ECLI:NL:RVS:2012:BX5249

Raad van State

Datum uitspraak
22 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201202582/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor dakrenovatie en bezwaar van eigenaar van aangrenzend pand

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, waarin het beroep van [appellant] tegen de verlening van een omgevingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van Roosendaal ongegrond werd verklaard. De omgevingsvergunning, verleend op 1 april 2011, betrof de renovatie van het dak van een woning op het perceel [locatie 1] te Roosendaal. [appellant], eigenaar van een aangrenzend pand, maakte bezwaar tegen deze vergunning, omdat hij vreesde voor de veiligheid en de bescherming van zijn eigen pand tijdens de werkzaamheden. Het college verklaarde het bezwaar van [appellant] ongegrond op 23 augustus 2011, waarna [appellant] in beroep ging bij de rechtbank.

De rechtbank oordeelde op 25 januari 2012 dat het college zich in redelijkheid op het standpunt had kunnen stellen dat de veiligheid en bescherming voldoende waren gewaarborgd, wat leidde tot het hoger beroep van [appellant] bij de Raad van State. Tijdens de zitting op 25 juli 2012 werd de zaak behandeld, waarbij [appellant] en vertegenwoordigers van het college aanwezig waren. [appellant] voerde aan dat er meer werkzaamheden zouden plaatsvinden dan enkel het verwijderen van asbest en dat de veiligheid van de medewerkers in zijn pand niet was gewaarborgd.

De Raad van State oordeelde dat de door [appellant] aangevoerde argumenten niet voldoende waren om te concluderen dat de omgevingsvergunning onterecht was verleend. De vergunning was specifiek verleend voor het verwijderen van asbest en de veiligheid tijdens de werkzaamheden was voldoende gewaarborgd. De rechtbank had terecht geoordeeld dat het college zich op het standpunt had kunnen stellen dat de veiligheid en bescherming voldoende waren gewaarborgd. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.

Uitspraak

201202582/1/A1.
Datum uitspraak: 22 augustus 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Roosendaal,
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 25 januari 2012 in zaak nr. 11/5166 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Roosendaal.
1. Procesverloop
Bij besluit van 1 april 2011 heeft het college aan [belanghebbende] omgevingsverunning verleend voor het renoveren van het dak van de woning op het perceel [locatie 1] te Roosendaal.
Bij besluit van 23 augustus 2011 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 januari 2012, verzonden op 31 januari 2012, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 maart 2012, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 juli 2012, waar [appellant], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door S.N. van den Heykant-Berman en I. Kraus, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [appellant] is eigenaar van het pand op het perceel [locatie 2] dat is gelegen naast het onderhavige perceel. In het pand is het advocatenkantoor [appellant], [advocatenkantoor] gevestigd.
2.2. Ingevolge artikel 8.1.1, eerste lid, van de bouwverordening van de gemeente Roosendaal, zoals dat luidde ten tijde hier van belang, is het verboden bouwwerken te slopen zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag.
Ingevolge artikel 8.1.6, moet een omgevingsvergunning voor het slopen worden geweigerd indien:
a. de veiligheid tijdens het slopen onvoldoende is gewaarborgd en ook door het stellen van voorschriften niet op een voldoende peil kan worden gewaarborgd;
b. de bescherming van nabijgelegen bouwwerken in verband met het slopen onvoldoende is gewaarborgd en ook door het stellen van voorschriften niet op een voldoende peil kan worden gewaarborgd; (..).
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college zich, gelet op de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de veiligheid en de bescherming als bedoeld in artikel 8.1.6, onder a en onder b, van de bouwverordening, voldoende zijn gewaarborgd. Daartoe voert hij aan dat meer werkzaamheden plaats zullen vinden dan enkel het verwijderen van asbest, hetgeen onder meer blijkt uit de bouwtekeningen. Voorts is volgens [appellant] geen rekening gehouden met de veiligheid van degenen die in zijn pand werkzaam zijn en de mogelijke beschadiging van zijn pand en valt niet te verwachten dat de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften zullen worden nageleefd.
2.3.1. Het door [appellant] aangevoerde biedt geen grond voor het oordeel dat, zoals hij stelt, voor meer werkzaamheden dan het verwijderen van asbest omgevingsvergunning is verleend. Er is slechts omgevingsvergunning gevraagd en verleend voor de activiteit slopen voor het verwijderen van asbest. Het door [appellant] aangevoerde biedt voorts evenmin grond voor het oordeel dat de veiligheid tijdens het slopen en de bescherming van het pand [locatie 2] in verband met het slopen onvoldoende zijn gewaarborgd. De omstandigheid dat aan de omgevingsvergunning niet een voorschrift is verbonden dat het werkplan, dat voorafgaand aan de werkzaamheden ter goedkeuring bij de Afdeling Leefomgeving, Team Handhaving van de gemeente moet worden ingediend, aan [appellant] dient te worden toegezonden, biedt geen grond voor die conclusie, nu de wet die eis niet stelt en dit stuk bovendien door [appellant] bij de gemeente kan worden opgevraagd. Voor zover [appellant] stelt dat de voorschriften van de omgevingsvergunning niet zullen worden nageleefd, betreft dit een handhavingskwestie die thans niet aan de orde is.
De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college zich, gelet op de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, op het standpunt heeft kunnen stellen dat de veiligheid tijdens het slopen en de bescherming van nabijgelegen bouwwerken in verband met het slopen voldoende zijn gewaarborgd.
Het betoog faalt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Kos, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Kos
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2012
580.