ECLI:NL:RVS:2012:BX3962

Raad van State

Datum uitspraak
8 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201202216/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • P.A. Melse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Eschmarke Zuid Oost 2010 en de gevolgen voor de woningwaarde en privacy van appellante

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 8 augustus 2012 uitspraak gedaan over het bestemmingsplan "Eschmarke Zuid Oost 2010" dat op 19 december 2011 door de raad van de gemeente Enschede is vastgesteld. Appellante, wonend te Enschede, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij van mening is dat de in het plan voorziene bebouwing ten noorden van haar perceel in strijd is met het beleid voor de omgeving van de Broekheenseweg. Appellante stelt dat het plan leidt tot een verdichting van bebouwing en aantasting van het open binnenterrein, wat in strijd zou zijn met de bestaande ruimtelijke opzet en het Groenstructuur Actieplan.

De raad van de gemeente Enschede heeft echter betoogd dat het plan in overeenstemming is met de gewenste ontwikkeling van het plangebied en dat de planologische inrichting van de Driehoek, waar het plan betrekking op heeft, juist aansluit bij de bebouwde gronden eromheen. De Afdeling heeft overwogen dat de raad zich bij het vaststellen van het plan heeft gebaseerd op het beleid "Sprekend Enschede, Gids voor ruimtelijke kwaliteit" en dat er geen concrete beleidsregels zijn die de vaststelling van het bestemmingsplan in de weg staan.

Daarnaast heeft appellante aangevoerd dat de bouw van twee vrijstaande woningen tegenover haar perceel haar uitzicht en privacy aantast. De raad heeft echter gesteld dat de gevolgen voor het uitzicht en de privacy aanvaardbaar zijn, gezien de afstand tussen de woningen en het perceel van appellante. Ook de vrees voor waardevermindering van haar woning werd door de raad niet onderbouwd, aangezien het al mogelijk was om woningen te realiseren op de betreffende locatie. De Afdeling heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

Uitspraak

201202216/1/R1.
Datum uitspraak: 8 augustus 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht, in het geding tussen:
[appellante], wonend te Enschede,
en
de raad van de gemeente Enschede,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 19 december 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Eschmarke Zuid Oost 2010" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 maart 2012, beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De raad en [appellante] hebben toestemming als bedoeld in artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht verleend, waarna de Afdeling het onderzoek heeft gesloten.
2. Overwegingen
2.1. Het plan voorziet in een actuele planologische regeling voor de gronden gelegen in de uiterste zuidoosthoek van de wijk De Eschmarke en omvat de wijkdelen Oikos, Beekveld, Broekheense en Eilermarke. Het plan is overwegend conserverend van aard, maar maakt ook nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk.
2.2. Het beroep van [appellante] is gericht tegen het plandeel "Wonen" voor twee percelen ten noorden van haar perceel [locatie] te Enschede.
2.3. [appellante] betoogt dat de in het plan voorziene bebouwing ten noorden van haar perceel in strijd is met het beleid voor de omgeving van de Broekheenseweg. Daartoe voert zij aan dat uit de plantoelichting blijkt dat in dit gebied een lage bebouwingsdichtheid gehandhaafd moet worden, met gebouwen langs de randen, maar dat de binnenterreinen open moeten blijven. Tevens wijst zij in dit kader naar het Groenstructuur Actieplan (hierna: GRAP) en de welstandsnota "Vrije landelijke bebouwing". Het plan voorziet in een verdichting van bebouwing en in de aantasting van het open binnenterrein, aldus [appellante].
2.3.1. Volgens de raad is het plan in overeenstemming met de gewenste ontwikkeling van het plangebied. De zogenoemde Driehoek - het deel van het plangebied dat gelegen is tussen de Schipholtstraat, de Broekheenseweg en de Keppelerdijk - is meer in de invloedsfeer van de stad komen te liggen door de ontwikkeling van de nabijgelegen wijkdelen Oikos, Beekveld en Eilermarke. Tevens wijst de raad er op dat de planologische inrichting van de Driehoek in overeenstemming is met het uitgangspunt van een onbebouwd binnengebied met daaromheen bebouwde gronden.
2.3.2. Blijkens de plantoelichting heeft de raad zich bij het vaststellen van het plan gebaseerd op het beleid "Sprekend Enschede, Gids voor ruimtelijke kwaliteit". Het beleid voor de Driehoek is gericht op het respecteren van de bestaande ruimtelijke opzet alsook op het introduceren van nieuwe ruimtelijke elementen.
Uit de plantoelichting volgt dat het gehele gebied dat tot de Driehoek wordt gerekend in het voorgaande globale bestemmingsplan "De Eschmarke" een woonbestemming had. Ten tijde van de onderhavige bestemmingsplanprocedure was de bebouwing grotendeels langs de randen gesitueerd en waren de gronden in het midden van de Driehoek feitelijk niet bebouwd. Aan de gronden in het midden van de Driehoek heeft de raad in het plan de bestemming "Groen" toegekend. Aan twee niet bebouwde percelen ten noorden van het perceel van [appellante] heeft de raad in het plan de bestemming "Wonen" toegekend, waarop volgens de plantoelichting maximaal 19 woningen kunnen worden gebouwd. Deze gronden zijn gesitueerd aan de noordoostelijke rand van de Driehoek. In hetgeen [appellante] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het plan in zoverre niet in overeenstemming is met het beleid "Sprekend Enschede, Gids voor ruimtelijke kwaliteit".
Ten aanzien van het door [appellante] aangehaalde beleid overweegt de Afdeling als volgt. In het GRAP wordt geen concreet beleid geformuleerd voor het plangebied. Verder bevat de welstandsnota "Vrije landelijke bebouwing" criteria voor de toetsing van bouwplannen door de welstandscommissie. Dit beleid heeft derhalve geen betrekking op de vaststelling van bestemmingsplannen.
2.4. [appellante] betoogt voorts dat de in het plan voorziene bouw van twee vrijstaande woningen tegenover haar perceel tot gevolg heeft dat haar uitzicht en privacy worden aangetast.
2.4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de gevolgen van het plan voor het uitzicht en de privacy van [appellante] niet van dien aard zijn dat dit leidt tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van haar perceel.
2.4.2. De afstand tussen het perceel van [appellante] en de twee woningbouwlocaties bedraagt respectievelijk ongeveer 18 en 20 m. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de gevolgen van het plan voor het uitzicht en de privacy van [appellante] aanvaardbaar zijn. Bij haar oordeel betrekt zij de omstandigheid dat de woning van [appellante] gesitueerd is in stedelijk gebied in de nabijheid van andere woningen.
2.5. [appellante] voert voorts aan dat de in het plan voorziene ontwikkelingen tot gevolg hebben dat haar woning in waarde daalt.
2.5.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het reeds op grond van het voorgaande planologisch regime mogelijk was om ten noorden van het perceel van [appellante] woningen te realiseren. Het is niet waarschijnlijk dat [appellante] planschade lijdt, aldus de raad.
2.5.2. Wat de eventueel nadelige invloed van het plandeel op de waarde van het perceel van [appellante] betreft, bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plandeel aan de orde zijn.
2.6. In hetgeen [appellante] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich in zoverre niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep is ongegrond.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Melse
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2012
191-739.