ECLI:NL:RVS:2012:BX6520

Raad van State

Datum uitspraak
5 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201200090/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • A.M. van Meurs-Heuvel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de beslissing over de eigen bijdrage voor rechtsbijstand

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 23 november 2011. Het betreft de beslissing van het bestuur van de raad voor rechtsbijstand om aan [appellant] een toevoeging voor rechtsbijstand te verlenen, waarbij de eigen bijdrage is vastgesteld op € 757,00. De aanvraag om deze toevoeging is op 14 januari 2011 ingediend, en het bestuur heeft op 8 februari 2011 de toevoeging verleend. Vervolgens heeft het bestuur op 18 maart 2011 het bezwaar van [appellant] tegen de hoogte van de eigen bijdrage ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft in haar uitspraak van 23 november 2011 het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, waarop [appellant] in hoger beroep is gegaan. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak vervolgens behandeld. In de overwegingen van de uitspraak wordt ingegaan op de relevante artikelen van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) en de wijze waarop het bestuur het inkomen van [appellant] heeft vastgesteld. Het bestuur was verplicht om uit te gaan van het inkomen in het peiljaar 2011, zoals bepaald in artikel 34c van de Wrb.

De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep ongegrond is en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 5 september 2012.

Uitspraak

201200090/1/A2.
Datum uitspraak: 5 september 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Wassenaar,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 23 november 2011 in zaak nr. 11/3410 in het geding tussen:
[appellant]
en
het bestuur van de raad voor rechtsbijstand.
Procesverloop
Bij besluit van 8 februari 2011 heeft het bestuur aan [appellant] een toevoeging voor rechtsbijstand verleend en daarbij de eigen bijdrage vastgesteld op € 757,00.
Bij besluit van 18 maart 2011 heeft het het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 november 2011 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Nadat partijen daartoe toestemming hadden verleend, heeft de Afdeling bepaald dat behandeling van de zaak ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 25, derde lid, van de Wet op de rechtsbijstand (hierna: de Wrb) verstrekt de inspecteur op verzoek van het bestuur het bedrag aan vermogen dat meer bedraagt dan het heffingvrij vermogen van de rechtzoekende. Voor zover van de rechtzoekende geen vermogens- of inkomensgegeven beschikbaar is, verstrekt de inspecteur op verzoek van het bestuur zo mogelijk het bedrag dat in het peiljaar het vermogen of inkomen zo goed mogelijk benadert.
Ingevolge het vierde lid legt, indien de inspecteur niet over de gegevens over vermogen of inkomen, bedoeld in het derde lid, beschikt, de aanvrager stukken over, op grond waarvan het bestuur het bedrag aan vermogen of inkomen kan vaststellen.
Ingevolge artikel 34a, eerste lid is het inkomen van de rechtzoekende het inkomensgegeven in het peiljaar. Voor zover van de rechtzoekende geen inkomensgegeven beschikbaar is, wordt onder inkomen verstaan, het bedrag dat in het peiljaar het inkomen zo goed mogelijk benadert, dan wel door het bestuur op grond van door de rechtszoekende overgelegde gegevens vastgestelde bedrag aan inkomen.
Ingevolge artikel 34c, eerste lid neemt het bestuur, indien in het jaar waarin de aanvraag om een toevoeging is gedaan sprake is van een terugval in het inkomen of vermogen, op aanvraag van de rechtzoekende een besluit dat is gebaseerd op het inkomen of vermogen in het jaar waarin de aanvraag om een toevoeging is gedaan.
Ingevolge artikel 35, eerste lid is de rechtzoekende een eigen bijdrage verschuldigd voor de verlening van rechtsbijstand.
2. De aanvraag om toevoeging is op 14 januari 2011 ingediend. [appellant] is ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onder e, van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand, zoals dat ten tijde van de aanvraag om toevoeging gold, in verband met zijn inkomen in 2011 een eigen bijdrage van € 757,00 verschuldigd.
3. [appellant] betoogt tevergeefs dat de rechtbank heeft miskend dat het bestuur bij de peiljaarverlegging ten onrechte niet van zijn inkomen in 2010 is uitgegaan. Zij heeft het terecht ingevolge artikel 34c, eerste lid, van de Wrb gehouden geacht om uit te gaan van het inkomen in 2011. Het bestuur heeft om dat vast te stellen overeenkomstig artikel 34a, tweede volzin, gebruik gemaakt van door [appellant] verstrekte gegevens.
Dat hem, zoals hij stelt, op 4 mei 2011 voor een andere zaak met peiljaarverlegging een toevoeging is verleend, waarbij hem een eigen bijdrage is opgelegd van € 100,00, maakt niet dat de hem in dit geval ten onrechte een eigen bijdrage van € 757,00 is opgelegd. Het besluit van 4 mei 2011 is genomen op een aanvraag van 8 december 2010. Daarom moest het inkomen in 2010 in aanmerking worden genomen.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Van Meurs-Heuvel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 september 2012
47.