ECLI:NL:RVS:2012:BX5947

Raad van State

Datum uitspraak
23 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201206728/2/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • H.J.J. Kalter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake revisievergunning voor slachten en verwerken van pluimvee te Voorthuizen

Op 29 mei 2012 heeft het college van burgemeester en wethouders van Putten een revisievergunning verleend aan [verzoekster A] voor een inrichting voor het slachten en verwerken van pluimvee, gelegen aan de [locatie] te Voorthuizen. Dit besluit werd op 5 januari 2012 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit heeft [verzoekster] op 6 juli 2012 beroep ingesteld, waarbij de gronden van het beroep op 1 augustus 2012 zijn aangevuld. Tevens heeft [verzoekster] de voorzitter van de Raad van State verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzitter heeft het verzoek op 9 augustus 2012 ter zitting behandeld. [Verzoekster] werd vertegenwoordigd door mr. M. Bos, advocaat te Rosmalen, en bijgestaan door ir. P.P.A. van Vugt, A. Dekker en M.C.J. Onderduik. Het college werd vertegenwoordigd door mr. V.A. Textor, advocaat te Arnhem, bijgestaan door H. Ben Kaddour en ing. M. Smit. De voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure.

De voorzitter heeft vastgesteld dat de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober 2010 in werking is getreden, maar dat de wetswijzigingen niet van toepassing zijn op dit geding. [Verzoekster] heeft zich niet kunnen verenigen met verschillende aan de vergunning verbonden voorschriften. De voorzitter concludeert dat er geen onverwijlde spoed is, omdat een van de vereiste bouwvergunningen nog niet door [verzoekster] is aangevraagd. Hierdoor is inwerkingtreding van de revisievergunning op korte termijn niet te verwachten.

Op basis van deze overwegingen heeft de voorzitter het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is op 23 augustus 2012 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

201206728/2/A4.
Datum uitspraak: 23 augustus 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) in het geding tussen:
[verzoekster A] en [verzoekster B], gevestigd te Putten (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoekster]),
en
het college van burgemeester en wethouders van Putten,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 29 mei 2012 heeft het college aan [verzoekster A] een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een inrichting voor het slachten en verwerken van pluimvee, gelegen aan de [locatie] te Voorthuizen. Dit besluit is op 5 januari 2012 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft [verzoekster] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 juli 2012, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 1 augustus 2012.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 juli 2012, heeft [verzoekster] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 augustus 2012, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door mr. M. Bos, advocaat te Rosmalen, bijgestaan door ir. P.P.A. van Vugt, A. Dekker en M.C.J. Onderduik, en het college, vertegenwoordigd door mr. V.A. Textor, advocaat te Arnhem, bijgestaan door H. Ben Kaddour en ing. M. Smit, gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Bij de invoering van deze wet is een aantal andere wetten gewijzigd. Uit het overgangsrecht van de Invoeringswet Wabo volgt dat de wetswijzigingen niet van toepassing zijn op dit geding. In deze uitspraak worden dan ook de wetten aangehaald, zoals zij luidden voordat zij bij invoering van de Wabo werden gewijzigd.
2.3.    [verzoekster] kan zich niet verenigen met verschillende aan de vergunning verbonden voorschriften.
2.4.    Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, kan een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.5.    Ingevolge artikel 20.8 van de Wet milieubeheer treedt een besluit tot verlening van milieuvergunning, in gevallen waarin de vergunning betrekking heeft op het oprichten of veranderen van een inrichting, dat tevens is aan te merken als bouwen in de zin van de Woningwet, niet eerder in werking dan nadat de betrokken bouwvergunning is verleend.
Tussen partijen is niet in geschil dat ten behoeve van het veranderen van de inrichting overeenkomstig de verleende revisievergunning, bouwvergunningen zijn vereist. Ter zitting is door [verzoekster] verklaard dat een van de vereiste bouwvergunningen nog niet door haar is aangevraagd. Dit brengt mee dat inwerkingtreding van de revisievergunning op korte termijn niet is te verwachten. Onder deze omstandigheden bestaat geen onverwijlde spoed als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb.
2.6.    Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.J.J. Kalter, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld    w.g. Kalter
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 augustus 2012
492-727.