ECLI:NL:RVS:2012:BX5231

Raad van State

Datum uitspraak
22 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201109575/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.G.C. Wiebenga
  • E. Helder
  • J. Kramer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Weijenpasweg vastgesteld door de raad van de gemeente Echt-Susteren

In deze zaak gaat het om de vaststelling van het bestemmingsplan "Weijenpasweg" door de raad van de gemeente Echt-Susteren op 29 juni 2011. Tegen dit besluit hebben drie appellanten, wonend in Echt, beroep ingesteld bij de Raad van State. De appellanten betogen dat zij een rechtstreeks belang hebben bij het besluit, ondanks dat hun woningen op meer dan 100 meter afstand van het plangebied liggen. De raad heeft in zijn verweerschrift gesteld dat de beroepen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, omdat de appellanten geen direct belang hebben bij het bestemmingsplan. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 25 juni 2012 behandeld. De appellanten hebben hun bezwaren toegelicht, waarbij zij onder andere wijzen op de mogelijke aantasting van hun privacy en woongenot door de bouw van nieuwe woningen in hun omgeving.

De Afdeling overweegt dat de appellanten, ondanks de afstand tot het plangebied, als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt. De Afdeling oordeelt dat de raad onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de appellanten geen rechtstreeks belang zouden hebben. De Afdeling concludeert dat de raad het bestemmingsplan niet in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving heeft vastgesteld. De beroepen van de appellanten worden gegrond verklaard, en het besluit van de raad tot vaststelling van het bestemmingsplan wordt vernietigd. De raad wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellanten. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin op 22 augustus 2012.

Uitspraak

201109575/1/R1.
Datum uitspraak: 22 augustus 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.    [appellant sub 1], wonend te Echt, gemeente Echt-Susteren,
2.    [appellant sub 2], wonend te Echt, gemeente Echt-Susteren,
3.    [appellant sub 3], wonend te Echt, gemeente Echt-Susteren, en anderen,
en
de raad van de gemeente Echt-Susteren,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 29 juni 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Weijenpasweg" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 augustus 2011, [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 september 2011, en [appellant sub 3] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 september 2011, beroep ingesteld. [appellant sub 2] heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 30 september 2011.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 1] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 juni 2012, waar [appellant sub 1] in persoon, [appellant sub 2] in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door M.L.M. Eijpe, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid RvR Limburg Beheer B.V. (hierna: RvR Limburg), vertegenwoordigd door G.W.J. Brouwers, als partij gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    De raad heeft betoogd dat de beroepen van [appellant sub 2] en [appellant sub 3] en anderen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, omdat zij geen rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang hebben. In dit verband heeft de raad erop gewezen dat de woningen van [appellant sub 2] en van [appellant sub 3] en anderen op een afstand van meer dan 100 m van het plangebied staan en dat [appellant sub 2] en [appellant sub 3] en anderen geen zicht hebben op het plangebied.
2.1.1.    Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) kan door een belanghebbende bij de Afdeling beroep worden ingesteld tegen een besluit omtrent vaststelling van een bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.1.2.    Ter zitting is gebleken dat [appellant sub 2] op ongeveer 150 m afstand van het plangebied woont en [appellant sub 3] en anderen op een afstand van ongeveer 130 m. Daargelaten of zij zicht hebben op het plangebied, is de ruimtelijke uitstraling van de ter plaatse van het plangebied voorziene achttien woningen, gelet op het thans open karakter van het gebied en gelet op de verkeersaantrekkende werking van deze woningen in de omgeving van de woningen van [appellant sub 2] en [appellant sub 3] en anderen, zodanig dat de Afdeling van oordeel is dat het belang van [appellant sub 2] en [appellant sub 3] en anderen rechtstreeks bij het bestreden besluit is betrokken. Gelet hierop kunnen zij als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2 van de Awb worden aangemerkt.
2.2.    Het plan voorziet in het realiseren van achttien woningen aan de Weijenpasweg op gronden met een voormalige agrarische bestemming. Hiervan worden veertien woningen gerealiseerd in het kader van de Ruimte voor Ruimteregeling. Het plangebied ligt tussen de kern van Hingen en de kern van Sint Joost en wordt in het oosten begrensd door de Vulensbeek en in het westen door de akkers tussen de Sint Joosterweg en de Weijenpasweg.
2.3.    Het beroep van [appellant sub 1] is gericht tegen de aanduiding "maximale goothoogte 6,5 m en maximale bouwhoogte 10 m" voor de gronden gelegen aan weerszijden van de Weijenpasweg. Hij betoogt dat de toegestane goothoogte van 6,5 meter en de toegestane bouwhoogte van 10 m leiden tot een inbreuk op zijn privacy en een aantasting van zijn woongenot. Verder voert [appellant sub 1] aan dat de raad ten onrechte stelt dat slechts twee bouwlagen mogelijk zijn, nu zolderbewoning of een dakkapel als derde woonlaag is toegestaan.
2.3.1.    Blijkens de verbeelding is aan een gedeelte van de gronden aan weerszijden van de Weijenpasweg de bestemming "Wonen" met de aanduidingen "maximale goothoogte 6,5 m en maximale bouwhoogte 10 m" en "maximum aantal bouwlagen 2" toegekend.
Ingevolge artikel 1, lid 1.14, van de planregels moet onder een bouwlaag worden verstaan een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van zolder en kelder.
Ingevolge artikel 5, lid 5.1, zijn gronden met de bestemming "Wonen" onder meer bestemd voor wonen.
Ingevolge lid 5.2.2, onder e, mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte".
Ingevolge lid 5.2.2, onder f, mag het aantal bouwlagen niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal bouwlagen".
Blijkens de verbeelding in samenhang gelezen met artikel 1, lid 1.14, en artikel 5, lid 5.2.2, onder e en f, is de maximale goothoogte van de voorziene woningen aan weerszijden van de Weijenpasweg 6,5 m, is de maximale bouwhoogte 10 m en mogen er maximaal twee bouwlagen met daarop een zolder/kap worden gerealiseerd.
2.3.2.    De woning van [appellant sub 1] staat op het perceel [locatie]. De afstand tussen het dichtstbijzijnde bouwvlak van het plandeel "Wonen" met de aanduiding "maximale goothoogte 6,5 m en maximale bouwhoogte 10 m" en de woning van [appellant sub 1] bedraagt blijkens de verbeelding ongeveer 23 m.
2.3.3.    De Afdeling overweegt dat enige aantasting van de privacy en het woongenot van [appellant sub 1], gelet op het feit dat de gronden in het plangebied thans bijna geheel onbebouwd zijn, niet uit te sluiten is. In dit verband wordt echter van belang geacht dat de woning van [appellant sub 1] op een afstand van ongeveer 23 m staat ten opzichte van de dichtstbijzijnde voorziene woning met een maximale goothoogte van 6,5 m en een maximale bouwhoogte van 10 m en dat geen blijvend recht op een vrij uitzicht bestaat. Gelet op het voorgaande heeft [appellant sub 1] naar het oordeel van de Afdeling niet aannemelijk gemaakt dat het realiseren van de voorziene woningen zal leiden tot een ernstige aantasting van zijn privacy en woongenot. Dat een woning mag bestaan uit maximaal twee bouwlagen met daarop een zolder/kap met ramen maakt het voorgaande niet anders, nu deze bebouwing niet uitzonderlijk is in de omgeving van het plangebied. Ter zitting is voorts door de raad aangegeven dat gekozen is voor maximaal twee bouwlagen om flexibiliteit te bieden in de bouwmogelijkheden op de kavels.
Voor zover [appellant sub 1] betoogt dat het plan ten onrechte drie bouwlagen mogelijk maakt, overweegt de Afdeling dat blijkens de verbeelding in samenhang gelezen met lid 5.2.2, onder f, maximaal twee bouwlagen gebouwd mogen worden op gronden met de aanduiding "maximaal aantal bouwlagen 2". Dat op deze twee bouwlagen een zolder/kap kan worden gebouwd maakt dit niet anders, nu ingevolge artikel 1, lid 1.14, van de planregels een zolder is uitgesloten van een bouwlaag. Het plan maakt daarmee geen drie bouwlagen mogelijk.
2.3.4.    In hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Het beroep van [appellant sub 1] is ongegrond.
2.4.    De beroepen van [appellant sub 2] en [appellant sub 3] en anderen zijn gericht tegen de vaststelling van het plan. Zij betogen allereerst dat de raad in het Zienswijzenrapport onvoldoende en niet concreet is ingegaan op de door hen ingediende zienswijzen. Volgens hen is volstaan met een algemeen verhaal.
2.4.1.    Artikel 3:46 van de Awb verzet zich er niet tegen dat de raad de zienswijzen samengevat weergeeft. Dat niet op ieder argument ter ondersteuning van een zienswijze afzonderlijk is ingegaan, is op zichzelf geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit niet voldoende is gemotiveerd. Niet is gebleken dat bepaalde bezwaren of argumenten niet in de overwegingen zijn betrokken.
2.5.    [appellant sub 2] en [appellant sub 3] en anderen voeren aan dat de beoogde woningbouwlocatie buiten de in het provinciaal beleid aangegeven rode contouren valt en locaties binnen deze contour de voorkeur hebben. Zij betogen verder dat het open landschap tussen de kernen Hingen en Sint Joost en de daarbij behorende landschappelijke en cultuurhistorische waarden worden aangetast. Voorts sluit de voorziene bebouwing volgens [appellant sub 2] niet aan bij de omgeving. Verder betogen [appellant sub 2] en [appellant sub 3] en anderen dat het plan in strijd is met de uitgangspunten uit het in februari 2009 vastgestelde gemeentelijk beleid "Echt veelzijdig Susteren, Ontwerp Strategische visie 2020" (hierna: de Visie 2020), nu hierin staat dat het landschap rondom de kernen moet worden versterkt en de landschappelijke omgeving een belangrijk uitgangspunt is.
2.5.1.    De raad stelt in het verweerschrift dat het provinciale contourenbeleid niet van toepassing is op de woningen die worden gebouwd in het kader van de Ruimte voor Ruimteregeling en dat voor de vier overige woningen geldt dat deze onder voorwaarden ook buiten de rode contour gebouwd mogen worden. Bovendien heeft het college van gedeputeerde staten van de provincie Limburg (hierna: het college van gedeputeerde staten) al bij brief van 15 december 2004 laten weten dat de beoogde locatie niet ligt binnen de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur. De raad stelt in zijn verweerschrift verder dat de verbinding tussen de kernen van Sint Joost en Hingen reeds in het verleden tot stand is gebracht door (nood)woningbouw aan de Weijenpasweg en dat de voorziene ontwikkeling plaatsvindt aan de randen van de kernen. Volgens hem blijven de zichtlijnen naar het achterliggende landelijke gebied bestaan, nu sprake is van ruime kavels en een lage bebouwingsdichtheid. Verder zal volgens de raad een duidelijke doorkijk naar het landelijk gebied blijven bestaan ter plaatse van de brede groenstrook in het midden van het plangebied.
2.5.2.    Blijkens de verbeelding is aan de gronden in het oosten van het plangebied nabij de Vulensbeek de dubbelbestemming "Waterstaat - Beschermingszone watergang" toegekend, is aan de gronden in het zuidoosten van het plangebied de bestemming "Groen" met de aanduiding "specifieke vorm van groen - beekzone" toegekend en is onder meer aan gronden in het midden van het plangebied de bestemming "Groen" met de aanduiding "specifieke vorm van groen - flora en fauna" toegekend.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder b, van de planregels zijn gronden met de bestemming "Groen", met inachtneming van het bepaalde in artikel 7, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - beekzone" bestemd voor onder meer groenvoorzieningen, bermen en beplantingen, paden, waterlopen en waterpartijen.
Ingevolge lid 3.1, aanhef en onder c, zijn gronden met de bestemming "Groen", met inachtneming van het bepaalde in artikel 7, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - flora en fauna" bestemd voor onder meer groenvoorzieningen, leefgebied voor flora en fauna, natuur en bermen en beplantingen.
Ingevolge artikel 7, lid 7.1, zijn de gronden met de bestemming "Waterstaat - Beschermingszone watergang" behalve voor de andere aan de gronden gegeven bestemmingen primair bestemd voor het beheer en onderhoud van de aan het plangebied grenzende watergang.
Ingevolge lid 7.3.1 is het in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen van deze regels, voor zover niet reeds gebonden aan een vergunning op grond van de bestemming en/of de van toepassing zijnde Keur van het waterschap, verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning) van het college van burgemeester en wethouders de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere gesloten oppervlakteverhardingen;
- het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de bodem;
- het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse kabels of leidingen;
- het wijzigen van het bestaande bodemniveau door ophogingen of afgravingen of het verrichten van andere graafwerkzaamheden;
- het aanbrengen, vellen en/of rooien van bodem of beplantingen welke dieper wortelen dan 0,75 m.
2.5.3.    Volgens de plantoelichting behoort de Vulensbeek met aangrenzende gronden tot de Provinciale Ontwikkelingszone Groen (hierna: POG). De Vulensbeek zelf ligt weliswaar net buiten het plangebied, maar een klein deel van het plangebied bevat gronden die tot de beekzone kunnen worden gerekend. Volgens het POL is het beleid voor de POG gericht op het versterken en ontwikkelen van natuur- en landschapswaarden. Binnen de POG geldt een ontwikkelingsgerichte basisbescherming, maar kunnen hier en daar op kleinere schaal woonbebouwing, al dan niet solitaire bedrijfsgebouwen, toeristisch-recreatieve voorzieningen en infrastructuur voorkomen. De Vulensbeek bestaat volgens de plantoelichting momenteel uit een periodiek droogvallende greppel zonder bijzondere actuele natuurwaarden.
In de plantoelichting staat dat in het midden van het plangebied een brede strook van ongeveer 50 m onbebouwd wordt gelaten en landschappelijk wordt ingericht. In het gebied hebben volgens de plantoelichting omstreeks 1950 ongeveer tien noodwoningen gestaan die een aantal jaren geleden gesloopt zijn. Feitelijk is onderhavig gebied dan ook vele jaren bebouwd geweest en wordt het gebied thans hernieuwd bebouwd, aldus de plantoelichting.
2.5.4.    [appellant sub 2] en [appellant sub 3] en anderen hebben gelet op het voorgaande niet aannemelijk gemaakt dat de raad het provinciale ruimtelijke beleid niet dan wel in onvoldoende mate in de afweging van belangen heeft betrokken. Evenmin is aannemelijk geworden dat door het plan in strijd met het provinciaal beleid natuur- en landschapswaarden en cultuurhistorische waarden worden aangetast.
2.5.5.    In de Visie 2020 staat onder meer dat veel dorpen en kernen hun oorspronkelijke identiteit hebben verloren en dat het contact met het landschap is vervaagd, omdat open lintbebouwingen zijn dichtgebouwd. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen zijn de oorspronkelijke identiteit van de kernen en de landschappelijke omgeving volgens de Visie 2020 belangrijke uitgangspunten en inspiratiebronnen voor voornemens van het gemeentebestuur. Het landschap rondom de kernen moet weer worden versterkt en waar mogelijk verbonden met het openbare groen in de kernen.
Ter zitting is door de raad erkend dat hij niet overeenkomstig de Visie 2020 heeft gehandeld, nu het plan aan weerszijden van de Weijenpasweg in een open gebied een bebouwingslint mogelijk maakt tussen de kernen Sint Joost en Hingen. De raad heeft naar het oordeel van de Afdeling onvoldoende gemotiveerd waarom op dit punt van de uitgangspunten in de Visie 2020 is afgeweken. Voor zover de raad heeft gewezen op de omstandigheid dat in het plangebied in het verleden meerdere noodwoningen hebben gestaan zodat volgens hem de inbreuk op het open gebied minder ernstig is, overweegt de Afdeling dat ter zitting is gebleken dat deze woningen reeds rond het jaar 1990 gesloopt zijn, zodat thans gedurende een lange periode sprake is van een open landschap.
Het betoog van [appellant sub 2] en [appellant sub 3] en anderen slaagt.
2.6.    [appellant sub 2] en [appellant sub 3] en anderen betogen verder dat niet wordt voldaan aan de eisen die op basis van de Ruimte voor Ruimteregeling worden gesteld, nu de cultuurhistorische en landschappelijk waardevolle patronen ter plaatse niet versterkt doch veeleer aangetast worden. Dat het plangebied door het college van gedeputeerde staten als kansrijk is aangeduid, heeft volgens hen niet tot gevolg dat daarmee een volledige ruimtelijke onderbouwing voor het plan is gegeven.
2.6.1.    In de plantoelichting staat verder dat voor de toepassing van de Ruimte voor Ruimteregeling onder meer van belang is dat bij de bouw van compensatiewoningen gestreefd dient te worden naar een versterking van de cultuurhistorische en landschappelijk waardevolle patronen ter plaatse, maar niet is vermeld hoe hieraan invulling is gegeven. Naar het oordeel van de Afdeling is ook ter zitting door de raad onvoldoende gemotiveerd op welke manier de cultuurhistorische en landschappelijk waardevolle patronen ter plaatse zullen worden versterkt. Voor zover RvR Limburg ter zitting heeft gesteld dat in de gesloten exploitatieovereenkomst staat opgenomen dat de gronden ten oosten van de Vulensbeek aangekocht dienen te worden en dat deze gronden als natuurgebied zullen worden ingericht, overweegt de Afdeling dat deze gronden buiten het plangebied liggen, zodat niet kan worden gezegd dat de landschappelijk waardevolle patronen ter plaatse van de bouw van de veertien voorziene woningen versterkt zullen worden.
Het betoog van [appellant sub 2] en [appellant sub 3] en anderen slaagt.
2.7.    In hetgeen [appellant sub 2] en [appellant sub 3] en anderen hebben aangevoerd, ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke motivering.
De beroepen van [appellant sub 2] en [appellant sub 3] en anderen zijn gegrond, zodat het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb dient te worden vernietigd.
2.8.    Gelet op het bovenstaande behoeft hetgeen overigens door [appellant sub 2] en [appellant sub 3] en anderen is aangevoerd geen bespreking meer.
2.9.    De raad dient ten aanzien van [appellant sub 2] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Ten aanzien van [appellant sub 3] en anderen is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van [appellant sub 1] bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart de beroepen van [appellant sub 2] en [appellant sub 3] en anderen gegrond;
II.    vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Echt-Susteren van 29 juni 2011 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Weijenpasweg";
III.    verklaart het beroep van [appellant sub 1] ongegrond;
IV.    veroordeelt de raad van de gemeente Echt-Susteren tot vergoeding van bij [appellant sub 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 49,72 (zegge: negenenveertig euro en tweeënzeventig cent);
V.    gelast dat de raad van de gemeente Echt-Susteren aan de hierna te noemen appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 152,00 (zegge: honderdtweeënvijftig euro) voor [appellant sub 2] en € 152,00 (zegge: honderdtweeënvijftig euro) voor [appellant sub 3] en anderen, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen, vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.G.C. Wiebenga, voorzitter, en mr. E. Helder en mr. J. Kramer, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J.G. Driessen, ambtenaar van staat.
w.g. Wiebenga    w.g. Driessen
voorzitter            ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2012
634.