201108936/1/R4.
Datum uitspraak: 29 augustus 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te Leeuwarden,
de raad van de gemeente Leeuwarden,
verweerder.
Bij besluit van 30 mei 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Leeuwarden - Tesselschadestraat 51" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 augustus 2011, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en anderen en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 juni 2012, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door mr. drs. J. van den Noord en P. de Jager, werkzaam bij de gemeente, vergezeld door ing. M.M.P. Numan, zijn verschenen.
2.1. Het plan biedt een juridisch-planologisch kader voor het realiseren van een parkeergarage met een verkooppunt van motorbrandstoffen exclusief lpg aan de Tesselschadestraat 51 te Leeuwarden.
2.2. [appellant] en anderen kunnen zich niet verenigen met de in het plan voorziene parkeergarage. Zij voeren hiertoe aan dat de rooilijn van de parkeergarage afwijkt van de rest van de omgeving en dat daardoor een stedenbouwkundig onwenselijke situatie ontstaat. [appellant] en anderen betogen dat de rooilijn in overeenstemming met de rooilijn van het naastgelegen UWV gebouw zou moeten zijn, waardoor de parkeergarage ongeveer 10 m in zuidelijke richting moet worden verplaatst. In dit verband voeren [appellant] en anderen aan dat in plaats van 'recht' te parkeren, het zogenoemde 'visgraatparkeren' in de parkeergarage kan worden ingevoerd in combinatie met eenrichtingsverkeer en dat dit 6 m in de lengte van de parkeergarage zou schelen waardoor genoeg ruimte zou overblijven voor de groenstrook.
2.2.1. De raad stelt dat aan de Tesselschadestraat diverse gebouwen op verschillende afstanden tot de straat zijn gesitueerd, waardoor de parkeergarage goed aansluit bij het bestaande gevarieerde beeld in het gebied. De raad stelt voorts dat vanwege de groenzone die blijkens het "Ontwikkelkader voor de Tesselschadestraat, WTC en omgeving" (hierna: het Ontwikkelkader) achter de voorziene parkeergarage moet worden aangelegd, het onwenselijk is om de parkeergarage in zuidelijke richting te verplaatsen. Volgens de raad wordt de parkeergarage ingericht volgens de geldende CROW-normen en is het niet mogelijk ruimte te winnen door het 'visgraatparkeren' en daarbij het comfort te behouden met hetzelfde aantal parkeerplaatsen.
2.2.2. De plantoelichting vermeldt dat de parkeergarage, wat betreft omvang en grootte, zal aansluiten bij de schaal van de omliggende bedrijfsgebouwen. Aan de straatzijde is gekozen voor een bouwhoogte van 11,5 m en aan de achterzijde voor een bouwhoogte van 16,5 m. Gelet op het zeer ruime straatprofiel conflicteert de nieuwbouw niet met de kleinschalige woonbebouwing aan de noordzijde van de Tesselschadestraat. Door de gehanteerde bouwhoogte en de situering van de nieuwbouw worden de belangen van omwonenden niet onevenredig geschaad, zo staat in de plantoelichting.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat het gebouw ten westen van de voorziene parkeergarage en de huidige luifel van het tankstation op een vergelijkbare afstand van de weg zijn gelegen als de voorziene parkeergarage. De raad heeft ter zitting toegelicht dat rekening dient te worden gehouden met het thans aanwezige tankstation, welke in het ontwerp van de parkeergarage is opgenomen.
Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de voorziene parkeergarage wat betreft de rooilijn past in het stedenbouwkundige beeld ter plaatse. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de rooilijnen van de diverse gebouwen aan de Tesselschadestraat thans niet overal gelijk zijn. De Afdeling is voorts van oordeel dat de raad in redelijkheid de situering van het tankstation aan de weg van belang heeft mogen achten met het oog op de bereikbaarheid.
2.2.3. De plantoelichting vermeldt ten aanzien van de groenstrook dat deze in het Ontwikkelkader is gesitueerd achter de voorziene parkeergarage, gelegen tussen de bebouwing aan de Tesselschadestraat en de ten zuiden daarvan gelegen Harlingertrekweg om de aldaar aanwezige bedrijfsbebouwing van elkaar te scheiden. De raad heeft ter zitting toegelicht dat de situering van de groenstrook mede voortkomt uit de eigendomsverhoudingen ter plaatse.
Het 10 m zuidelijker situeren van de voorziene parkeergarage zoals [appellant] en anderen wensen, zou leiden tot volledige bezetting van de voorziene groenstrook door de parkeergarage. Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een dergelijke verplaatsing niet wenselijk is. De Afdeling overweegt daarnaast dat de raad aan de hand van de door hem ingediende inrichtingsschetsen aannemelijk heeft gemaakt dat het zogenoemde visgraatparkeren een beperking vormt voor het aantal te realiseren parkeerplaatsen. Gelet hierop heeft de raad in redelijkheid kunnen uitgaan van de door hem voorgestane invulling van de parkeergarage.
2.3. [appellant] en anderen betogen dat de raad onvoldoende belang heeft toegekend aan de schaduwwerking als gevolg van de in het plan voorziene parkeergarage die zal leiden tot een verhoging van het energieverbruik in hun woningen en een negatieve invloed heeft op de gezondheidstoestand van omwonenden. [appellant] en anderen verwijzen in dit verband naar ministeriële nieuwsbrieven en wetenschappelijke onderzoeken.
2.3.1. De raad stelt dat bij het bepalen van de maximale bouwhoogtes van de parkeergarage rekening is gehouden met de bezonning bij de tegenoverliggende woningen. De raad stelt voorts dat blijkens de bezonningsstudie van 17 december 2010 alleen tijdens de winterperiode een beperking van zonlicht plaatsvindt. De raad acht deze beperkte aantasting van de bezonning aanvaardbaar in een stedelijke omgeving.
2.3.2. Ten behoeve van het plan is op 17 december 2010 door A.G. Nova architecten Leeuwarden een bezonningsstudie opgesteld. Volgens deze bezonningsstudie wordt de bezonning vanwege de voorziene parkeergarage alleen in de winterperiode tussen 12.00 uur en ongeveer 18.00 uur beperkt. Tijdens de overige uren in de winterperiode en in de andere jaargetijden ondervinden de woningen van [appellant] en anderen geen schaduwwerking als gevolg van de parkeergarage.
In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de bezonningsstudie dusdanige gebreken vertoont dat de raad zich hierop bij de vaststelling van het plan niet in redelijkheid mocht baseren. [appellant] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat de voorziene parkeergarage leidt tot zodanige schaduwwerking ter plaatse van hun woningen dat de raad deze niet in redelijkheid aanvaardbaar heeft kunnen achten. Het directe zonlicht wordt immers slechts gedurende een deel van de dag in de winterperiode beperkt en in de overige jaargetijden vindt geen schaduwwerking plaats.
2.4. [appellant] en anderen betogen dat de raad heeft miskend dat de parkeergarage zal leiden tot een toename van het wegverkeerslawaai als gevolg van een stijging van het aantal verkeersbewegingen. [appellant] en anderen vrezen voorts stof-, geur-, trillings-, en verlichtingsoverlast.
2.4.1. De raad stelt dat aansluiting is gezocht bij de in de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten van 2009 (hierna: de VNG-brochure) opgenomen richtafstand van 30 m tussen de woningen en de parkeergarage. De raad merkt in dit verband op dat de afstand van 30 m geldt in een rustige woonwijk, terwijl hier sprake is van gemengd gebied waardoor een richtafstand geldt van 10 m. Nu de parkeergarage ruimschoots voldoet aan de in de VNG-brochure genoemde richtafstand, bestaat volgens de raad geen aanleiding te veronderstellen dat de parkeergarage onevenredige overlast met zich zal brengen. Volgens de raad brengt de parkeergarage niet meer verkeersbewegingen met zich en blijkt uit het luchtkwaliteitonderzoek "Ontwikkeling Parkeergarage Revius, locatie Tesselschadestraat" van maart 2011 (hierna: het luchtkwaliteitonderzoek) dat aan de geldende normen wordt voldaan. De raad stelt voorts dat door het ontwerp en het materiaalgebruik van de parkeergarage overlast door autoverlichting zal worden geminimaliseerd. De raad stelt tot slot dat geen trillingen zijn te verwachten, nu het gaat om een asfaltweg zonder drempels.
2.4.2. In het luchtkwaliteitonderzoek is gebruik gemaakt van de verkeersgegevens die zijn gegenereerd via het verkeersmodel van de gemeente Leeuwarden. In dit verkeersmodel is rekening gehouden met de invulling van het kantorengebied, waaronder de realisering van de parkeergarage, aan de zuidzijde van de Tesselschadestraat. In de plantoelichting staat dat de parkeergarage geen extra verkeersbewegingen oplevert, aangezien de garage is bedoeld voor de thans aanwezige omringende bedrijven. Werknemers en bezoekers van deze bedrijven parkeren in de huidige situatie ook binnen het gebied. De parkeergarage wordt volgens de plantoelichting ontsloten via de Reviusstraat en/of de Van der Nootstraat en niet via de Tesselschadestraat om de verkeersafwikkeling op deze straat niet te verstoren.
Voor zover [appellant] en anderen betogen dat als gevolg van een toename van het aantal werknemers bij de omringende bedrijven het aantal verkeersbewegingen zal stijgen, overweegt de Afdeling dat dit niet afdoet aan het aantal in het plan voorziene beschikbare parkeerplaatsen in de parkeergarage, hetgeen is meegenomen in het verkeersmodel.
2.4.3. In het luchtkwaliteitonderzoek is uitgegaan van een "worst case scenario". Volgens het luchtkwaliteitonderzoek laten de uitgevoerde berekeningen zien dat in het "worst case scenario" wordt voldaan aan de geldende normen. De conclusie van het luchtkwaliteitonderzoek is dat de realisatie van de parkeergarage in combinatie met een gewijzigde ontsluitingsstructuur van het kantorengebied uit het oogpunt van luchtkwaliteit geen beperkingen oplevert.
Voor zover [appellant] en anderen betogen dat nader onderzoek naar de luchtkwaliteit noodzakelijk is, stelt de Afdeling vast dat dit onderzoek heeft plaatsgevonden en de resultaten hiervan zijn neergelegd in het luchtkwaliteitonderzoek.
2.4.4. Gelet op het vorenoverwogene hebben [appellant] en anderen niet aannemelijk gemaakt dat de raad het aantal verkeersbewegingen als gevolg van de voorziene parkeergarage heeft miskend, noch dat het luchtkwaliteitonderzoek zodanige gebreken dan wel leemten in kennis bevat dat de raad zich hierop niet mocht baseren bij de vaststelling van het plan.
Het standpunt van de raad dat door het ontwerp en materiaalgebruik van de parkeergarage overlast door autoverlichting zal worden geminimaliseerd en dat geen trillingen zijn te verwachten, aangezien sprake is van een asfaltweg zonder drempels, komt de Afdeling voorts niet onjuist voor. [appellant] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat niettemin moet worden gevreesd voor ernstige overlast in de vorm van autoverlichting en trillingen.
2.4.5. De Afdeling overweegt dat in de VNG-brochure richtafstanden worden gegeven ten opzichte van een milieugevoelige bestemming om hinder van milieufactoren, waaronder geluid en geur, uit te sluiten of althans tot een aanvaardbaar niveau te beperken. De VNG-brochure kan worden gebruikt bij de beoordeling van nieuwe situaties. Als uitgangspunt geldt dat de aangegeven indicatieve afstanden gemotiveerd kunnen worden toegepast.
Zowel een parkeergarage als een tankstation zonder lpg vallen volgens de VNG-brochure onder milieucategorie 2. Voor deze categorie wordt in een rustige omgeving een afstand van 30 m ten opzichte van woningen gehanteerd en in gemengd gebied een afstand van 10 m. De afstand tussen de parkeergarage en de dichtstbijzijnde woningen van appellanten bedraagt ongeveer 30 m. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat in dit geval sprake is van gemengd gebied.
[appellant] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat, hoewel ruimschoots wordt voldaan aan de richtafstand van 10 m, realisering van de voorziene parkeergarage ertoe leidt dat ter plaatse van hun woningen geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd.
2.5. In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.A.A. Mondt-Schouten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Steenbergen, ambtenaar van staat.
w.g. Mondt-Schouten w.g. Van Steenbergen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 augustus 2012