ECLI:NL:RVS:2012:BX5946

Raad van State

Datum uitspraak
23 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201206121/2/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • H.J.J. Kalter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanwijzing locatie voor ondergrondse afvalcontainer in Bodegraven

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 23 augustus 2012 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Het betreft een geschil tussen [verzoeker], wonend te Bodegraven, en het college van burgemeester en wethouders van Bodegraven-Reeuwijk. Het college had op 31 oktober 2011 locatie 93 in Bodegraven aangewezen voor de plaatsing van een ondergrondse container voor de inzameling van restafval. Na een wijziging op 17 januari 2012 werd locatie 93A aangewezen. [verzoeker] heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij zich niet kon verenigen met de aanwijzing van locatie 93A.

Tijdens de zitting op 9 augustus 2012 is gebleken dat de voorbereidende werkzaamheden voor de plaatsing van de container op locatie 93A zijn gestaakt. Het college heeft verklaard dat er geen verdere stappen zullen worden ondernomen totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan op het beroep van [verzoeker]. De voorzitter heeft overwogen dat er geen sprake is van onverwijlde spoed, zoals vereist in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat de werkzaamheden zijn stopgezet.

Op basis van deze overwegingen heeft de voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 23 augustus 2012.

Uitspraak

201206121/2/A4.
Datum uitspraak: 23 augustus 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Bodegraven,
en
het college van burgemeester en wethouders van Bodegraven-Reeuwijk,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 31 oktober 2011 het heeft college, voor zover hier van belang, locatie 93, gelegen tegenover de woning [locatie] te Bodegraven, aangewezen als locatie voor de plaatsing van een ondergrondse container ten behoeve van de inzameling van restafval (hierna: ondergrondse afvalcontainer).
Bij besluit van 17 januari 2012 heeft het college, voor zover hier van belang, de aangewezen locatie gewijzigd in locatie 93A, eveneens gelegen aan de Hoefslag te Bodegraven.
Bij besluit van 7 juni 2012, verzonden op dezelfde datum, heeft het college het tegen beide besluiten gerichte bezwaar van [verzoeker] ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 juni 2012, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 19 juli 2012.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 juni 2012, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 augustus 2012, waar [verzoeker], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door V. de Bruyn en mr. I. van der Geld, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    [verzoeker] kan zich niet verenigen met de aanwijzing van locatie 93A voor de plaatsing van een ondergrondse afvalcontainer.
2.2.    Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, kan een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.3.    Ter zitting is gebleken dat de voorbereidende werkzaamheden tot plaatsing van de ondergrondse afvalcontainer op locatie 93A zijn gestaakt. Het college heeft verklaard dat niet tot hervatting van voorbereidende werkzaamheden en plaatsing zal worden overgegaan voordat de Afdeling uitspraak zal hebben gedaan op het door [verzoeker] ingestelde beroep. Onder deze omstandigheden bestaat geen onverwijlde spoed als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb.
2.4.    Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.J.J. Kalter, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld    w.g. Kalter
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 augustus 2012
492-727.