201203097/1/R2.
Datum uitspraak: 15 augustus 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Middelburg,
de raad van de gemeente Middelburg,
verweerder.
Bij besluit van 13 juli 2010 heeft de raad de aanvraag van [appellant] om het bestemmingsplan "Klarenbeek" te herzien ten behoeve van de bouw van een vrijstaande woning op het perceel tussen [2 locaties] (hierna: het perceel) afgewezen.
Bij besluit van 24 januari 2011, verzonden op 4 februari 2011, heeft de raad het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 13 juli 2010 met een nadere motivering gehandhaafd en het verzoek van [appellant] om vergoeding van de in de bezwaarfase gemaakte kosten afgewezen.
Bij brief, bij de rechtbank Middelburg ingekomen op 21 maart 2011, heeft [appellant] hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft dit beroep aan de Afdeling doorgezonden.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 juni 2012, waar [appellant], bijgestaan door mr. K.M. Moeliker, advocaat te Middelburg, en de raad, vertegenwoordigd door L.D. Huibregtse, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. [appellant] betoogt dat de raad, anders dan uit het hem toegezonden afschrift van het raadsbesluit blijkt, in zijn vergadering van 24 januari 2011 heeft besloten overeenkomstig het oorspronkelijke raadsvoorstel van 28 december 2010 dat ertoe strekt het besluit van 13 juli 2010 te herroepen. [appellant] voert hiertoe aan dat in de besluitenlijst van de raadsvergadering het dictum van het oorspronkelijke raadsvoorstel is vermeld.
2.1.1. Uit de notulen van de raadsvergadering van 24 januari 2011 blijkt niet dat de raad heeft besloten overeenkomstig het oorspronkelijke raadsvoorstel. Het moet er voor worden gehouden dat de besluitenlijst in zoverre een onjuistheid bevat. Er is dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit niet in overeenstemming is met de bedoeling van de raad.
2.2. Ten aanzien van de stelling van [appellant] dat het hem toegezonden afschrift van het bestreden besluit verschilt van het afschrift van het bestreden besluit dat de raad in de onderhavige procedure heeft overgelegd, overweegt de Afdeling dat deze afschriften weliswaar een enigszins verschillende opmaak hebben, maar dat daartussen geen inhoudelijke verschillen bestaan.
2.3. Ten aanzien van het betoog van [appellant] dat de raad zijn verzoek ten onrechte heeft opgevat als een aanvraag om het bestemmingsplan "Klarenbeek" te herzien, nu de bouw van een woning op het perceel niet is strijd is met voornoemd bestemmingsplan, overweegt de Afdeling dat de vraag of de bouw van een vrijstaande woning op het perceel in strijd is met het geldende bestemmingplan in deze procedure niet aan de orde is. Deze vraag kan alleen aan de orde komen in een procedure naar aanleiding van een ingediend concreet bouwplan.
2.4. [appellant] betoogt dat uit het op 11 oktober 2010 uitgebrachte rapport "Stedenbouwkundige weerlegging" en het op 11 januari 2011 uitgebrachte rapport "Stedenbouwkundige weerlegging 2", welke beide in opdracht van [appellant] zijn verricht door SAB Eindhoven en het advies van de commissie bezwaarschriften blijkt dat er geen klemmende planologische, ruimtelijke of stedenbouwkundige bezwaren bestaan tegen de bouw van een vrijstaande woning op het perceel. Hij betoogt dat de raad het bestreden besluit daarom onvoldoende heeft gemotiveerd. [appellant] voert aan dat de bouw van een woning op het perceel de groene uitstraling van de Nieuwenhovenseweg niet aantast en dat hiermee de reeds aanwezige lintbebouwing langs de Nieuwenhovenseweg wordt afgemaakt. [appellant] voert in dat verband aan dat de woning groen kan worden ingepast en dat er op het perceel ook in de huidige situatie bebouwingsmogelijkheden zijn. [appellant] stelt dat de Nieuwenhovenseweg niet meer herkenbaar is als historische route en dat die route voorts niet wordt aangetast door de bouw van een woning op het perceel. [appellant] betoogt dat de bouw van de woning op het perceel niet in strijd is met het Groenbeleidsplan. Hij betoogt tevens dat de raad zich ten onrechte beroept op een mogelijke precedentwerking die van de bouw van een woning zal uitgaan, omdat zijn perceel de laatste lege plek is in de lintbebouwing langs de Nieuwhovenseweg. De raad verwijst in het bestreden besluit ten onrechte naar de ontwikkeling van de Veerse Poort en beroept zich ten onrechte op eerder gemaakte afspraken, aldus [appellant].
2.4.1. De raad hanteert het uitgangspunt om het karakter van de Nieuwenhovenseweg als historische weg met veel groen te behouden. Dit uitgangspunt ligt ten grondslag aan de regeling van bebouwingsmogelijkheden langs de Nieuwenhovenseweg in het bestemmingsplan "Klarenbeek" en het bestemmingsplan "Veerse Poort", dat van toepassing is op de overzijde van de Nieuwenhovenseweg. De raad hecht er belang aan dat de cultuurhistorische waarde van de Nieuwenhovenseweg, waarlangs de stad Middelburg vroeger werd bereikt, zichtbaar blijft. Volgens de raad wordt aan de herkenbaarheid van de historische route bijgedragen door de variatie in bebouwing en de grotere percelen aan weerszijden van Nieuwenhovenseweg. De realisatie van een woning op het perceel doet afbreuk aan het groene en authentieke beeld van de Nieuwenhovenseweg en is derhalve vanuit stedenbouwkundig oogpunt ongewenst, aldus de raad.
2.4.2. De Afdeling stelt voorop dat, gelet op de systematiek van de Wet ruimtelijke ordening, aan de raad in beginsel een grote mate van beleidsvrijheid toekomt bij het besluit omtrent het vaststellen van een bestemmingsplan, waaronder mede het herzien ervan wordt verstaan.
Hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geeft geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat door de realisatie van een woning op het perceel, ondanks een mogelijk groene inpassing daarvan, afbreuk wordt gedaan aan het groene en authentieke beeld van de Nieuwenhovenseweg. Dat er op het perceel ook in de huidige situatie bebouwingsmogelijkheden zijn, maakt dit niet anders.
Gelet op de door de raad gegeven motivering ziet de Afdeling in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid, bij afweging van alle betrokken belangen, de aanvraag van [appellant] om het bestemmingsplan "Klarenbeek" te herzien ten behoeve van de bouw van een woning op het perceel heeft kunnen afwijzen.
Het betoog van [appellant] dat er geen klemmende planologische, ruimtelijke of stedenbouwkundige bezwaren bestaan tegen de bouw van een woning op het perceel alsmede zijn stellingen dat de bouw van de woning niet in strijd is met het Groenbeleidsplan en dat de raad zich ten onrechte beroept op precedentwerking doen, wat daar ook van zij, niet af aan de deugdelijkheid van de motivering die de raad heeft gegeven om het bestemmingsplan "Klarenbeek" niet te herzien.
2.5. [appellant] betoogt dat het bestreden besluit is genomen in strijd met het vertrouwensbeginsel. [appellant] voert hiertoe aan dat in het kader van de gesprekken die ten tijde van de ontwikkeling van de woningen aan de Brandenburglaan tussen hem en de gemeente hebben plaatsgevonden, van gemeentewege is toegezegd dat hij een nieuwe woning zou mogen bouwen op het perceel.
2.5.1. [appellant] heeft niet aannemelijk heeft gemaakt dat door of namens de raad concrete toezeggingen zijn gedaan met betrekking tot de bouw van een woning op het perceel. De raad heeft het bestreden besluit derhalve niet in strijd met het vertrouwensbeginsel genomen.
2.6. [appellant] betoogt dat de raad ten onrechte zijn verzoek om vergoeding van de door hem in de bezwaarfase gemaakte kosten heeft afgewezen.
2.6.1. Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) worden de kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende, voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
2.6.2. Nu het besluit van 13 juli 2010 bij het besluit op bezwaar niet is herroepen, heeft de raad gelet op artikel 7:15, tweede lid, van de Awb terecht het verzoek van [appellant] om vergoeding van de kosten die hij in verband met de behandeling van het bezwaar heeft gemaakt afgewezen.
2.7. Hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geeft geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit is genomen in strijd met het recht.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Baaren, ambtenaar van staat.
w.g. Koeman w.g. Van Baaren
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2012