201200884/1/R2.
Datum uitspraak: 29 augustus 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellanten sub 1], wonend te [woonplaats], gemeente Reimerswaal,
2. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats], gemeente Reimerswaal,
het college van burgemeester en wethouders van Reimerswaal,
verweerder.
Bij besluit van 29 november 2011 heeft het college het wijzigingsplan "Sequoiahof, de 28ste wijziging van het bestemmingsplan Buitengebied" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 januari 2012, en [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 januari 2012, beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Het college en [appellanten sub 1] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 juli 2012, waar [appellanten sub 1], bijgestaan door M. Weststrate, en het college, vertegenwoordigd door mr. T.W. Franssen, advocaat te Breda, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende], bijgestaan door ing. R.G.M. Louwes, als belanghebbende, verschenen.
2.1. Het plan voorziet in de wijziging van de planregeling voor het plandeel betreffende de Sequoiahof aan de Kanaalweg 79 in Hansweert. De Sequoiahof betreft een horecagelegenheid met daarbij een siertuin. Uit de stukken blijkt dat op 25 juni 2003 een vergunning is verleend aan de horecagelegenheid de Sequoiahof (hierna: de Sequoiahof), ingevolge artikel 3 van de Drank- en Horecawet. Onder het vorige bestemmingsplan "Buitengebied" was ter plaatse reeds horeca toegestaan. Ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder k, van de planvoorschriften van dat bestemmingsplan was deze horeca ondergeschikt aan de siertuin. Door de wijziging van de planregeling is de horecafunctie van de Sequoiahof niet langer ondergeschikt aan de siertuin, waardoor een intensiever gebruik van het horecabedrijf mogelijk is.
2.2. [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] kunnen zich niet verenigen met het plan. Zij voeren hiertoe aan dat het plan niet zal leiden tot een economisch voordeel en daarmee niet voldoet aan de Nieuw Economische Drager-regeling (hierna: de NED-regeling). [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] vrezen voor geluidsoverlast en verkeersoverlast als gevolg van de in het plan toegestane vergroting van de gebruiksmogelijkheden van de Sequoiahof, met onder meer een verruiming van de openingstijden. Verder vrezen [appellanten sub 1] voor parkeeroverlast en overlast vanwege afval van bezoekers van de Sequoiahof.
[appellanten sub 1] voeren tevens aan dat het plan zal leiden tot een beperking van de uitbreidingsmogelijkheden van hun agrarische bedrijven aan de [locatie a] en [locatie b] te [plaats]. [appellanten sub 1] betogen voorts dat onvoldoende rekening is gehouden met de belangen van omwonenden.
[appellanten sub 1] en [appellant sub 2] betwijfelen daarnaast de deskundigheid van de aan het plan ten grondslag liggende rapporten, nu die zijn opgesteld in opdracht van de initiatiefnemer.
2.3. Ten aanzien van het betoog van [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] dat niet voldaan wordt aan de voorwaarden van de NED-regeling, acht de Afdeling het volgende van belang.
Op grond van het provinciaal beleid zoals neergelegd in het Omgevingsplan Zeeland 2006-2012 is een verbreding van de economie op het Zeeuwse platteland noodzakelijk. Voordat een nieuwe economische drager kan worden gerealiseerd is het op grond van dit beleid nodig dat de ondernemer bijdraagt aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.
De Afdeling overweegt dat het college bij de vaststelling van een bestemmingsplan niet aan provinciaal beleid is gebonden. Wel dient het college daarmee rekening te houden, hetgeen betekent dat dit beleid in de belangenafweging dient te worden betrokken. In de stukken en ter zitting heeft het college aangegeven zich aan dit beleid te willen houden, omdat de Sequoiahof een beeldbepalend pand betreft. Zo is in de plantoelichting het provinciaal ruimtelijk beleid vermeld en is aan de voorwaarden van de NED-regeling getoetst. In deze toetsing is erop gewezen dat door de initiatiefnemer reeds substantiële investeringen gedaan zijn ten behoeve van het behoud en de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van de Sequoiahof en de siertuin en dat dergelijke investeringen ook in de toekomst gedaan zullen worden. Volgens het college is de conclusie van deze toetsing dat aan de NED-regeling wordt voldaan. [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] hebben dit niet bestreden, noch anderszins aannemelijk gemaakt dat de raad zich niet in redelijkheid op dit standpunt heeft kunnen stellen. Gelet hierop acht de Afdeling niet aannemelijk gemaakt dat onvoldoende rekening is gehouden met het provinciaal beleid. Het betoog faalt derhalve.
2.4. Ingevolge artikel A van het plan wordt de subbestemming "SAsha" gewijzigd in 'siertuin en horecafaciliteiten en het behoud van archeologische waarden'.
Ingevolge artikel B van het plan wordt onder Horecafaciliteiten verstaan: 'Horecafaciliteiten: horecafuncties bestaande uit:
- horeca-activiteiten, zoals genoemd onder categorie Ia van de Staat van Horeca-activiteiten;
- bed & breakfast (ten hoogste vijf kamers);
- restaurant annex bistro;
- zaalaccommodatie hoofdzakelijk bestaande uit het verstrekken van gelegenheid tot het houden van vergaderingen, bijeenkomsten (cursussen, teambuilding, workshops) en bruiloften en partijen, met daarbij behorende faciliteiten zoals toiletten en dienstruimtes, zodat slechts beperkte hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt, met dien verstande dat hieronder niet zijn begrepen functies, evenementen en activiteiten die een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kan brengen, zoals:
- muziekavonden met hoofdzakelijk optredens van bands (live muziek) en D'J's;
- een partycentrum waar het houden van feesten en partijen met hoofdzakelijk muziek en dans en/of meerdere zalen centraal staan.
2.4.1. Met betrekking tot de vrees van [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] voor geluidsoverlast als gevolg van het plan, acht de Afdeling het volgende van belang.
De openingstijden van de siertuin zijn niet begrensd, maar door het gebruik wel feitelijk begrensd. Door de ondergeschiktheid aan de siertuin gold dit ook voor de horecagelegenheid de Sequoiahof. Met het plan vervalt de ondergeschiktheid van de Sequoiahof aan de siertuin, waardoor de Sequoiahof wat betreft de openingstijden onder de Algemene Plaatselijke Verordening 2010 (hierna: APV 2010) komt te vallen. Op grond van artikel 2:29 van de APV moet een horecagelegenheid uiterlijk om 03.00 uur sluiten. Het college wijst erop dat deze sluitingstijden gelden voor de gehele gemeente Reimerswaal. Het college stelt zich op het standpunt dat deze verruiming geen onevenredige overlast tot gevolg zal hebben. De Afdeling acht het standpunt van het college dat de subbestemming "SAsha" gelet daarop niet onaanvaardbaar is, niet onredelijk. Daartoe is van belang dat het gebruik waar [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] het meest voor vrezen, live muziek en muziek door DJ's, alsook een partycentrum waar het houden van feesten en partijen met hoofdzakelijk muziek en dans en/of in meerdere zalen centraal staan, op grond van artikel B, van de planregels niet is toegestaan.
Voorts hebben [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] niet aannemelijk gemaakt dat het toegestane gebruik van de Sequoiahof, gelet op de omvang van de Sequoiahof, het maximaal aantal aanwezige bezoekers en de afstand tot de woningen van [appellanten sub 1] en [appellant sub 2], van ongeveer 62 meter tot 94 meter, tot zodanige geluidsoverlast zou leiden dat het college het plan niet in redelijkheid heeft kunnen vaststellen.
[appellanten sub 1] en [appellant sub 2] hebben evenmin aannemelijk gemaakt dat vertrekkende bezoekers van de Sequoiahof bij de woning van [appellant sub 2] voor zodanige geluidsoverlast zullen zorgen dat dit als onevenredig had moeten worden aangemerkt. Dat [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] stellen reeds in de huidige situatie hinder te ondervinden van de Sequoiahof, kan niet leiden tot het oordeel dat deze hinder onevenredig is, noch zal worden als gevolg van het plan, nu zij deze stelling niet nader onderbouwd hebben.
Overigens heeft het college erop gewezen dat het niet de bedoeling is dat gebruik gemaakt zal worden van de maximaal mogelijke sluitingstijden op grond van de APV 2010. Ter zitting heeft het college naar voren gebracht dat er gesprekken gaande zijn met omwonenden, waaronder [appellanten sub 1] en [appellant sub 2], over een inperking van de maximale openingstijden van de Sequoiahof. Hiertoe zal een nader besluit worden genomen.
2.5. Met betrekking tot de vrees van [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] dat het plan zal leiden tot verkeersoverlast, acht de Afdeling het volgende van belang. Uit de stukken blijkt dat in de huidige situatie ongeveer
40 motorvoertuigbewegingen per dag plaatsvinden vanwege de Sequoiahof. Als gevolg van het plan zullen dit maximaal 220 motorvoertuigbewegingen worden; een toename van 180 motorvoertuigbewegingen, op de weg die de meest logische aanrijdroute is, namelijk de Kanaalweg. In de plantoelichting staat dat blijkens het door het bureau RBOI verrichtte verkeersonderzoek, in 2020 op de Kanaalweg in de autonome ontwikkeling, zonder de toename ten gevolge van dit plan, 2.190 motorvoertuigbewegingen per dag te verwachten zijn. Het college stelt zich op het standpunt dat de aanvullende verkeersaantrekkende werking van de Sequoiahof slechts tot een beperkte toename van het totale verkeer op de Kanaalweg zal leiden en geen onevenredige verkeersoverlast tot gevolg zal hebben. [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] hebben niet aannemelijk gemaakt dat het college zich niet in redelijkheid op dit standpunt heeft kunnen stellen. Voor zover [appellant sub 2] stelt dat als gevolg van het plan eveneens een toename van het verkeer op de Reeweg zal optreden, heeft hij dit evenmin aannemelijk gemaakt. Het betoog faalt.
2.6. Ten aanzien van het betoog van [appellanten sub 1] dat het plan tot parkeeroverlast zal leiden, acht de Afdeling het volgende van belang. Uit de stukken blijkt dat op het parkeerterrein momenteel 55 parkeerplaatsen aanwezig zijn en ruimte is voor twee autobussen. Het aantal te verwachten bezoekers van de siertuin en de horecagelegenheid bedraagt dagelijks in totaal 130. Rekening houdende met dubbelgebruik, zijn volgens het college slechts 45 parkeerplaatsen vereist en is derhalve in ruim voldoende parkeerruimte voorzien. [appellanten sub 1] hebben niet aannemelijk gemaakt dat het college zich niet in redelijkheid op dit standpunt heeft kunnen stellen. Hun betoog dat het plan leidt tot parkeeroverlast faalt dan ook.
Voor zover [appellanten sub 1] verder betogen dat het plan leidt tot overlast vanwege afval van bezoekers van de Sequoiahof, overweegt de Afdeling dat dit betoog niet nader onderbouwd is. Bovendien betreft de wijze waarop afval gedeponeerd kan worden rondom de Sequoiahof een kwestie van uitvoering, dat in de voorliggende procedure niet ter toetsing voor ligt. Het betoog faalt derhalve.
2.7. Voor zover [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] de deskundigheid van de aan het plan ten grondslag liggende rapporten in twijfel trekken, omdat de opdrachtgever de exploitant van de Sequoiahof is, overweegt de Afdeling als volgt. De enkele omstandigheid dat de exploitant van de Sequoiahof de opdrachtgever is van deze rapporten, is onvoldoende voor het oordeel dat de raad deze rapporten niet ten grondslag heeft kunnen leggen aan het plan. [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] hebben verder niet gesteld, noch anderszins aannemelijk gemaakt, dat de rapporten onjuist dan wel onvolledig zouden zijn. Het betoog faalt derhalve.
2.8. In hetgeen [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
De beroepen zijn ongegrond.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Vogel-Carprieaux, ambtenaar van staat.
w.g. Simons-Vinckx w.g. Vogel-Carprieaux
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 augustus 2012