201201934/1/R2.
Datum uitspraak: 15 augustus 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Oostkapelle, gemeente Veere,
de raad van de gemeente Veere,
verweerder.
Bij besluit van 15 december 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Kampeerterreinen 2011" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 februari 2012, beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 juli 2012, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. M.J. Spierdijk, werkzaam bij de gemeente, is verschenen. Voorts is ter zitting Camping Westhove, vertegenwoordigd door J.I.A. Leidekkers en A.P.I.J. Leidekkers, verschenen.
2.1. Het plan voorziet in een actuele juridisch-planologische regeling voor alle reguliere kampeerterreinen in de gemeente Veere. Het plan voorziet onder meer in een uitbreiding van camping Westhove in noordelijke richting. [appellant] exploiteert op zijn perceel ten noordoosten van camping Westhove de minicamping Westerhoeve.
2.2. [appellant] kan zich niet met plan verenigen voor zover daarin wordt voorzien in de uitbreiding van camping Westhove. Hij betoogt dat het plan niet voldoet aan de vereisten van een goede ruimtelijke ordening, omdat het verblijfklimaat ter plaatse van zijn perceel [locatie] wordt aangetast. Hij voert hiertoe aan dat het uitzicht vanaf de door hem geëxploiteerde minicamping zal worden belemmerd door de aanleg van hoge houtwallen rondom camping Westhove. Hij voert tevens aan dat de gasten die op zijn minicamping verblijven een toename van geluidhinder zullen ondervinden, omdat camping Westhove vlak nabij zijn perceelgrens komt te liggen. Hij betoogt voorts dat het plan in strijd is met het beleid van de provincie Zeeland en de gemeente Veere, dat naar hij stelt is gericht op het handhaven van het open landschap. [appellant] stelt tenslotte dat ten onrechte reeds is begonnen met de uitvoering van het plan.
2.3. Ingevolge de verbeelding is aan een ongeveer 15 meter brede strook aan de oostzijde van de in het plan voorziene uitbreiding van camping Westhove (hierna: de groenstrook) de bestemming "Groen" toegekend.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de voor "Groen" aangewezen gronden bestemd voor opgaande beplantingen ten behoeve van een adequate groene omzoming van kampeerterreinen en parkeerterreinen.
2.4. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 15 december 2010 in zaak nr.
200905577/1/R2), bestaat er geen blijvend recht op vrij uitzicht. Gelet op de afstand van ongeveer 200 meter tussen de in het plan voorziene groenstrook en minicamping Westerhoeve, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het uitzicht vanaf minicamping Westerhoeve niet zodanig zal worden aangetast dat om die reden de groenstrook niet mogelijk mocht worden gemaakt op de wijze als in het plan voorzien. De Afdeling neemt daarbij in aanmerking dat de raad ter zitting onweerspoken heeft gesteld dat vanaf minicamping Westerhoeve reeds in de huidige situatie geen vrij uitzicht bestaat vanwege de omliggende bosschages. Het betoog faalt.
Voor zover [appellant] heeft aangevoerd dat hij en de gasten die op zijn minicamping verblijven geluidoverlast zullen ondervinden omdat camping Westhove dicht op zijn perceel komt te liggen, overweegt de Afdeling dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij hierdoor een zodanige geluidoverlast zullen ondervinden dat de raad daarom niet in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen. Hierbij is mede in aanmerking genomen dat in verband met de brandveiligheid een gedeeltelijke herschikking van standplaatsen zal plaatsvinden waardoor het aantal standplaatsen op het deel van camping Westhove dat het meest nabij het perceel van [appellant] is gelegen, zal verminderen van 57 naar 29 standplaatsen. Ook in zoverre faalt het betoog.
Ter zitting heeft de raad onweersproken gesteld dat de gemeente noch de provincie Zeeland beleid voert dat is gericht op het handhaven van het open landschap en dat van toepassing is op de onderhavige situatie. De raad heeft overigens toegelicht dat camping Westhove in de huidige situatie aan de noord- en oostzijde onvoldoende landschappelijk is ingepast en dat het plan daarom voorziet in een groene randzone van opgaande beplanting. Het betoog ten aanzien van het beleid inzake het behoud van het open landschap mist derhalve feitelijke grondslag.
Ten aanzien van het betoog dat ten onrechte reeds is begonnen met de uitvoering van het plan, overweegt de Afdeling dat deze beroepsgrond geen betrekking heeft op de planregels of de verbeelding. De uitvoering van het plan, wat daarvan ook zij, valt buiten het beoordelingskader van deze procedure. Het betoog faalt.
2.5. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Broekman
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2012