ECLI:NL:RVS:2012:BX5253
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- W.D.M. van Diepenbeek
- T.L.J. Drouen
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake wijzigingsplan Van Lumeystraat te Den Haag
In deze zaak hebben verzoekers A en B, wonend te Den Haag, beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, dat op 8 mei 2012 het wijzigingsplan "Van Lumeystraat" heeft vastgesteld. Dit wijzigingsplan beoogt de wijziging van de bestemming van een pand aan de Van Lumeystraat 37 en 39 van "bedrijfsdoeleinden" naar "Wonen-1". De aanleiding voor dit plan is een particulier bouwplan om het bestaande bedrijfspand om te vormen tot twee eensgezinswoningen, waarbij het pand met een extra verdieping wordt uitgebreid. Verzoekers hebben bij de Raad van State een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij vrezen dat de uitbreiding van het pand negatieve gevolgen zal hebben voor hun woongenot, zoals minder zoninval, vermindering van uitzicht en aantasting van privacy. Ze stellen ook dat het college ten onrechte geen bodemonderzoek heeft uitgevoerd, omdat het perceel mogelijk ernstige bodemverontreiniging bevat.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 10 augustus 2012 behandeld. Tijdens de zitting zijn verzoekers bijgestaan door hun advocaat, mr. K. de Wit, terwijl het college werd vertegenwoordigd door mr. C.M. Krijgsman. Ook een belanghebbende was aanwezig, vertegenwoordigd door een gemachtigde. De voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Hij heeft vastgesteld dat de wijziging van de bestemming in beginsel aanvaardbaar is, mits voldaan is aan de wijzigingsvoorwaarden van het bestemmingsplan. De voorzitter heeft geconcludeerd dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de belangen van de verzoekers niet zwaarder wegen dan de belangen van de realisatie van het plan. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.