ECLI:NL:RVS:2012:BX5948

Raad van State

Datum uitspraak
23 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201207198/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • H.J.J. Kalter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake opslag van asbesthoudende materialen te Reusel

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 23 augustus 2012 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door [verzoeker A] en [verzoeker B], wonend te Reusel, tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Reusel-de Mierden. Deze besluiten, genomen op 23 april en 9 mei 2012, verlengden de begunstigingstermijn voor de aan [belanghebbende] opgelegde last onder dwangsom met betrekking tot de opslag van asbesthoudende materialen op een perceel in Reusel tot 1 november 2012.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 augustus 2012, waarbij zowel de verzoekers als het college vertegenwoordigd waren. De voorzitter overwoog dat ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. De voorzitter concludeerde echter dat er geen onverwijlde spoed bestond, aangezien de last met betrekking tot de opslag van asbesthoudende materialen inmiddels was nageleefd en de asbesthoudende materialen van het perceel waren verwijderd.

De voorzitter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, met de overweging dat de aan de last verbonden begunstigingstermijn niet betrekking had op reeds verwijderde materialen. Tevens werd opgemerkt dat het college had toegezegd handhavend op te treden indien er opnieuw asbesthoudende materialen op het perceel zouden worden opgeslagen. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 23 augustus 2012.

Uitspraak

201207198/1/A4.
Datum uitspraak: 23 augustus 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker A] en [verzoeker B], wonend te Reusel, gemeente Reusel-De Mierden (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]),
en
het college van burgemeester en wethouders van Reusel-de Mierden,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluiten van 23 april 2012 en 9 mei 2012, heeft het college de begunstigingstermijn, verbonden aan de aan [belanghebbende] opgelegde last onder dwangsom betreffende de opslag van asbesthoudende materialen op het perceel [locatie] te Reusel (hierna: het perceel), verlengd tot 1 november 2012.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bij brief van 26 april 2012 bezwaar gemaakt.
Bij brief van 27 april 2012 heeft [verzoeker] de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij mondelinge uitspraak van 10 juli 2012 heeft de voorzieningenrechter zich onbevoegd verklaard om op het verzoek te beslissen.
Het verzoek is door de rechtbank doorgezonden en binnengekomen bij de Raad van State op 23 juli 2012.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 augustus 2012, waar [verzoeker A] en [verzoeker B], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. M. Olthuis, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), kan een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.2.    Bij besluit van 17 oktober 2011 is [belanghebbende], voor zover hier van belang, naar aanleiding van een verzoek van [verzoeker], onder oplegging van een dwangsom gelast om binnen zes weken na de dag van verzending van het besluit de opslag van asbesthoudende materialen op het perceel te staken en gestaakt te houden. Vermeld is dat dit concreet inhoudt dat [belanghebbende] de opgeslagen asbest dient te verwijderen en verwijderd dient te houden. Bij besluiten van 23 april 2012 en 9 mei 2012 heeft het college de - reeds eerder tot 1 mei 2012 verlengde - begunstigingstermijn nader verlengd tot 1 november 2012.
2.3.    [verzoeker] heeft het verzoek om voorlopige voorziening ingediend in verband met de door het college te nemen beslissing op het bezwaar tegen laatstgenoemd besluit. Voor zover het verzoek betrekking heeft op het uitblijven van handhavend optreden tegen gestelde andere overtredingen, betreft dat niet het in bezwaar bestreden besluit en komt het verzoek dan ook niet voor toewijzing in aanmerking.
2.4.    De last ten aanzien van de opslag van asbesthoudende materialen op het perceel betreft de geconstateerde opslag van voorheen als dakbedekking gebruikte golfplaten met asbest. Deze golfplaten zijn inmiddels van het perceel verwijderd. Daarmee is zoverre aan de last voldaan.
De aan [belanghebbende] opgelegde last kan in redelijkheid niet anders worden begrepen dan dat asbesthoudende materialen die van het perceel zijn verwijderd, vanaf dat moment ook verwijderd gehouden dienen te worden. De aan de last verbonden begunstigingstermijn heeft geen betrekking op het verwijderd houden van eenmaal verwijderde materialen. Anders dan [verzoeker] stelt, geven de besluiten van 23 april 2012 en 9 mei 2012 dan ook geen ruimte om de reeds verwijderde asbesthoudende materialen op enig tijdstip weer opnieuw op te slaan.
Ter zitting heeft het college toegezegd dat het, in het geval op het perceel opnieuw asbesthoudende materialen worden opgeslagen, daartegen op korte termijn handhavend zal optreden.
2.5.    Onder deze omstandigheden bestaat geen onverwijlde spoed als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb.
2.6.     Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek van [verzoeker] om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.J.J. Kalter, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld    w.g. Kalter
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 augustus 2012
492-727.