201207260/2/A1.
Datum uitspraak: 24 augustus 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), hangende het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats], gemeente Nijkerk,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem van 13 juli 2012 in de zaken nrs. 12/2059 en 12/2060 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Nijkerk.
Bij besluit van 24 oktober 2011 heeft het college [verzoeker] gelast de serre aan de oostelijke zijde van de woning en de uitbouw, waaronder de kap op de eerder vergunningvrij gerealiseerde aanbouw, aan de zuidelijke zijde van de woning, naar keuze, te verwijderen, waarna de woning in overeenstemming moet zijn gebracht met de situatie, zoals deze is weergegeven op tekening […] die deel uitmaakt van de op 28 september 2010 verleende omgevingsvergunning, of zo aan te passen, dat wordt voldaan aan de criteria die zijn vermeld in artikel 2, aanhef en onder 3, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht.
Bij besluit van 2 mei 2012 heeft het het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 juli 2012, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 juli 2012, hoger beroep ingesteld. Voorts heeft hij de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 16 augustus 2012, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. E. Smits en mr. I.J.M.I. Souren, beiden advocaat te Rotterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. D.I. Liesdek, werkzaam in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. [verzoeker] heeft verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat de besluiten van 24 oktober 2011 en 2 mei 2012 worden geschorst ter voorkoming van onevenredig nadeel in afwachting van een uitspraak op zijn hoger beroep.
2.2. De door [verzoeker] in hoger beroep opgeworpen rechtsvragen, die met name betrekking hebben op de vraag er bijzondere omstandigheden zijn, in verband waarmee het college van handhavend optreden had moeten afzien, lenen zich niet voor beantwoording in deze procedure en zullen in de bodemprocedure moeten worden beantwoord. Niet op voorhand valt echter uit te sluiten dat de aangevallen uitspraak niet onverkort in stand zal blijven.
Nu voorts niet is gebleken van zodanig dringende belangen aan de zijde van het college, dat de uitspraak op het hoger beroep niet kan worden afgewacht, bestaat aanleiding om na te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.3. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Nijkerk van 2 mei 2012, kenmerk 173403, en 24 oktober 2011, kenmerk 152340;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Nijkerk tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Nijkerk aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 232,00 (zegge: tweehonderdtweeëndertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. N.D.T. Pieters, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Pieters
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2012