ECLI:NL:RVS:2012:BX5383

Raad van State

Datum uitspraak
22 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201112743/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
  • C. Sparreboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om afgifte verklaring omtrent gedrag voor chauffeurspas

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen, die op 27 oktober 2011 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. Het hoger beroep is ingesteld tegen de afwijzing door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van een verzoek om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag (VOG) ten behoeve van een chauffeurspas. De staatssecretaris had op 16 februari 2011 het verzoek afgewezen, omdat er in de justitiële documentatie van [appellant] strafbare feiten waren vermeld die, indien herhaald, een risico voor de samenleving zouden vormen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de sepotbeslissing van 3 oktober 2007 niet ten onrechte had betrokken bij zijn besluit, en dat de belangenafweging die de staatssecretaris had gemaakt, voldoende inzichtelijk was. De rechtbank concludeerde dat het belang van de samenleving bij het beschermen van de veiligheid van passagiers zwaarder woog dan het belang van [appellant] bij de afgifte van de VOG. In hoger beroep heeft [appellant] betoogd dat de staatssecretaris de sepotbeslissing niet had mogen meewegen en dat zijn belangen onvoldoende waren afgewogen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Afdeling oordeelde dat de staatssecretaris in redelijkheid meer gewicht heeft kunnen toekennen aan het risico voor de samenleving dan aan de belangen van [appellant]. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 22 augustus 2012.

Uitspraak

201112743/1/A3.
Datum uitspraak: 22 augustus 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 27 oktober 2011 in zaak nr. 11/586 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister van Veiligheid en Justitie (lees: de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie).
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 februari 2011 heeft de staatssecretaris een verzoek van [appellant] om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag (hierna: VOG) ten behoeve van een chauffeurspas afgewezen.
Bij besluit van 29 april 2011 heeft de staatssecretaris het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 oktober 2011, verzonden op 31 oktober 2011, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 december 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 5 januari 2012.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 augustus 2012, waar de staatssecretaris, vertegenwoordigd door F.E.I.H. Muijtjens LLM en mr. D.D van Milt, werkzaam bij het ministerie, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 35, eerste lid, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens weigert de minister de afgifte van een VOG, indien in de justitiële documentatie met betrekking tot de aanvrager een strafbaar feit is vermeld, dat, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving en de overige omstandigheden van het geval, aan een behoorlijke uitoefening van de taak of de bezigheden waarvoor de VOG wordt gevraagd, in de weg zal staan.
Bij de beoordeling van de aanvraag om afgifte van de VOG zijn de criteria gehanteerd die zijn neergelegd in de Beleidsregels VOG NP-RP & IVB 2010 (Stcrt. 2010, 14312; hierna: de Beleidsregels).
Volgens paragraaf 3 ontvangt de minister ten behoeve van de beoordeling van een VOG-aanvraag alle justitiële gegevens betreffende de aanvrager die zijn geregistreerd in het Justitieel Documentatiesysteem (hierna: het JDS). Aan de aanvrager die in het geheel niet voorkomt in de justitiële documentatie wordt zonder meer een VOG afgegeven. Wanneer de aanvrager voorkomt in de justitiële documentatie wordt de vraag of een VOG kan worden afgegeven beoordeeld aan de hand van een objectief criterium en een subjectief criterium.
Volgens paragraaf 3.1 wordt bij de beoordeling van de justitiële gegevens van de aanvrager een terugkijktermijn in acht genomen.
Volgens het specifieke screeningsprofiel geldend voor een taxichauffeur bedraagt de terugkijktermijn bij dit beroep vijf jaren.
Volgens paragraaf 3.2 wordt de afgifte van de VOG in beginsel geweigerd indien wordt voldaan aan het objectieve criterium. Het objectieve criterium betreft de beoordeling of de justitiële gegevens die ten aanzien van de aanvrager zijn aangetroffen, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving, een belemmering vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie/taak/bezigheid waarvoor de VOG is aangevraagd.
Volgens paragraaf 3.2.1, voor zover thans van belang, worden in het kader van de aanvraagprocedure voor een VOG de voor het doel van de aanvraag van belang zijnde justitiële gegevens die voorkomen in het JDS meegewogen. Ook beslissingen van het Openbaar Ministerie om geen (verdere) vervolging in te stellen (sepot) zijn justitiële gegevens. Ten aanzien van sepotbeslissingen geldt dat alleen beleidssepots worden betrokken in de beoordeling van een aanvraag voor een VOG. Technische sepots worden niet in de beoordeling betrokken.
Volgens paragraaf 3.3 kan op grond van het subjectieve criterium worden geoordeeld dat het belang dat een aanvrager heeft bij het verstrekken van een VOG zwaarder weegt dan het belang van de samenleving bij bescherming tegen het door middel van het objectieve criterium vastgestelde risico voor de samenleving. In dat geval wordt de VOG afgegeven ondanks dat wordt voldaan aan het objectieve criterium.
Volgens paragraaf 3.3.1 ziet het subjectieve criterium op omstandigheden van het geval die ertoe kunnen leiden dat de objectieve vaststelling van een risico voor de samenleving ten aanzien van deze aanvrager niet zou moeten leiden tot een weigering van de afgifte van de VOG. Omstandigheden van het geval die altijd in de beoordeling worden betrokken zijn de wijze waarop de strafzaak is afgedaan, het tijdsverloop en de hoeveelheid antecedenten.
2.2. De staatssecretaris heeft aan het besluit op bezwaar ten grondslag gelegd dat [appellant] op 15 maart 2010 in eerste aanleg is veroordeeld wegens openlijke geweldpleging tot 100 uren werkstraf subsidiair 50 dagen hechtenis en vier weken gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] op 16 maart 2010 hoger beroep ingesteld. Dit was ten tijde van het besluit op bezwaar nog niet inhoudelijk behandeld. Voorts is aan het besluit ten grondslag gelegd dat op 3 oktober 2007 een zaak wegens openlijke geweldpleging is geseponeerd op grond van medeschuld van de benadeelde. Daarnaast is met [appellant] op 4 juli 2007 een transactie overeengekomen van € 300,00 wegens het overschrijden van de maximumsnelheid. De staatssecretaris heeft zich op het standpunt gesteld dat de geweldsdelicten die op naam van [appellant] zijn geregistreerd in de justitiële documentatie, indien herhaald, een risico opleveren voor het welzijn en de veiligheid van passagiers en dat de overtreding van de verkeersregelgeving, indien herhaald, een risico oplevert voor het welzijn en de veiligheid van personen in het verkeer, bestaande uit het in gevaar brengen van passagiers en andere weggebruikers.
Gelet op het beperkte tijdsverloop sinds die overtredingen, de hoeveelheid antecedenten en de aard en ernst van de strafbare feiten heeft de staatssecretaris geoordeeld dat onvoldoende tijd is verstreken om te kunnen concluderen dat het risico voor de samenleving voldoende is afgenomen. Het te beschermen belang van de samenleving dient volgens de staatssecretaris zwaarder te wegen dan het belang van [appellant] bij de afgifte van de VOG.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de staatssecretaris de sepotbeslissing van 3 oktober 2007 niet aan het besluit op bezwaar ten grondslag had mogen leggen. Volgens hem betreft het een technisch sepot en geen beleidsmatig sepot. Technische sepots mogen niet in de beoordeling worden betrokken, aldus [appellant].
2.3.1. Dit betoog faalt. De rechtbank is op goede gronden tot het juiste oordeel gekomen dat het in dit geval gaat om een beleidssepot, dat de staatssecretaris bij de beoordeling heeft mogen betrekken.
2.4. [appellant] betoogt verder dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de staatssecretaris in het besluit op bezwaar zijn belangenafweging onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt. Daartoe voert hij aan dat geen kans op recidive bestaat nu het door hem gepleegde geweldsincident en de door hem begane snelheidsovertreding eenmalige incidenten betreffen. Verder is hij geruime tijd naar volle tevredenheid werkzaam geweest als taxichauffeur. Deze omstandigheden zijn volgens hem ten onrechte niet aangemerkt als bijzondere omstandigheden die de afgifte van een VOG rechtvaardigen.
2.4.1. De rechtbank is in haar uitspraak op de door de staatssecretaris gemaakte belangenafweging ingegaan. In het hogerberoepschrift zijn geen redenen aangevoerd waarom de daaraan door de rechtbank gewijde overwegingen onjuist of onvolledig zijn. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, heeft de staatssecretaris in redelijkheid meer gewicht kunnen toekennen aan het risico voor de samenleving dan aan het belang van [appellant] bij de afgifte van een VOG. Ook dit betoog faalt.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van staat.
w.g. Troostwijk w.g. Sparreboom
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2012
176-721.