ECLI:NL:RVS:2012:BX5297

Raad van State

Datum uitspraak
22 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201112907/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
  • S.H. Nienhuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijzigingsplan bestemmingsplan Jordaan 1999 en de gevolgen voor de Lijnbaansstraat

In deze zaak gaat het om het wijzigingsplan "4e wijziging bestemmingsplan Jordaan 1999" dat op 18 oktober 2011 door het dagelijks bestuur van het stadsdeel Centrum is vastgesteld. [appellant] heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat hij van mening is dat de begrenzing van het wijzigingsplan de grenzen van de huidige bebouwing overschrijdt en dat het plan leidt tot een versmalling van de Lijnbaansstraat, wat de toegankelijkheid voor noodhulpdiensten in gevaar zou brengen. Het dagelijks bestuur verdedigt echter dat het wijzigingsplan geen wijziging in de bestemming van het perceel Elandsgracht 92 met zich meebrengt, maar enkel een wijziging van de bestemming "Gemengde doeleinden" ten behoeve van de vestiging van een hotel op dat perceel.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 8 augustus 2012 behandeld. Tijdens de zitting zijn zowel [appellant] als het dagelijks bestuur vertegenwoordigd. Het dagelijks bestuur stelt dat de Lijnbaansstraat een openbare weg is en dat de bouwverordening hier niet op van toepassing is. Bovendien is de straat breed genoeg voor nood- en hulpdiensten, die een ontheffing hebben van het inrijverbod.

De Afdeling concludeert dat het wijzigingsplan in overeenstemming is met de wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan en dat de aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemming in beginsel als gegeven kan worden beschouwd, mits voldaan wordt aan de wijzigingsvoorwaarden. De Afdeling oordeelt dat het dagelijks bestuur zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het wijzigingsplan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van [appellant] wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201112907/1/R1.
Datum uitspraak: 22 augustus 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), beiden wonend te Amsterdam,
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Centrum,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 18 oktober 2011 heeft het dagelijks bestuur het wijzigingsplan "4e wijziging bestemmingsplan Jordaan 1999" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 december 2011, beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 augustus 2012, waar [appellant] en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. J.A. Bijl, werkzaam bij het stadsdeel, zijn verschenen. Voorts is als partij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Kesefa V Monumenten B.V., vertegenwoordigd door mr. S. Haak, advocaat te Utrecht, ter zitting gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Met het wijzigingsplan wordt voorzien in een hotel met ongeveer 50 kamers op het perceel Elandsgracht 92 in de Jordaan in Amsterdam. [appellant] is eigenaar van het perceel [locatie], gelegen in de directe nabijheid van het perceel Elandsgracht 92.
2.2. [appellant] betoogt dat de begrenzing van het wijzigingsplan de grenzen van de huidige bebouwing overschrijdt. [appellant] voert aan dat het wijzigingsplan voorziet in een aanzienlijke versmalling van de Lijnbaansstraat, waardoor niet meer wordt voldaan aan de vereisten ingevolge artikel 2, lid 2.5.3, van de Bouwverordening Amsterdam 2003 (hierna: de bouwverordening). De Lijnbaansstraat is zodoende ingeval van calamiteiten niet meer goed toegankelijk voor voertuigen van noodhulpdiensten, aldus [appellant].
2.3. Het dagelijks bestuur stelt zich op het standpunt dat het wijzigingsplan geen wijziging met zich brengt in de begrenzing van de bestemming "Gemengde doeleinden" wat betreft het perceel Elandsgracht 92. Het dagelijks bestuur voert aan dat het wijzigingsplan alleen voorziet in een wijziging van de bestemming "Gemengde doeleinden" ten behoeve van de vestiging van een hotel wat betreft het perceel Elandsgracht 92.
Het dagelijks bestuur betoogt verder dat artikel 2, lid 2.5.3, van de bouwverordening alleen ziet op privé-eigendom en niet op openbare wegen. Daar de Lijnbaansstraat een openbare weg is, is lid 2.5.3 van de bouwverordening niet van toepassing, aldus het dagelijks bestuur. Voorts voert het dagelijks bestuur aan dat de Lijnbaansstraat is aangewezen als voetgangersgebied, doch dat de nood- en hulpdiensten een ontheffing hebben van het verbod van inrijden. Het dagelijks bestuur voert aan dat de Lijnbaansstraat ongeveer 3,5 m breed is en derhalve breed genoeg voor de nood- en hulpdiensten.
2.4. In het bestemmingsplan "Jordaan 1999" is aan het perceel Elandsgracht 92 de bestemming "Gemengde doeleinden" toegekend.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder g, van de voorschriften behorende bij het bestemmingsplan "Jordaan 1999" zijn de gronden die op de plankaart zijn bestemd tot "Gemengde doeleinden" aangewezen voor:
(..)
g. hotels, uitsluitend ter plaatse waar op de plankaart de aanduiding "hotel toegestaan" voorkomt;
(..).
Ingevolge het derde lid mogen op de tot "Gemengde doeleinden" bestemde gronden uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
(..)
b. bebouwing mag uitsluitend in de voorgevellijn worden opgericht, met dien verstande dat deze bepaling niet geldt voor bebouwing op binnenterreinen;
c. uitbreiding van bebouwing, hieronder mede begrepen uitbreiding met nieuwe bebouwing op bouwlagen, mag slechts plaatsvinden tot een diepte van maximaal 2,5 m, gerekend vanaf de bestaande achtergevel van de belendingen, met dien verstande dat uitbreiding dieper dan de genoemde grens van 2,5 m tot aan de op de plankaart aangegeven bestemmingsgrens mogelijk is, indien wordt gebouwd binnen een hoek van 45 graden gemeten vanaf de genoemde grens van 2,5 m, met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is op hoeken van bouwblokken en daar waar de tot gemengde doeleinden bestemde gronden niet grenzen aan de tot tuinen en erven bestemde gronden;
(..).
Ingevolge het zevende lid is het dagelijks bestuur bevoegd om de bestemming "Gemengde doeleinden" te wijzigen ten behoeve van de nieuwvestiging, dan wel uitbreiding van hotels tot een maximumvloeroppervlakte van 1500 m².
Ingevolge het tiende lid zijn de overige criteria waaraan het dagelijks bestuur de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in het zevende lid zal toetsen, opgenomen in artikel 9.
Ingevolge artikel 9, vierde lid, is ingevolge de wijzigingsbevoegdheid van artikel 3, zevende lid, de uitbreiding van bestaande hotels en nieuwvestiging mogelijk voor zover:
a. dit geen overmatige verkeersaantrekkende werking zal opleveren;
b. dit geen onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefmilieu zal opleveren;
c. de bebouwing past binnen de parcellering van de omringende bebouwing;
d. de gevelindeling geen afbreuk doet aan de architectonische kwaliteit van de omringende bebouwing;
e. geen monofunctionele gevelwand zal ontstaan.
2.5. Het wijzigingsplan voorziet in een wijziging van de bestemming "Gemengde doeleinden" ten behoeve van de nieuwvestiging van een hotel wat betreft het perceel Elandsgracht 92. Hiertoe is aan de desbetreffende gronden de aanduiding "hotel toegestaan" toegekend.
2.6. Met het bestaan van de wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan mag de aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemming binnen het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft in beginsel als een gegeven worden beschouwd, indien is voldaan aan de bij het bestemmingsplan gestelde wijzigingsvoorwaarden. Dit neemt echter niet weg dat het bij het vaststellen van een wijzigingsplan gaat om een bevoegdheid en niet om een plicht. Het feit dat aan de in een bestemmingsplan opgenomen wijzigingsvoorwaarden is voldaan, laat de plicht van het dagelijks bestuur onverlet om in de besluitvorming omtrent de vaststelling van een wijzigingsplan na te gaan of uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gelet op de betrokken belangen, wijziging van de oorspronkelijke bestemming is gerechtvaardigd.
2.6.1. Gezien hetgeen is weergegeven in 2.4 worden de geografische grenzen van de wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan "Jordaan 1999" gelegd bij gronden met de bestemming "Gemengde doeleinden". De Afdeling stelt vast dat de grens van het wijzigingsplan wordt gevormd door de grenzen van het perceel Elandsgracht 92 met de bestemming "Gemengde doeleinden". De grens van het wijzigingsplan is daarmee niet te ruim gelegd en in zoverre in overeenstemming met de wijzigingsbevoegdheid ingevolge artikel 3, zevende lid, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Jordaan 1999". Dat de plangrens van het wijzigingsplan ruimer is gelegd dan de bestaande bebouwing op het perceel, wat daar ook van zij, doet daar niet aan af.
Het wijzigingsplan brengt ten opzichte van het bestemmingsplan "Jordaan 1999" alleen een wijziging wat betreft het gebruik dat is toegestaan onder de bestemming "Gemengde doeleinden" met zich voor het perceel Elandsgracht 92. De bebouwingsgrenzen die ingevolge het bestemmingsplan "Jordaan 1999" gelden, zijn niet gewijzigd. Gelet op het voorgaande mist het betoog van [appellant] dat het wijzigingsplan ten opzichte van het bestemmingsplan "Jordaan 1999" voorziet in een versmalling van de Lijnbaansstraat feitelijke grondslag.
2.7. [appellant] heeft zich in zijn beroepschrift verder beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de door hem ingediende zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is het dagelijks bestuur ingegaan op deze bezwaren. Tijdens de zitting inzake het door [appellant] ingediende verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in deze zaak heeft [appellant] met betrekking tot enkele bezwaren aangegeven waarom de weerlegging van zijn zienswijze door het dagelijks bestuur in het bestreden besluit onjuist is. De Afdeling ziet evenwel geen aanleiding om daarover anders te oordelen dan de voorzitter heeft gedaan in zijn uitspraak van 17 februari 2012, in zaak nr.
201112907/2/R1, waarbij het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening van [appellant] tegen het bestreden besluit is afgewezen en waarbij is ingegaan op deze beroepsgronden. Wat betreft de overige bezwaren heeft [appellant] in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende bezwaren door het dagelijks bestuur in het bestreden besluit onjuist zou zijn. Deze beroepsgronden falen derhalve.
2.8. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het dagelijks bestuur zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het wijzigingsplan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.H. Nienhuis, ambtenaar van staat.
w.g. Drupsteen w.g. Nienhuis
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2012
466-749.