201110296/1/R4.
Datum uitspraak: 15 augustus 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1] en anderen, wonend te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp,
2. [appellant sub 2], wonend te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp,
het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp,
verweerder.
Bij besluit van 9 augustus 2011 heeft het college het uitwerkingsplan "De Erven en Centrumzone Oost, Keijzershof" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 september 2011, en [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 september 2011, beroep ingesteld. [appellant sub 2] heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 27 oktober 2011.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 juli 2012, waar [appellant sub 1] en anderen, in de persoon van [appellant sub 1], [appellant sub 2], bijgestaan door mr. E.F.J.A.M. de Wit, en het college, vertegenwoordigd door R. Broekhuijzen en ir. B. Kuipers, zijn verschenen.
2.1. Het uitwerkingsplan voorziet in een woonzorgcomplex, appartementengebouwen en eensgezinswoningen. Het plangebied is opgedeeld in vijf deelgebieden. Deelgebied II voorziet in 33 twee-onder-een-kap woningen die zijn gericht op de Zuidweg.
Het beroep van [appellant sub 2]
2.2. [appellant sub 2] kan zich niet verenigen met de ingevolge artikel 9, lid 9.2.2.2, aanhef en onder e, van de regels van het uitwerkingsplan maximale toegestane bouwhoogte van 3,5 m voor aan- en uitbouwen. In samenhang bezien met artikel 1.2 van de regels van het bestemmingsplan "Keijzershof", leidt deze bouwhoogte ertoe dat dakterrassen zijn toegestaan. Dit is in strijd met de Standaardregels Stedelijk Gebied, aldus [appellant sub 2].
2.2.1. Ingevolge artikel 9, lid 9.2.2.2, aanhef en onder e, van de regels van het uitwerkingsplan, voor zover van belang, geldt voor het bouwen van aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen een maximale toegestane bouwhoogte van 3,5 m.
Ingevolge artikel 1.2, eerste lid, onder a, van de regels van het bestemmingsplan "Keijzershof", wordt de bouwhoogte van een bouwwerk gemeten vanaf het peil tot het hoogste punt van het bouwwerk, waarbij op of aan dat bouwwerk bevestigde ondergeschikte delen, zoals balkonhekken, niet worden meegerekend.
2.2.2. Artikel 9, lid 9.2.2.2, aanhef en onder e, van de regels van het uitwerkingsplan in samenhang bezien met artikel 1.2, eerste lid, onder a, van de regels van het bestemmingsplan "Keijzershof" bieden, zoals de raad ter zitting heeft bevestigd, ruimte daken van woningen of van aan- of uitbouwen van een terras te voorzien door middel van het plaatsen van balkonhekken. De woning van [appellant sub 2] is een rijtjeswoning. De aanleg van een dakterras op een van de naastgelegen woningen zal dan ook enige aantasting van de privacy van [appellant sub 2] tot gevolg hebben vanwege zicht vanaf het dakterras op zijn achtertuin. Niet aannemelijk is evenwel dat het gebruik daarvan zal leiden tot ernstige aantasting van de privacy bij verblijf in zijn tuin. Nu aanspraak op privacy per definitie beperkt is bij verblijf in de tuin van een woning in stedelijk gebied, heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de privacy van [appellant sub 2] niet onevenredig zal worden aangetast.
2.3. In hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
Het beroep van [appellant sub 1] en anderen
2.4. Het beroep van [appellant sub 1] en anderen is gericht tegen de positionering van de twee-onder-een-kap woningen op de kavels aan het Hoornbloemerf met nummers 7, 8, 11, 12, 15 en 16 te Pijnacker, vallend in deelgebied II van het uitwerkingsplan. Zij betogen dat het uitwerkingsplan in strijd is met de in het bestemmingsplan "Keijzershof" opgenomen uitwerkingsregels, waarin wordt verwezen naar het Masterplan Keijzershof en de uitwerking daarvan in het Beeldregieplan. Daaruit volgt volgens [appellant sub 1] en anderen dat in deelgebied II sprake dient te zijn van losse bebouwing en verspringende voorgevelrooilijnen. Anders dan het op 12 september 2008 verleende vrijstellingsbesluit voldoet het uitwerkingsplan daar niet aan, nu de nog te realiseren twee-onder-een-kap woningen allemaal tegen de garage zijn voorzien in plaats van om en om, zoals het geval was in de eerder verleende vrijstelling en bouwvergunning. Het ruimtelijke effect dat daarmee destijds werd gecreëerd is met het uitwerkingsplan teniet gedaan, aldus [appellant sub 1] en anderen.
2.4.1. Het college stelt dat, ondanks het gelijktrekken van de positie van de woningen op de kavels, nog steeds wordt voldaan aan de uitgangspunten die zijn neergelegd in het Masterplan Keijzershof en in het Beeldregieplan, omdat sprake is van losse bebouwing en verspringende rooilijnen.
2.4.2. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, van de regels van het bestemmingsplan "Keijzershof" zijn de op de verbeelding aangewezen gronden met de bestemming "Wonen en gemengde doeleinden (uit te werken)", voor zover van belang, bestemd voor wonen.
Ingevolge artikel 2.1, tweede lid, van de regels van het plan dient het college, voor zover het de gronden als bedoeld in het eerste lid betreft, voor zover van belang, in zijn geheel of in gedeelten uit te werken met inachtneming van het Masterplan Keijzershof, vastgesteld op 27 oktober 2005 en het Beeldregieplan, vastgesteld op 21 april 2006.
2.4.3. In het Masterplan Keijzershof en het Beeldregieplan staat dat aan de Zuidweg sprake moet zijn van losse bebouwing met een grote afwisseling in architectuur. Uit de verbeelding blijkt dat de kavels aan de Zuidweg dakpansgewijs zijn gesitueerd, wat een versprongen rooilijn met zich brengt. Voorts heeft het college toegelicht dat de woningen worden gerealiseerd met een wisselende nokrichting en dat een keuzemogelijkheid bestaat wat betreft de gevelkleur en materiaal. Nu een wisselend beeld in de bebouwing zal ontstaan, voldoet het uitwerkingsplan aan de in de voormelde beleidsstukken neergelegde uitgangspunten en heeft het college zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat het uitwerkingsplan, voor zover bestreden, voldoet aan de in het bestemmingsplan "Keijzershof" gestelde uitwerkingsregels.
2.5. [appellant sub 1] en anderen betogen dat de positie van de woningen op de kavels is gewijzigd vanwege de in hun ogen niet onderbouwde stelling van de initiatiefnemer dat de woningen in dat geval beter verkoopbaar zijn en het college ten onrechte hun belangen niet heeft laten meewegen in de besluitvorming. In dat verband stellen zij dat het plan nadelige gevolgen heeft voor hun woongenot. Zo wordt de wijk minder aantrekkelijk, vermindert het uitzicht vanuit hun tuin en woning en is er sprake van meer schaduwwerking en minder lichtinval. Voorts wordt hun privacy aangetast, aangezien sprake zal zijn van meer inkijk in hun tuin en woningen. Dat SAOZ in een planschaderisicoanalyse heeft geconcludeerd dat de schade die vanwege deze nadelige gevolgen zal worden ondervonden onder het in artikel 6.2, tweede lid, onder b, van de Wro neergelegde maatschappelijke risico van 2% blijft, laat onverlet dat het college in het kader van de vaststelling van het plan een gedegen belangenafweging had moeten maken, aldus [appellant sub 1] en anderen.
2.5.1. Het college stelt dat uit de in opdracht van de initiatiefnemer opgestelde planschaderisicoanalyse blijkt dat het uitwerkingsplan voor een aantal woningen geen onevenredige nadelige gevolgen heeft voor het uitzicht, de bezonning en de privacy. Tevens is de analyse opgesteld door een onafhankelijke deskundige, aldus het college.
2.5.2. De Afdeling overweegt dat eventueel te betalen tegemoetkomingen in planschade en een mogelijk verhaal van deze kosten een rol kunnen spelen bij het inzichtelijk maken van de financiële uitvoerbaarheid en dat in dat kader een planschaderisicoanalyse kan worden gemaakt. Ondanks dat in de planschaderisicoanalyse de schaduwwerking en aantasting van de privacy zijn betrokken, geeft deze analyse geen inzicht in de daarbij gehanteerde uitgangspunten en de weging van de belangen van omwonenden ten opzichte van de belangen die gediend worden met dit onderdeel van het uitwerkingsplan. Het plan is in zoverre dan ook in strijd met artikel 3:2 van de Awb vastgesteld.
2.6. Reeds hierom ziet de Afdeling in hetgeen [appellant sub 1] en anderen hebben aangevoerd aanleiding voor het oordeel dat het plan, voor zover het betreft de plandelen met de bestemmingen "Wonen" en "Tuin", is vastgesteld in strijd met artikel 3:2 van de Awb. Het beroep is gegrond, zodat het besluit tot vaststelling van het uitwerkingsplan dient te worden vernietigd, zoals op de bij deze uitspraak behorende kaart 1 is weergegeven. Gelet hierop behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking meer.
2.7. Ten aanzien van [appellant sub 2] bestaat geen aanleiding voor een vergoeding van proceskosten. Ten aanzien van Blokzijl en anderen is van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, niet gebleken.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep van [appellant sub 2] ongegrond;
II. verklaart het beroep van [appellant sub 1] en anderen gegrond;
III. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp van 9 augustus 2011, voor zover het betreft de plandelen met de bestemmingen "Wonen" en "Tuin" zoals op de bij deze uitspraak behorende kaart 1 is weergegeven;
IV. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp aan [appellant sub 1] en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 152,00 (zegge: honderdtweeënvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van staat.
w.g. Koeman w.g. Drouen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2012
<hr><img src="http://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken_in_uitspraken/zoekresultaat/plankaarten/2011p10296-1.jpg">