ECLI:NL:RVS:2012:BX6472

Raad van State

Datum uitspraak
28 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201206561/2/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • H.J.J. Kalter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake plaatsing ondergrondse afvalcontainer te Bodegraven

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Bodegraven-Reeuwijk op 31 oktober 2011 besloten om locatie 110, gelegen tegenover de woning te Bodegraven, aan te wijzen voor de plaatsing van een ondergrondse container voor de inzameling van restafval. Dit besluit leidde tot bezwaar van de verzoeker, die op 3 juli 2012 beroep instelde bij de Raad van State. De verzoeker heeft verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij zich niet kon verenigen met de aanwijzing van de locatie voor de ondergrondse afvalcontainer.

Het college heeft op 27 januari 2012 de aangewezen locatie gewijzigd naar locatie 110A, maar dit besluit werd door drie belanghebbenden betwist. Op 4 juni 2012 heeft het college het bezwaar van deze belanghebbenden gegrond verklaard en de locatie wederom gewijzigd naar locatie 110. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 9 augustus 2012, waarbij de verzoeker en het college vertegenwoordigd waren.

De voorzitter overwoog dat, volgens artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Het college verklaarde echter dat er niet tot plaatsing van de container op locatie 110 zou worden overgegaan voordat er uitspraak was gedaan op het beroep van de verzoeker. Hierdoor was er volgens de voorzitter geen sprake van onverwijlde spoed. De voorzitter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook afgewezen, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 28 augustus 2012.

Uitspraak

201206561/2/A4.
Datum uitspraak: 28 augustus 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Bodegraven,
en
het college van burgemeester en wethouders van Bodegraven-Reeuwijk,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 31 oktober 2011 heeft het college onder meer locatie 110, gelegen tegenover de woning [locatie] te Bodegraven, aangewezen als locatie voor de plaatsing van een ondergrondse container ten behoeve van de inzameling van restafval (hierna: ondergrondse afvalcontainer).
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 27 januari 2012 heeft het college onder meer de aangewezen locatie gewijzigd in locatie 110A, gelegen op de kruising De Bleek/De Landlust te Bodegraven.
Tegen dit besluit is bezwaar gemaakt door [3 belanghebbenden].
Bij besluit van 4 juni 2012, verzonden op 22 juni 2012, heeft het college het bezwaar van [3 belanghebbenden] gegrond verklaard, het besluit van 27 januari 2012 herroepen en de aangewezen locatie wederom gewijzigd in locatie 110.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 juli 2012, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 31 juli 2012.
Bij eerstgenoemde brief heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 augustus 2012, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door [gemachtigden], en het college, vertegenwoordigd door V. de Bruyn en mr. I. van der Geld, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    [verzoeker] kan zich niet verenigen met de aanwijzing van locatie 110 voor de plaatsing van een ondergrondse afvalcontainer.
2.2.    Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, kan een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.3.    Ter zitting heeft het college verklaard dat niet tot plaatsing van de ondergrondse afvalcontainer op locatie 110 zal worden overgegaan voordat de Afdeling uitspraak zal hebben gedaan op het door [verzoeker] ingestelde beroep. Onder deze omstandigheden bestaat geen onverwijlde spoed als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb.
2.4.    Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.J.J. Kalter, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld    w.g. Kalter
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2012
492-727.