ECLI:NL:RVS:2012:BX4625

Raad van State

Datum uitspraak
7 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201205681/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.G.J. Parkins-de Vin
  • C.C.V. Fenwick
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Centerpoort-Noord te Duiven

Op 21 mei 2012 heeft de raad van de gemeente Duiven het bestemmingsplan "Centerpoort-Noord" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft de verzoeker op 6 juni 2012 beroep ingesteld bij de Raad van State en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft het verzoek op 25 juli 2012 ter zitting behandeld, waar zowel de verzoeker als de raad, vertegenwoordigd door mr. P.C.M. Heinen, aanwezig waren. Ook was ir. A. Kuijper als vertegenwoordiger van de Parkeer Voorziening ter zitting aanwezig.

De voorzitter overweegt dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Het bestemmingsplan voorziet in de aanleg van een bewaakt parkeerterrein voor circa 230 vrachtwagens met een bijbehorende restauratieve voorziening, gelegen op een oppervlakte van 3,3 hectare. De verzoeker betwist de ligging van het plangebied en stelt dat het niet correct is beschreven, aangezien het gebied door agrarisch open komgebied loopt en op 150 meter afstand van een woning ligt. De verzoeker stelt ook dat het plangebied ten onrechte is uitgezonderd van het zoekgebied voor bedrijventerrein bij Centerpoort-Noord, dat tot 2021-2025 'on-hold' is gezet.

De voorzitter concludeert dat de plantoelichting geen juridisch bindend onderdeel van het plan is en ziet geen aanleiding om het besluit te schorsen. De raad heeft ter zitting verklaard dat de aanwijzing tot zoekgebied voor bedrijventerrein is te herleiden tot de Structuurvisie Duiven van 14 december 2009. De voorzitter acht het niet onaannemelijk dat de motivering van de raad om het zoekgebied voor bedrijventerreinen met 0,7 hectare te overschrijden, aanvaardbaar is in de bodemprocedure. De voorzitter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201205681/2/R2.
Datum uitspraak: 7 augustus 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Duiven,
en
de raad van de gemeente Duiven,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 21 mei 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Centerpoort-Noord" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 juni 2012, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 25 juli 2012, waar [verzoeker] en de raad, vertegenwoordigd door mr. P.C.M. Heinen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting als partij gehoord [Parkeer Voorziening], vertegenwoordigd door ir. A. Kuijper.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in de aanleg van een bewaakt parkeerterrein voor circa 230 vrachtwagens met een bijbehorende restauratieve voorziening. Het plangebied heeft een oppervlakte van 3,3 hectare en grenst aan het bedrijventerrein Centerpoort-Noord.
2.3. [verzoeker] stelt dat de ligging van het plangebied onjuist is beschreven nu niet is vermeld dat het gebied door het agrarisch open komgebied loopt en op een afstand van 150 meter grenst aan een woning.
Voorts begrijpt de voorzitter het betoog van [verzoeker] aldus dat het plangebied ten onrechte is uitgezonderd van het zoekgebied voor bedrijventerrein bij Centerpoort-Noord dat 'on-hold' is gezet tot 2021-2025.
Tot slot stelt [verzoeker] dat de raad zich bij de vaststelling van het plan niet heeft gehouden aan de relevante regelgeving betreffende de inbreiding en de afronding van bedrijventerreinen alsmede het openhouden van het agrarisch komgebied. In dat verband stelt [verzoeker] dat het industrieterrein aan de Roelofshoeve een geschiktere locatie is, waar thans 15 hectare direct uitgeefbaar is.
2.4. In de plantoelichting is de ligging en de begrenzing van het plangebied beschreven. Daargelaten de vraag omtrent de juistheid van deze omschrijving, wordt overwogen dat de plantoelichting geen juridisch bindend onderdeel van het plan uitmaakt. De voorzitter ziet in dit betoog dan ook geen aanleiding om het bestreden besluit te schorsen.
2.4.1. Niet in geschil is dat het plan het zoekgebied voor bedrijventerrein met 0,7 hectare overschrijdt. Ter zitting heeft de raad hieromtrent gesteld dat de aanwijzing tot zoekgebied voor bedrijventerrein is te herleiden tot de Structuurvisie Duiven van 14 december 2009. Om van het zoekgebied te kunnen afwijken was, aldus de raad ter zitting, ten tijde van de vaststelling van het plan op basis van de Ruimtelijke Verordening Gelderland een ontheffing van gedeputeerde staten vereist. Bij de vaststelling van het plan is door de raad evenwel vooruitgelopen op de herziening van de Ruimtelijke Verordening Gelderland die op 27 juni 2012 is vastgesteld en op 18 juli 2012 in werking is getreden. Hetgeen is opgenomen in de Structuurvisie Duiven is in de Ruimtelijke Verordening Gelderland geïmplementeerd in artikel 2.6, aldus de raad. In dit artikel is opgenomen dat van de begrenzing van een zoekgebied voor bedrijventerreinen - onder de daar genoemde voorwaarden - kan worden afgeweken. Een ontheffing van gedeputeerde staten is derhalve niet langer vereist. De raad heeft ter zitting uiteengezet dat aan bedoelde voorwaarden wordt voldaan, aangezien de benodigde gronden niet volledig binnen het zoekgebied konden worden verworven en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse verbetert doordat niet meer aan de kant van de weg zal worden geparkeerd. Voorts heeft de raad ter zitting aangevoerd dat het college van gedeputeerde staten van Gelderland tijdens het vooroverleg met betrekking tot het plan heeft aangegeven dat zou worden meegewerkt aan het verlenen van een ontheffing indien hiertoe een aanvraag zou worden ingediend. [verzoeker] heeft dit niet gemotiveerd bestreden.
Gelet op het voorgaande acht de voorzitter niet onaannemelijk dat de motivering van de raad om in dit geval het zoekgebied voor bedrijventerreinen met 0,7 hectare te overschrijden, mede bezien in het licht van artikel 2.6 van de Ruimtelijke Verordening Gelderland van 27 juni 2012, in de bodemprocedure aanvaardbaar wordt geacht.
2.4.2. Ten aanzien van het betoog van [verzoeker] dat niet is voldaan aan de regels van inbreiding en afronding van bedrijventerreinen wordt overwogen dat in de plantoelichting staat dat het plan is getoetst aan de zogenoemde SER-ladder, waarin een aantal criteria is geformuleerd die voorkomen dat er een nieuw bedrijventerrein wordt aangelegd voordat alle mogelijkheden op bestaande bedrijventerreinen worden benut. [verzoeker] heeft de deugdelijkheid van deze toets niet bestreden. Voorts heeft [verzoeker] naar het oordeel van de voorzitter ontoereikend weersproken het standpunt van de raad dat met het plan de relevante zichtlijnen in het agrarisch open komgebied behouden blijven.
2.4.3. Voor de vraag of plannen voor bedrijfsontwikkeling op bedrijventerreinen kunnen doorgaan of 'on-hold' worden gezet, wordt blijkens het Regionaal Programma Bedrijventerreinen Stadsregio Arnhem-Nijmegen van 15 december 2011 onder meer gekeken naar de vraag- en aanbodsituatie in de subregio, de verworven grondposities, de mate van planvorming en het regionaal belang. Hetgeen [verzoeker] heeft aangevoerd biedt geen grond voor het oordeel dat het plangebied ten onrechte is uitgezonderd van het overige deel van het bedrijventerrein Centerpoort-Noord, dat blijkens vorengenoemd Regionaal Programma 'on-hold' is gezet.
2.4.4. Wat betreft de door [verzoeker] aangedragen alternatieve locatie aan de Roelofshoeve overweegt de voorzitter allereerst dat de raad bij de keuze van de bestemming een afweging dient te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beoordelingsvrijheid. De voor- en nadelen van de alternatieven dienen in die afweging te worden betrokken. Ter zitting heeft de raad nader toegelicht dat op het industrieterrein Roelofshoeve bedrijven in zware milieucategorieën zijn gevestigd en dat de bereikbaarheid ten opzichte van de locatie Centerpoort-Noord ongunstiger is. Gelet op het voorgaande verwacht de voorzitter niet dat de voorgestelde alternatieven de Afdeling aanleiding zullen geven voor het oordeel dat de raad het plan niet in redelijkheid in de door hem gekozen vorm heeft kunnen vaststellen.
2.5. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek dient te worden afgewezen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. C.C.V. Fenwick, ambtenaar van staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Fenwick
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2012
608.