ECLI:NL:RVS:2012:BX3909

Raad van State

Datum uitspraak
1 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201206019/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • M. van Hulst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure betreffende last onder dwangsom opgelegd aan Aluminium & Chemie Rotterdam B.V.

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 1 augustus 2012 uitspraak gedaan op een verzoek van Aluminium & Chemie Rotterdam B.V. (hierna: Aluchemie) om een voorlopige voorziening. Dit verzoek volgde op een besluit van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, dat op 5 april 2012 een last onder dwangsom had opgelegd aan Aluchemie wegens overtreding van artikel 28 van het Besluit bodemkwaliteit. Aluchemie had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij meende dat er spoedeisend belang was bij het treffen van maatregelen.

Tijdens de zitting op 24 juli 2012 werd het verzoek behandeld. Aluchemie werd vertegenwoordigd door mr. drs. M.J. Eurlings en B. Bultena, terwijl het college werd vertegenwoordigd door S. Rondhuis en M. van der Meij. De voorzitter overwoog dat Aluchemie binnen de gestelde termijn van vier maanden een milieuhygiënische verklaring moest indienen en dat de toegepaste bouwstoffen verwijderd moesten worden indien niet kon worden aangetoond dat deze in overeenstemming waren met de regelgeving.

De voorzitter concludeerde dat Aluchemie niet aannemelijk had gemaakt dat er spoedeisend belang was bij het treffen van een voorlopige voorziening met betrekking tot het eerste onderdeel van de last. Echter, gezien het feit dat het college de verklaring nog niet had beoordeeld, was er onzekerheid over de noodzaak tot verwijdering van de bouwstoffen. Daarom werd besloten om het besluit van het college voor het tweede onderdeel van de last te schorsen tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten aan Aluchemie en het griffierecht.

Uitspraak

201206019/1/A4.
Datum uitspraak: 1 augustus 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Aluminium & Chemie Rotterdam B.V. (hierna: Aluchemie), gevestigd te Rotterdam, om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
Aluchemie
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 5 april 2012 heeft het college aan Aluchemie een last onder dwangsom opgelegd wegens overtreding van artikel 28 van het Besluit bodemkwaliteit.
Tegen dit besluit heeft Aluchemie bezwaar gemaakt.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 juni 2012, heeft Aluchemie de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 juli 2012, waar Aluchemie, vertegenwoordigd door mr. drs. M.J. Eurlings vergezeld door B. Bultena, en het college vertegenwoordigd door S. Rondhuis vergezeld door M. van der Meij, beiden werkzaam bij DCMR Milieudienst Rijnmond, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De door het college bij het besluit van 5 april 2012 opgelegde last onder dwangsom bestaat, in de kern weergeven, uit twee onderdelen:
1. Aluchemie moet binnen vier maanden nadat dit besluit in werking is getreden met een milieuhygiënische verklaring, die in overeenstemming met de Regeling bodemkwaliteit en het Besluit bodemkwaliteit is opgesteld, hebben aangetoond dat de op de desbetreffende locatie toegepaste bouwstoffen niet in strijd met artikel 28 van het Besluit bodemkwaliteit zijn toegepast.
2. De toegepaste bouwstoffen moeten binnen de onder 1 vermelde termijn zijn verwijderd, indien Aluchemie niet kan aantonen dat de toepassing ervan geen strijd oplevert met artikel 28 van het Besluit bodemkwaliteit.
2.2. De in het besluit van 5 april 2012 gestelde termijn betekent dat Aluchemie vóór 7 augustus 2012 aan de lasten onder 1 en 2 moet hebben voldaan.
2.3. Aluchemie heeft ter zitting verklaard dat zij binnen voormelde termijn een in overeenstemming met de Regeling bodemkwaliteit en het Besluit bodemkwaliteit opgestelde milieuhygiënische verklaring heeft ingediend bij het college. Zij heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij desondanks spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening, wat betreft onderdeel 1 van de last. De voorzitter ziet in zoverre geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.4. Ter zitting is gebleken dat het college de onder 2.2 bedoelde verklaring nog niet heeft beoordeeld. Nu een door het college verrichte beoordeling van een ter uitvoering van onderdeel 1 van de last aan het college verstrekte verklaring ontbreekt, is onzeker of volgens het college bouwstoffen zijn toegepast die verwijderd moeten worden, zoals is voorgeschreven in onderdeel 2 van de last. De begunstigingstermijn verstrijkt op 7 augustus 2012. Voorts heeft het college desgevraagd verklaard dat het niet bezwaarlijk is indien het besluit van 5 april 2012, wat betreft onderdeel 2 van de last, niet wordt geëffectueerd totdat zes weken zijn verstreken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Gelet hierop en na afweging van de betrokken belangen ziet de voorzitter aanleiding de navolgende voorlopige voorziening te treffen.
2.5. Het college dient ten aanzien van Aluchemie op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 5 april 2012, kenmerk 21339644/220400, voor zover het het in overweging 2.1 vermelde onderdeel 2 van de daarbij opgelegde last onder dwangsom betreft, tot zes weken na de bekendmaking van het besluit op bezwaar, met dien verstande dat indien binnen die termijn wordt verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening, de schorsing doorloopt totdat op dat verzoek is beslist;
II. wijst het verzoek voor het overige af;
III. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Aluminium & Chemie Rotterdam B.V. in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Aluminium & Chemie Rotterdam B.V. het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 310,00 (zegge: driehonderdtien euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M. van Hulst, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Van Hulst
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2012
402.