201112958/1/R2.
Datum uitspraak: 15 augustus 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Achterveld, gemeente Barneveld,
de raad van de gemeente Barneveld,
verweerder.
Bij besluit van 25 oktober 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Aarderweg I" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 december 2011, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 juli 2012, waar [appellant], bijgestaan door E. Verkaik, en de raad, vertegenwoordigd door ing. P.A. Nieuwenhuizen en W. Kuik, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [partijen], vertegenwoordigd door
ir. L.W. Doude van Troostwijk, verschenen.
2.1. Behoudens in geschillen waar de wet anders bepaalt, kunnen ook na afloop van de beroepstermijn en, indien die termijn is gegeven, na de termijn als bedoeld in artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht, nieuwe gronden worden ingediend, zij het dat die mogelijkheid wordt begrensd door de goede procesorde. Voor het antwoord op de vraag of de goede procesorde zich daartegen verzet, is in het algemeen bepalend een afweging van de proceseconomie, de reden waarom de desbetreffende beroepsgrond pas in een laat stadium is aangevoerd, de mogelijkheid voor de andere partijen om adequaat op die beroepsgrond te reageren en de processuele belangen van de partijen over en weer.
2.1.1. [appellant] heeft eerst ter zitting aangevoerd dat de Aarderweg een eigen weg is, waarbij de nieuw te bouwen woning aan de Aarderweg 1 te Achterveld, geen recht van overpad zal hebben. [appellant] heeft geen feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan moet worden geoordeeld dat het voor hem redelijkerwijs niet mogelijk was deze grond eerder in te dienen. In aanmerking genomen dat de raad hierop niet op passende wijze kon reageren, is het ter zitting indienen van deze beroepsgrond in strijd met de goede procesorde, zodat de Afdeling deze grond buiten beschouwing zal laten bij de beoordeling van het bestreden besluit.
2.2. [appellant] verzet zich tegen de mogelijkheid om een burgerwoning te bouwen ter plaatse van te slopen agrarische bedrijfsgebouwen, behorende bij een voormalig agrarisch bedrijf aan de Aarderweg 1 te Achterveld. Hiertoe voert hij aan dat dit plan onevenredig nadeel zal opleveren voor zijn agrarische bedrijf, omdat de voorziene woning zal leiden tot een sterke toename van verkeer op de toegangsweg die over zijn erf loopt. [appellant] stelt voorts dat het plan in strijd is met het ter plaatse geldende beleid voor de Ecologische Hoofdstructuur (hierna: EHS).
2.2.1. De raad stelt dat de te verwachten verkeersdrukte op de Aarderweg als gevolg van het plan aanvaardbaar is, mede door het verdwijnen van een timmerwerkplaats en de opslag aan de Aarderweg 1 waarvoor slechts één huishouden terugkeert.
2.2.2. Op grond van het vorige bestemmingsplan was het mogelijk om ter plaatse van het plangebied een agrarisch bedrijf te vestigen. Het plan maakt het mogelijk om, naast de reeds bestaande woning, één woning te bouwen en maakt geen gebouwen ten behoeve van bedrijvigheid mogelijk. Gelet hierop acht de Afdeling het niet aannemelijk dat als gevolg van het plan het verkeer op de Aarderweg zodanig zal toenemen dat dit zal leiden tot onaanvaardbare verkeershinder. Het betoog van [appellant] faalt.
2.2.3. Ten aanzien van het door de raad omarmde beleid inzake de EHS overweegt de Afdeling als volgt. Volgens dit beleid is een bestemmingswijziging niet mogelijk als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. [appellant] heeft evenwel niet onderbouwd waarom het plan de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied zou aantasten. Gelet hierop is er geen aanleiding voor het oordeel dat het plan niet verenigbaar zou zijn met het gevoerde beleid met betrekking tot de EHS. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat een oppervlakte van 1.390 m2 aan voormalige agrarische bebouwing wordt gesloopt en wordt vervangen door een woning met een inhoud van maximaal 600 m3 en bijgebouwen met een maximale oppervlakte van 60 m2. Het betoog van [appellant] faalt.
Conclusie en proceskosten
2.3. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Y.M. van Soest-Ahlers, ambtenaar van staat.
w.g. Simons-Vinckx w.g. Van Soest-Ahlers
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2012