ECLI:NL:RVS:2012:BX6469

Raad van State

Datum uitspraak
27 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201203777/5/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Dorpskern Hoornaar

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 27 augustus 2012 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot het bestemmingsplan "Dorpskern Hoornaar". Het bestemmingsplan werd op 26 januari 2012 vastgesteld door de raad van de gemeente Giessenlanden. De verzoeker, wonend te Oud-Alblas, heeft op 12 april 2012 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening op 20 juni 2012. Tijdens de zitting op 10 augustus 2012 waren zowel de verzoeker, vertegenwoordigd door een gemachtigde, als de raad, vertegenwoordigd door mr. A. van Dijk-van den Hoef en J. van Montfoort, aanwezig.

De voorzitter heeft overwogen dat het verzoek om een voorlopige voorziening een voorlopig karakter heeft en niet bindend is voor de bodemprocedure. De verzoeker betwistte de vaststelling van het bestemmingsplan, met name de bestemming van enkele bijgebouwen en een deel van zijn perceel dat als tuin wordt gebruikt. Hij voerde aan dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar verkeersveiligheid en asbestrisico's. De raad stelde echter dat er geen spoedeisend belang was, omdat er geen ontwikkelingen op het perceel te verwachten waren voordat de Afdeling uitspraak zou doen in de bodemzaak.

De voorzitter concludeerde dat de verzoeker in de veronderstelling verkeerde dat het plan op korte termijn onherroepelijk zou worden zonder voorlopige voorziening, terwijl dit pas na de einduitspraak van de Afdeling het geval zou zijn. Gezien de omstandigheden en het verhandelde ter zitting, was er geen aanleiding om te veronderstellen dat de verzoeker op korte termijn werkzaamheden zou willen uitvoeren die door het plan belemmerd zouden worden. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201203777/5/R4.
Datum uitspraak: 27 augustus 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Oud-Alblas, gemeente Graafstroom,
verzoeker,
en
de raad van de gemeente Giessenlanden,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 januari 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Dorpskern Hoornaar" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 april 2012, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 juni 2012, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 augustus 2012, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door mr. A. van Dijk-van den Hoef en J. van Montfoort, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in een actuele juridisch-planologische regeling voor de dorpskern Hoornaar.
2.3. [verzoeker] kan zich niet verenigen met de vaststelling van het plan. Volgens hem zijn enkele bijgebouwen bij de woning op zijn perceel [locatie] te [plaats] ten onrechte niet als zodanig bestemd. Verder stelt [verzoeker] dat een deel van het perceel dat als tuin wordt gebruikt ten onrechte voor verkeersdoeleinden is bestemd. Ook voert hij aan dat onvoldoende onderzoek is gedaan naar de verkeersveiligheid en de risico's van asbest.
2.4. De raad heeft ter zitting gesteld dat spoedeisend belang bij het verzoek ontbreekt, omdat geen ontwikkelingen op het perceel zijn te verwachten voordat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemzaak.
2.5. Uit het verzoekschrift maakt de voorzitter op dat [verzoeker] kennelijk in de onjuiste veronderstelling verkeert dat het plan op korte termijn onherroepelijk wordt, indien geen voorlopige voorziening wordt getroffen. Het plan zal echter pas onherroepelijk worden nadat de Afdeling in de bodemzaak einduitspraak heeft gedaan.
2.6. Gelet op het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is niet aannemelijk dat [verzoeker] voornemens is op korte termijn op het perceel [locatie] te [plaats] (bouw)werkzaamheden uit te voeren die als gevolg van de inwerkingtreding van het plan geen doorgang kunnen vinden. Nu de raad ter zitting heeft gesteld dat op het perceel ook overigens geen ontwikkelingen zijn te verwachten voordat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemzaak, is geen sprake van onverwijlde spoed die het treffen van een voorlopige voorziening vereist.
2.7. Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter aanleiding het verzoek af te wijzen.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Drouen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 augustus 2012
375-717.