ECLI:NL:RVS:2012:BX3963

Raad van State

Datum uitspraak
8 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201205237/3/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • J.A.A. van Roessel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de uitspraak inzake bestuurlijke handhavingsmiddelen voor een dierenpension

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant A] en [appellante B] tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Almelo. De voorzieningenrechter had op 9 mei 2012 een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Hof van Twente vernietigd, dat een last onder dwangsom had opgelegd aan [wederpartij] met betrekking tot een dierenpension aan de [locatie] te Ambt Delden. Het college had eerder op 6 oktober 2011 het verzoek van [appellant] om handhavingsmiddelen afgewezen, maar na bezwaar van [appellant] werd dit besluit op 27 maart 2012 herzien. De voorzieningenrechter oordeelde dat de opgelegde dwangsom van € 5.000,- per overtreding te laag was en dat het college een nieuw besluit moest nemen. [appellant] ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het college verplicht was om een maximaal te verbeuren bedrag aan de dwangsom te verbinden, zoals voorgeschreven in de Algemene wet bestuursrecht. [appellant] betoogde dat de hoogte van de dwangsom onvoldoende stimulans bood om de overtreding te beëindigen, maar de Raad van State oordeelde dat het college de hoogte van de dwangsom had gebaseerd op een redelijke berekening van het financieel voordeel dat de overtreding opleverde. De Raad van State concludeerde dat er geen concrete aanknopingspunten waren om te oordelen dat de dwangsom te laag was en bevestigde de uitspraak van de voorzieningenrechter, voor zover deze was aangevochten.

De beslissing van de Raad van State werd uitgesproken in naam der Koningin en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gedaan op 8 augustus 2012.

Uitspraak

201205237/3/A4.
Datum uitspraak: 8 augustus 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellante B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te Ambt Delden, gemeente Hof van Twente,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Almelo van 9 mei 2012 in zaak nrs. 12/411 en 12/412 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te Ambt Delden, gemeente Hof van Twente,
en
het college van burgemeester en wethouders van Hof van Twente.
1. Procesverloop
Bij besluit van 6 oktober 2011 heeft het college het verzoek van [appellant] om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen met betrekking tot het dierenpension van [wederpartij] aan de [locatie] te Ambt Delden afgewezen.
Bij besluit van 27 maart 2012 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en aan [wederpartij] een last onder dwangsom opgelegd.
Bij uitspraak van 9 mei 2012, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 27 maart 2012 vernietigd, het besluit van 6 oktober 2010 herroepen, bepaald dat [wederpartij] vanaf 15 juni 2012 een dwangsom verbeurt van € 5.000,- per keer dat vanwege het college wordt geconstateerd dat zich in de inrichting aan de [locatie] te Ambt Delden meer dan 20 pensionhonden, 10 asielhonden of 50 fokhonden bevinden, het maximaal te verbeuren bedrag op € 15.000,- met een submaximum van € 5.000,- per week bepaald en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 mei 2012, hoger beroep ingesteld.
Desgevraagd hebben partijen toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), om in het geding uitspraak te doen zonder zitting. Vervolgens heeft de Afdeling bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. [appellant] betoogt dat de voorzieningenrechter in redelijkheid geen maximaal te verbeuren bedrag aan de opgelegde last onder dwangsom had mogen verbinden. Dit betoog faalt, reeds omdat het college ingevolge artikel 5:32b, tweede lid, van de Awb gehouden was een bedrag vast te stellen waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd.
2.2. [appellant] betoogt verder dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat de dwangsom te laag is. Daartoe voert hij aan dat een dwangsom van € 5.000,- geen stimulans zal zijn om de overtreding ongedaan te maken.
2.2.1. De voorzieningenrechter heeft aansluiting gezocht bij de berekening van het college. Het college heeft de hoogte van de dwangsom gebaseerd op het geschatte financiële voordeel dat de overtreding oplevert en tevens beoogd een voldoende financiële prikkel te geven om de overtreding te beëindigen. Daarbij is het college uitgegaan van een winst van € 10,- per hond per dag en van de aanwezigheid van 73 pensionhonden meer dan toegestaan gedurende zeven dagen in de week. Het college heeft toegelicht dat bij deze berekening is uitgegaan van het aantal honden dat bij de constatering van de overtreding binnen de inrichting aanwezig was.
2.2.2. [appellant] heeft geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat de hoogte van de dwangsom, zoals vastgesteld op de in overweging 2.2.1 vermelde wijze, voor [wederpartij] onvoldoende stimulans is om de overtreding ongedaan te maken. In dat verband wordt opgemerkt dat, indien de last is uitgewerkt, maar niet heeft geleid tot beëindiging van de overtreding, [appellant] het college kan verzoeken een nieuwe last op te leggen.
Gelet op voorgaande bestaat geen grond voor het oordeel dat de hoogte van de door de voorzieningenrechter vastgestelde dwangsom onredelijk laag is. Het betoog faalt
2.3. Het hoger beroep van [appellant] is ongegrond. De aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Van Roessel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2012
457-720.