voren gebracht.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.
Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
2.1. In de tussenuitspraak is geconcludeerd dat het besluit van 16 november 2010 in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) is voorbereid voor zover de toeslag voor tonaal geluid niet op de juiste wijze is toegepast en voor zover in voorschrift D.9 niet is bepaald dat tijdens het proefdraaien van een modelvliegtuig één modelvliegtuig van hetzelfde type minder in de lucht mag zijn. Hierdoor kunnen bij bepaalde vluchtsamenstellingen van modelvliegtuigen in de lucht overschrijdingen van de geluidgrenswaarden optreden.
In de tussenuitspraak is het college opgedragen binnen zes weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van rechtsoverweging 2.23 van de tussenuitspraak, de gebreken te herstellen.
2.2. Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft het college op 17 april 2012 een nieuw besluit (hierna: het nieuwe besluit) genomen. Bij dit besluit is het besluit van 16 november 2010 ingetrokken en vervangen. Het nieuwe besluit bevat een gewijzigd voorschrift D.9 en een nieuw voorschrift D.11. Voor het overige zijn de rechtsgevolgen van het nieuwe besluit gelijk aan die van het besluit van 16 november 2010. Het nieuwe besluit wordt wat betreft de voorschriften D.9 en D.11, ingevolge de artikelen 6:18, eerste lid, en 6:19, eerste lid, van de Awb, geacht mede onderwerp te zijn van het geding.
[appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben naar aanleiding van het nieuwe besluit geen zienswijze ingediend. De Afdeling leidt hieruit af dat zij tegen die voorschriften geen bezwaar hebben. Dit brengt mee dat hun van rechtswege ontstane beroepen ongegrond zijn.
2.3. Nu het besluit van 16 november 2010 naar aanleiding van de tussenuitspraak is ingetrokken, is het procesbelang van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] komen te vervallen.
2.4. Nu [appellant sub 1] en [appellant sub 2] terecht beroep hebben ingesteld, dient het college ten aanzien van [appellant sub 2] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Ten aanzien van [appellant sub 1] is van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, niet gebleken.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart de beroepen tegen het besluit van 16 november 2010, kenmerk 6336, niet-ontvankelijk;
II. verklaart de beroepen tegen het besluit van 17 april 2012, kenmerk 6336, ongegrond;
III. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer tot vergoeding van bij [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
IV. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor [appellant sub 1A] en [appellante sub 1B] vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander, en € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en mr. S.F.M. Wortmann en mr. W. Sorgdrager, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Van Heusden
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2012