201110072/1/R1.
Datum uitspraak: 8 augustus 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te Hardenberg,
de raad van de gemeente Hardenberg,
verweerder.
Bij besluit van 5 juli 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Hardenberg, gezondheidspark" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 september 2011, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 juni 2012, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door mr. M. Bekooy, advocaat te Zwolle, en G. Schultink, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het plan voorziet in de realisering van medische en zorggerelateerde voorzieningen in de directe omgeving van het Röpcke-Zweers ziekenhuis en in de mogelijkheid tot uitbreiding van dit ziekenhuis.
2.2. De raad heeft ter zitting betoogd dat het beroep van [appellant] en anderen, voor zover gericht tegen het toekennen van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - maximale bouwbreedte" aan de gronden ten noorden van de Jan Weitkamplaan, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat [appellant] en anderen geen rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang hebben. In dit verband heeft de raad erop gewezen dat [appellant] en anderen geen zicht hebben op de gronden met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - maximale bouwbreedte" en op relatief grote afstand wonen van de gronden met voornoemde aanduiding.
2.2.1. Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening kan door een belanghebbende bij de Afdeling beroep worden ingesteld tegen een besluit omtrent vaststelling van een bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.2.2. De woningen van [appellant] en anderen zijn gelegen op de percelen [8 locaties]. De afstanden tussen deze woningen en de gronden in het plangebied met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - maximale bouwbreedte" binnen de bestemming "Maatschappelijk" zijn ongeveer 70 m, respectievelijk 30, 48, 45, 85, 95, 105 en 125 m. Ter zitting hebben [appellant] en anderen aangeven dat zij vanuit hun woningen zicht hebben op de gronden in het plangebied met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - maximale bouwbreedte". Gelet hierop en gezien de omstandigheid dat sprake is van een open gebied tussen de woningen van [appellant] en anderen en de desbetreffende gronden in het plangebied, is de Afdeling van oordeel dat hun belangen rechtstreeks bij het besluit, voor zover het betreft de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - maximale bouwbreedte", zijn betrokken, zodat zij als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb moeten worden aangemerkt.
2.3. Het beroep van [appellant] en anderen is gericht tegen het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" en de aanduidingen "specifieke bouwaanduiding - maximale bouwbreedte" en "maximale bouwhoogte 15,5 m" tussen de Parallelweg alsmede tegen het plandeel met de bestemming "Verkeer - Verblijf" (hierna: het westelijke gedeelte van het plangebied). Allereerst betogen zij dat, doordat het plan de mogelijkheid biedt om de bebouwingslijn aan de Jan Weitkamplaan op vier plaatsen te doorbreken, het straatbeeld zal worden aangetast, nu op korte afstand van het trottoir massieve bebouwing kan worden gerealiseerd. Zij betogen verder dat de gronden met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - maximale bouwbreedte" ten onrechte niet met bomen worden ingericht.
2.3.1. Door de raad is aangegeven dat de bebouwingslijn aan de Jan Weitkamplaan over de gehele breedte maximaal vier keer kan worden doorbroken, zodat bebouwing op deze plekken tot maximaal 10 m dichter naar de Jan Weitkamplaan toe mag worden gebouwd.
2.3.2. Blijkens de verbeelding is aan een gedeelte van de gronden ten noorden van de Jan Weitkamplaan tussen de Parallelweg en de J.C. Kellerlaan over een breedte van 10 m de bestemming "Maatschappelijk" met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - maximale bouwbreedte" toegekend.
Ingevolge artikel 4, lid 4.1, van de planregels zijn gronden met de bestemming "Maatschappelijk" onder meer bestemd voor voorzieningen op het gebied van de gezondheidszorg en zorggerelateerde functies, groenvoorzieningen, water en parkeervoorzieningen.
Ingevolge lid 4.2, onder a, sub 1, dienen gebouwen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - maximale bouwbreedte" per bouwvlak ten hoogste twee gebouwen met een maximale breedte van 20 m mogen worden gebouwd, gemeten parallel aan de meest zuidelijk gelegen rijbaan (Jan Weitkamplaan).
Ingevolge lid 4.2, onder a, sub 2, bedraagt de bouwhoogte van de gebouwen […] niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte" aangegeven bouwhoogte.
2.3.3. In de plantoelichting staat dat met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - maximale bouwbreedte" is geregeld dat per bouwvlak ten hoogste twee gebouwen met een maximale breedte van 20 m mogen worden gebouwd, gemeten parallel aan de Jan Weitkamplaan. Hiervoor is gekozen om te voorkomen dat de gebouwen over de gehele breedte te dicht op de weg worden gesitueerd alsmede om te verzekeren dat er voldoende ruimte is voor een groene inrichting, aldus de plantoelichting.
2.3.4. Ingevolge artikel 4, lid 4.2, onder a, van de planregels in samenhang bezien met de verbeelding is in het plan vastgelegd dat de bebouwingslijn aan de Jan Weitkamplaan in het westelijke gedeelte van het plangebied over een breedte van ongeveer 120 m ten hoogste twee keer kan worden doorbroken met een gebouw van maximaal 20 m breed en de bebouwingslijn aan de Jan Weitkamplaan tussen het plandeel met de bestemming "Verkeer - Verblijf" en de J.C. Kellerlaan eveneens ten hoogste twee keer over een breedte van ongeveer 145 m.
[appellant] en anderen hebben naar het oordeel van de Afdeling niet aannemelijk gemaakt dat het straatbeeld door het mogelijk maken van bebouwing op korte afstand van de Jan Weitkamplaan ernstig wordt aangetast. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de bebouwingslijn aan de Jan Weitkamplaan over de gehele breedte van ongeveer 265 m vier keer kan worden doorbroken en de bebouwing op deze plekken tot maximaal 10 m dichter naar de Jan Weitkamplaan toe mag worden gebouwd. In de plantoelichting staat verder dat het het uitgangspunt is om het gezondheidspark zichtbaar te maken vanaf de J.C. Kellerlaan en de Jan Weitkamplaan. Voorts wordt van belang geacht dat de raad ter zitting heeft aangegeven dat op de gronden tussen de bebouwing aan de Jan Weitkamplaan groenvoorzieningen gerealiseerd zullen worden en dat tussen de bebouwing doorkijken behouden blijven.
2.3.5. Ten aanzien van het betoog van [appellant] en anderen dat de gronden met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - maximale bouwbreedte" ten onrechte niet met bomen worden ingericht, overweegt de Afdeling dat dit betoog geen betrekking heeft op het plan zelf maar op de uitvoering daarvan en dat uitvoeringsaspecten in de bestemmingsplanprocedure niet aan de orde kunnen komen. Voorts overweegt de Afdeling dat ingevolge artikel 4, lid 4.1, van de planregels groenvoorzieningen zijn toegestaan op gronden met de bestemming "Maatschappelijk" en dat het, gelet op hetgeen in 2.3.4. is overwogen, de bedoeling van de raad is om op de gronden tussen de voorziene bebouwing aan de Jan Weitkamplaan groenvoorzieningen te realiseren.
2.4. [appellant] en anderen betogen voorts dat door het plan hun woon- en leefklimaat wordt aangetast, nu in het westelijke deel van het plangebied een maximale bouwhoogte van 15,5 m is toegestaan. In dit verband wijzen zij op het belang van privacy van de bewoners en op de aantasting van het open gebied.
2.4.1. Blijkens de verbeelding is aan een deel van het westelijke gedeelte van het plangebied de bestemming "Maatschappelijk" met de aanduiding "maximale bouwhoogte 15,5 m" toegekend en is aan de gehele rand van het westelijke gedeelte van het plangebied de bestemming "Groen" toegekend. Verder is aan het zuidwestelijke deel van het plangebied de bestemming "Maatschappelijk" met de aanduiding "maximale bouwhoogte 8 m" toegekend.
2.4.2. De afstanden tussen de woningen van [appellant] en anderen en het bouwvlak van het plandeel "Maatschappelijk" met de aanduiding "maximale bouwhoogte 15,5 m" voor de gronden in het westelijke gedeelte van het plangebied bedragen blijkens de verbeelding ongeveer 110 m, respectievelijk 69, 90, 32, 76, 88, 89 en 92 m.
2.4.3. De Afdeling overweegt dat enige verslechtering van het woon- en leefklimaat van [appellant] en anderen, gelet op het feit dat de gronden in het plangebied thans bijna geheel onbebouwd zijn, niet uit te sluiten is. In dit verband wordt echter van belang geacht dat de woningen van [appellant] en anderen op een afstand van minimaal 32 m staan ten opzichte van het plandeel met de aanduiding "maximale bouwhoogte 15,5 m" en dat geen blijvend recht op een vrij uitzicht bestaat. Verder wordt van belang geacht dat in het zuidwestelijke deel van het plangebied een maximale bouwhoogte van 8 m is toegestaan en dat ten westen van het gehele plangebied een groenstrook zal worden gerealiseerd met een breedte van 10 m. Ter zitting is door de raad aangegeven dat deze groenstrook zal worden opgehoogd en dat in samenspraak met de omwonenden beplanting zal worden geplant die voor een belangrijk deel het zicht wegneemt op de voorziene bebouwing en vanuit deze bebouwing op de bestaande woningen.
Gelet op het voorgaande heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan in zoverre niet leidt tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van [appellant] en anderen.
2.4.4. Voor zover [appellant] en anderen betogen dat gebouwen van 15,5 m niet passen in de omgeving, overweegt de Afdeling dat de raad heeft aangegeven dat gekozen is voor een maximale bouwhoogte van 15,5 m om een vloeiende overgang mogelijk te maken van de bestaande bebouwing op het ziekenhuisterrein, welke bebouwing een hoogte heeft van maximaal 25 m, naar de bestaande woningen ten westen van het plangebied. Voorts heeft de raad ter zitting aangegeven dat in de omgeving nog andere gebouwen aanwezig zijn met een bouwhoogte van ongeveer 15 m. De Afdeling ziet in hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid deze keuze heeft kunnen maken.
2.5. In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Het beroep van [appellant] en anderen is ongegrond.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.G.C. Wiebenga, voorzitter, en mr. E. Helder en mr. J. Kramer, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J.G. Driessen, ambtenaar van staat.
w.g. Wiebenga w.g. Driessen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2012