ECLI:NL:RVS:2012:BX4696

Raad van State

Datum uitspraak
15 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201106176/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag inschrijving register beëdigde tolken en vertalers door de minister van Veiligheid en Justitie

In deze zaak gaat het om de afwijzing van de aanvraag van H.M. Sharif tot inschrijving in het register van beëdigde tolken en vertalers als tolk en vertaler Nederlands-Somalisch. De minister van Veiligheid en Justitie heeft op 29 juni 2009 de aanvraag van Sharif afgewezen, waarna hij bezwaar heeft gemaakt. De minister verklaarde het bezwaar ongegrond op 28 oktober 2009. De rechtbank 's-Gravenhage heeft op 27 april 2011 het beroep van Sharif gegrond verklaard en het besluit van de minister vernietigd, wat leidde tot hoger beroep van de minister.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 25 mei 2012 behandeld. De rechtbank oordeelde dat de minister de aanvraag niet had mogen toetsen aan het Besluit inschrijving, maar aan de Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv) en het Besluit beëdigde tolken en vertalers (Bbtv). De minister betoogde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de aanvraag niet aan het Besluit inschrijving mocht worden getoetst. De Afdeling oordeelde dat de minister het Besluit inschrijving wel degelijk bij de beoordeling mocht betrekken, aangezien dit als een vaste gedragslijn was toegepast.

De Afdeling verklaarde het hoger beroep van de minister gegrond en vernietigde de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling behandelde vervolgens het beroep van Sharif tegen het besluit van de minister van 28 oktober 2009. De minister had geoordeeld dat Sharif niet voldeed aan de eisen van de Wbtv, met name dat hij de Somalische taal niet op het vereiste niveau beheerst. De Afdeling concludeerde dat de minister terecht had geoordeeld dat Sharif niet aannemelijk had gemaakt dat hij voldeed aan de wettelijke competenties en verklaarde het beroep van Sharif ongegrond. De uitspraak werd openbaar gedaan op 15 augustus 2012.

Uitspraak

201106176/1/A3.
Datum uitspraak: 15 augustus 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de minister van Veiligheid en Justitie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 27 april 2011 in zaak nr. 10/4239 in het geding tussen:
H.M. Sharif, wonend te Den Haag,
en
de minister.
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 juni 2009 heeft de minister, voor zover hier van belang, een aanvraag van Sharif tot inschrijving in het register beëdigde tolken en vertalers (hierna: het register) als tolk Nederlands  Somalisch en vertaler Nederlands  Somalisch afgewezen.
Bij besluit van 28 oktober 2009 heeft de minister het door Sharif daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 april 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door Sharif daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 28 oktober 2009 vernietigd en bepaald dat de minister een nieuw besluit neemt met inachtneming van de uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de minister bij brief van 31 mei 2011 hoger beroep ingesteld.
Sharif heeft een verweerschrift ingediend.
Sharif heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 mei 2012, waar de minister, vertegenwoordigd door mr. M. Schuurman, werkzaam bij de raad voor rechtsbijstand, en Sharif zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wet beëdigde tolken en vertalers (hierna: Wbtv), voor zover hier van belang, is er een register voor beëdigde tolken en vertalers.
Ingevolge artikel 3, voor zover hier van belang, dient de tolk dan wel de vertaler, om voor inschrijving in het register in aanmerking te komen, te voldoen aan de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen eisen ten aanzien van de volgende competenties:
- attitude van een tolk voor de tolk;
- attitude van een vertaler voor de vertaler;
- integriteit;
- taalvaardigheid in de brontaal;
- taalvaardigheid in de doeltaal;
- kennis van de cultuur van het land of gebied van de brontaal;
- kennis van de cultuur van het land of gebied van de doeltaal;
- tolkvaardigheid voor de tolk;
- vertaalvaardigheid voor de vertaler.
Ingevolge artikel 5, aanhef en onder a, wordt de aanvraag tot inschrijving afgewezen indien de aanvrager niet voldoet aan de in artikel 3 bedoelde eisen.
Ingevolge artikel 37, aanhef en onder b, zijn de artikelen 3 en 5, onderdeel a, gedurende een periode van twee jaar na inwerkingtreding van deze wet niet van toepassing op de inschrijving in het register van degenen die op het moment van inwerkingtreding van deze wet definitief zijn ingeschreven in het landelijk kwaliteitsregister tolken en vertalers, bedoeld in de Tijdelijke regeling van 13 mei 2003 houdende machtiging van de Raad voor rechtsbijstand te ’s-Hertogenbosch tot het beheer van het landelijk kwaliteitsregister tolken en vertalers (Stcrt. 2003, 94).
Ingevolge artikel 8, eerste lid, van het Besluit beëdigde tolken en vertalers (hierna: Bbtv), voor zover hier van belang, wordt een tolk in het register ingeschreven, indien hij voldoet aan een of meer van de volgende eisen:
a. hij beschikt over een of meer van de volgende getuigschriften waaruit blijkt dat hij met goed gevolg het examen heeft afgelegd ter afsluiting van een opleiding tot tolk als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek:
1º een getuigschrift waaruit blijkt dat het recht is verkregen om de titel baccalaureus te voeren;
2º een getuigschrift waaruit blijkt dat de graad Bachelor is verleend; of
3º een getuigschrift waaruit blijkt dat de graad Master is verleend;
b. hij kan anderszins aantonen te voldoen aan de wettelijke competenties.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Regeling aanwijzing bewerker en mandaat register beëdigde tolken en vertalers (hierna: de Regeling) van 24 december 2008 (Stcrt. 2008, 250) heeft de minister de raad voor rechtsbijstand te 's-Hertogenbosch aangewezen als de instelling die het register bewerkt, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Wbtv.
De raad voor rechtsbijstand heeft voor de beoordeling van aanvragen tot inschrijving in het register het Besluit inschrijving Rbtv van 26 maart 2009 (Stcrt. 2009, 68; hierna: het Besluit inschrijving) vastgesteld.
Volgens artikel 2 kan, indien een tolk of vertaler niet beschikt over een diploma van een tolk- of vertaleropleiding op minimaal bachelorniveau, zij/hij worden ingeschreven in het Rbtv na overlegging van een getuigschrift waaruit blijkt dat de tolk of vertaler in de betreffende talencombinatie, c.q. vertaalrichting en vaardigheid een tolk- of vertalertoets heeft afgelegd die voldoet aan het door de raad voor rechtsbijstand vast te stellen/vastgestelde kader voor toetsen.
Volgens artikel 3 kan, indien voor een vaardigheid en/of talencombinatie, c.q. vertaalrichting geen toets beschikbaar is, de raad voor rechtsbijstand in uitzonderlijke gevallen een verzoek tot inschrijving voorleggen aan de Commissie beëdigde tolken en vertalers.
Daartoe moet de tolk of vertaler aantonen:
• te beschikken over hbo-werk- en denkniveau en
• te beschikken over taalvaardigheid in de betreffende talencombinatie of vertaalrichting(en) op het vereiste niveau en
• minimaal vijf jaar ervaring te hebben als beroepstolk of -vertaler in de betreffende vaardigheid en talencombinatie c.q vertaalrichting en
• scholing te hebben gevolgd om tolk- of vertaalvaardigheid en -attitude te ontwikkelen.
Volgens artikel 4 neemt de raad voor rechtsbijstand een besluit op het verzoek tot inschrijving nadat de Commissie beëdigde tolken en vertalers advies heeft uitgebracht.
2.2. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Besluit inschrijving onbevoegd is vastgesteld. De minister had de aanvraag van Sharif dan ook niet mogen toetsen aan het Besluit inschrijving, maar slechts aan de Wbtv en het daarop gebaseerde Bbtv, meer specifiek aan artikel 8 van het Bbtv. De rechtbank heeft het beroep reeds om die reden gegrond verklaard en het bij haar bestreden besluit vernietigd.
2.3. De minister betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de aanvraag van Sharif niet had mogen worden getoetst aan het Besluit inschrijving.
2.3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraken van 24 augustus 2011 in zaken nrs.
201100163/1/H3en
201100969/1/H3), behelst het in paragraaf 3 van de Regeling aan de raad voor rechtsbijstand gegeven mandaat voor wat betreft de Wbtv slechts de bevoegdheid tot het nemen van besluiten en niet tevens een mandaat voor de vaststelling van beleidsregels. Daarvoor is ingevolge afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht gelezen in verbinding met artikel 4:81 van die wet een afzonderlijk mandaat vereist. Nu de minister eerst bij regelingen van 13 januari 2011 (Stcrt. 2011, 1029 en 1030) dit mandaat heeft verleend en het Besluit inschrijving heeft bekrachtigd, bevatte het Besluit inschrijving ten tijde van het nemen van het besluit op bezwaar geen bevoegdelijk vastgestelde beleidsregels als bedoeld in artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraken van 24 augustus 2011 in zaak nr. <a target="_blank" href="http://201100969/1/H3">201100969/1/H3</a> en 21 maart 2012 in zaak nr.
201104182/1/A3), betekent dit evenwel niet dat de minister bij de beoordeling van de aanvraag het Besluit inschrijving niet mocht betrekken. De minister heeft het Besluit inschrijving sinds de vaststelling op 26 maart 2009 bij de beoordeling van alle aanvragen toegepast, zodat het dient te worden geduid als een vaste gedragslijn die als zodanig bij de beoordeling mocht worden betrokken. De rechtbank heeft dit ten onrechte niet onderkend.
Het betoog slaagt.
2.4. Het hoger beroep is reeds hierom gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van Sharif tegen het besluit van de minister van 28 oktober 2009 behandelen.
2.5. In beroep is het geschil beperkt tot de afwijzing van de aanvraag van Sharif tot inschrijving in het register als tolk en vertaler Nederlands  Somalisch.
2.6. In het besluit op bezwaar van 28 oktober 2009 heeft de minister onder verwijzing naar het Besluit inschrijving overwogen dat Sharif voldoet aan de eis van minimaal vijf jaar werkervaring en dat hij beschikt over hbo werk- en denkniveau. Sharif voldoet volgens de minister echter niet aan de overige in artikel 3 van het Besluit inschrijving opgenomen criteria. Sharif heeft niet aannemelijk gemaakt de Somalische taal op het vereiste niveau te beheersen en scholing te hebben gevolgd om tolk- of vertaalvaardigheid en -attitude te ontwikkelen. Daarom komt de aanvraag van Sharif niet voor inwilliging in aanmerking, aldus de minister.
2.7. Sharif heeft betoogd dat hij in het kwaliteitsregister tolken en vertalers, de voorganger van het huidige register, stond ingeschreven.
2.7.1. Op het moment van inwerkingtreding van artikel 2 van de Wbtv stond Sharif met de status voorlopig ingeschreven in het aan het huidige register voorafgaande landelijk kwaliteitsregister tolken en vertalers. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 37 van de Wbtv (Kamerstukken II, 2004/05, 29 936, nr. 3, blz. 26) blijkt dat het voor deze personen niet mogelijk is via de overgangsbepaling in het register te worden opgenomen, omdat hun kwaliteit op het moment van het opstellen van de overgangsregeling niet toetsbaar is.
De minister heeft in inschrijving van Sharif in het kwaliteitsregister tolken en vertalers dan ook terecht geen aanleiding gezien de door hem gedane aanvraag tot inschrijving in het register in te willigen.
Het betoog faalt.
2.8. Sharif heeft verder betoogd dat de minister op grond van artikel 3 van de Wbtv in uitzonderlijke gevallen, indien voor een vaardigheid en/of talencombinatie geen toets beschikbaar is, een verzoek kan inwilligen. De minister heeft dat in zijn geval ten onrechte nagelaten. Wat zijn taalvaardigheid in het Nederlands betreft, is Sharif in het bezit van een hbo-diploma. Verder bestaat een erkende tolk- en vertaalopleiding voor de Somalische taal niet en is er evenmin een toets beschikbaar. Sharif heeft met betrekking tot zijn taalvaardigheid aangevoerd dat de Somalische taal zijn moedertaal is, dat hij in Somalië de basisschool, de middelbare school en een jaar hoger onderwijs heeft gevolgd en dat hij aldaar de militaire dienstplicht heeft vervuld. Volgens Sharif heeft de minister verder ten onrechte niet onderkend dat hij met zijn praktijkervaring heeft aangetoond te beschikken over taalvaardigheid in de Somalische taal op het vereiste niveau. Hij is al jaren werkzaam als tolk en vertaler. Sharif heeft daartoe een uitdraai van het systeem van het Tolk en Vertaalcentrum Nederland (hierna: TVCN) overgelegd.
Verder heeft hij door middel van diverse facturen van door hem aangeschafte literatuur aangetoond dat hij zelfstudie heeft verricht teneinde zijn tolk- en vertaalvaardigheid en tolk- en vertaalattitude te ontwikkelen.
Tot slot heeft hij aangevoerd dat het Bureau btv niet adequaat met hem heeft gecommuniceerd.
2.8.1. Niet in geschil is dat voor de Somalische taal geen erkende tolk- en vertaalopleiding beschikbaar is, zodat Sharif niet voor inschrijving in het register in aanmerking komt op grond van artikel 3 van de Wbtv, gelezen in samenhang met artikel 8, eerste lid, onder a, van het Bbtv.
Beoordeeld dient derhalve te worden of de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat Sharif evenmin in aanmerking komt voor inschrijving in het register, omdat hij niet anderszins heeft aangetoond te voldoen aan de wettelijke competenties, als bedoeld in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, van het Bbtv.
2.8.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 31 augustus 2011 in zaak nr.
201011478/1/H3), moet worden vooropgesteld dat uit artikel 3 van de Wbtv, gelezen in verbinding met artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a en b, van het Bbtv, en bezien in het licht van de geschiedenis van de totstandkoming van de Wbtv (Kamerstukken II, 2004/05, 29 936, nr. 8, blz. 8-9), voortvloeit dat een tolk slechts voor inschrijving in het register in aanmerking komt indien hij de taal waarvoor hij wenst te worden ingeschreven op hbo-niveau beheerst. In die uitspraak is voorts overwogen dat het op de weg van de tolk ligt om dit aan te tonen.
2.8.3. Hoewel niet meer in geschil is dat Sharif de Nederlandse taal op het vereiste hbo-niveau beheerst, heeft de minister zich op het standpunt mogen stellen dat Sharif niet aannemelijk heeft gemaakt de Somalische taal op het vereiste niveau te beheersen. In de omstandigheden dat de Somalische taal de moedertaal is van Sharif, dat hij in Somalië de basisschool, de middelbare school en een jaar hoger onderwijs heeft gevolgd en dat hij aldaar de militaire dienstplicht heeft vervuld, heeft de minister geen aanleiding hoeven zien om over te gaan tot inschrijving in het register. Het niveau van het door Sharif in beroep overgelegde afschrift van het in Somalië behaalde diploma "shahaadada dugsiga sare" is door de Nederlandse organisatie voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs (de Nuffic) gewaardeerd als vergelijkbaar met dat van een HAVO-diploma. Hiermee heeft Sharif, zoals de minister heeft overwogen, niet aangetoond de Somalische taal op het vereiste niveau te beheersen. Dat Sharif praktijkervaring heeft als tolk en vertaler, leidt niet tot een ander oordeel. Uit de uitdraai van het TVCN volgt weliswaar dat Sharif praktijkervaring heeft, maar daaruit volgt niet dat hij de Somalische taal op het vereiste hbo-niveau beheerst.
De minister heeft verder het standpunt mogen innemen dat Sharif niet aannemelijk heeft gemaakt scholing te hebben gevolgd om zijn tolk- en taalvaardigheid en -attitude te ontwikkelen. De minister heeft de door Sharif in dit verband overgelegde facturen van boeken en syllabi terecht niet voldoende geacht om zulks aannemelijk te achten. De minister heeft in dit verband in reactie op de door Sharif in hoger beroep overgelegde stukken ter zitting van de Afdeling verklaard dat scholing van tolk- en vertaalvaardigheden, ongeacht de talen waarvoor inschrijving in het register wordt gewenst, tot de mogelijkheden behoort. Het betoog van Sharif daarover faalt.
Nu de minister zich op het standpunt mocht stellen dat Sharif niet aannemelijk heeft gemaakt de Somalische taal op het vereiste hbo-niveau te beheersen noch aannemelijk heeft gemaakt scholing te hebben gevolgd om zijn tolk- en taalvaardigheid en -attitude te ontwikkelen, kwam de aanvraag van Sharif, zoals de minister terecht heeft overwogen, niet in aanmerking voor voorlegging aan de Commissie beëdigde tolken en vertalers op de voet van artikel 3 van het Besluit inschrijving.
Het besluit op bezwaar van 28 oktober 2009 komt gelet op het voorgaande niet voor vernietiging in aanmerking. Dat het Bureau btv niet adequaat met Sharif heeft gecommuniceerd, wat daar ook van zij, raakt niet de rechtmatigheid van het besluit.
Het betoog faalt.
2.9. Het beroep is ongegrond.
2.10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 27 april 2011 in zaak nr. 10/4239;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. C.J. Borman en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Grimbergen, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Grimbergen
Voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2012
581.