ECLI:NL:RVS:2012:BX7105

Raad van State

Datum uitspraak
6 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201202256/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • R.P.F. Boermans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Tivoliplein te Oudenbosch

In deze zaak gaat het om een verzoek om een voorlopige voorziening tegen het bestemmingsplan "Tivoliplein" dat op 15 december 2011 door de raad van de gemeente Halderberge is vastgesteld. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 6 september 2012 uitspraak gedaan. De verzoekers, wonend te Oudenbosch, hebben bezwaar gemaakt tegen de bestemming "Verkeer" die een parkeervoorziening aan de achterzijde van hun perceel mogelijk maakt. Ze vrezen onomkeerbare gevolgen en hebben daarom verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 23 augustus 2012 zijn de verzoekers bijgestaan door hun advocaat, mr. B. de Jong, terwijl de raad werd vertegenwoordigd door R.C.M. de Beer en W.J.A.M. Wilde.

De voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De verzoekers hebben betoogd dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar verkeersintensiteit, verkeersveiligheid, geluid- en stankoverlast. De raad heeft echter toegelicht dat de parkeervoorziening alleen toegankelijk is voor bewoners van de appartementen en enkele houders van garageboxen, en dat dit contractueel is vastgelegd. De voorzitter concludeert dat de vrees voor verkeersonveilige situaties ongegrond is, gezien de beperkte gebruiksintensiteit en de verkeersmaatregelen die worden genomen.

Daarnaast hebben de verzoekers aangevoerd dat er geen onderzoek is gedaan naar de luchtkwaliteit en dat hun privacy wordt aangetast. De voorzitter heeft vastgesteld dat het onderzoek naar de luchtkwaliteit wel degelijk heeft plaatsgevonden en dat de aannames van de raad over de parkeervoorziening niet onjuist zijn. Uiteindelijk heeft de voorzitter geoordeeld dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat het besluit van de raad in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, en heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.

Uitspraak

201202256/2/R3.
Datum uitspraak: 6 september 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker A] en [verzoeker B], wonend te Oudenbosch, gemeente Halderberge,
en
de raad van de gemeente Halderberge,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 15 december 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Tivoliplein" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoekers] beroep ingesteld.
[verzoekers] hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 23 augustus 2012, waar [verzoekers], bijgestaan door mr. B. de Jong, en de raad, vertegenwoordigd door R.C.M. de Beer en W.J.A.M. Wilde, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [belanghebbende], vertegenwoordigd door ir. J.C.A.M. Verbraak en ing. J.R.M. Martens, verschenen.
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.    Het plan voorziet in een juridisch-planologisch kader voor een appartementen-, winkel- en horecacomplex op het Tivoliplein en een parkeervoorziening tussen het Tivoliplein en de Lollestraat te Oudenbosch.
2.1.        [verzoekers] wonen aan de noordzijde van de parkeervoorziening. Zij richten zich met hun verzoek tegen de bestemming "Verkeer", voor zover hiermee een parkeervoorziening is beoogd aan de achterzijde van hun perceel. Met hun verzoek beogen zij onomkeerbare gevolgen te voorkomen, omdat bij inwerkingtreding van het plan een omgevingsvergunning voor de bouw van de parkeervoorziening kan worden verleend.
3.    [verzoekers] betogen dat onvoldoende onderzoek is gedaan naar de verkeersintensiteit, verkeersveiligheid, alsmede geluid- en stankoverlast in verband met de beoogde parkeervoorziening. Zij voeren hiertoe aan dat niet aannemelijk is dat de parkeervoorziening alleen dient voor besloten gebruik door een beperkte groep mensen. Voorts is de parkeercapaciteit voor de parkeervoorziening, waarvan de raad is uitgegaan, niet aannemelijk en is het Collegestraatje met een breedte van 3,30 m ongeschikt als ontsluiting.
3.1.        In het verweerschrift en ter zitting heeft de raad desgevraagd nader toegelicht dat contractueel is vastgelegd dat de parkeervoorziening alleen kan worden gebruikt door de bewoners van de appartementen en enkele houders van garageboxen die thans op de locatie van de parkeervoorziening aanwezig zijn. Het voorgaande wordt afgedwongen door middel van fysieke maatregelen zoals slagbomen bij de toegang van de parkeervoorziening. De parkeercapaciteit is gerelateerd aan de nieuwbouwappartementen en ter zitting is toegelicht dat de bestemming ook niet meer parkeerplaatsen toelaat. Voorts volgt uit het verweerschrift dat het Collegestraatje op dit moment reeds een openbare weg is van circa 3,30 m breed. Tussen partijen is niet in geschil dat dit fysiek voldoende is als doorgang voor auto's. Ter zitting heeft de raad desgevraagd nader toegelicht dat het Collegestraatje ingericht wordt voor éénrichtingverkeer en dat dit zal worden vastgelegd in een verkeersbesluit. Het Collegestraatje zal dienen als de uitrit van de parkeervoorziening, terwijl de inrit aan de Lollestraat is voorzien.
Gelet op het voorgaande hebben [verzoekers] niet aannemelijk gemaakt dat het onderzoek naar de parkeerbehoefte, de verkeersintensiteit, de verkeersveiligheid en de geluid- en stankoverlast berust op onjuiste aannames. Gezien het te verwachten beperkte gebruik van de parkeervoorziening, de door de raad toegelichte verkeerscirculatie en de aangekondigde verkeersmaatregelen is het standpunt van de raad dat de vrees voor verkeersonveilige situaties in het Collegestraatje ongegrond is, niet onredelijk.
4.    Voorts betogen [verzoekers] dat ten onrechte geen onderzoek is gedaan naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit door de parkeervoorziening.
4.1.        Aan het plan is het "Regionale Milieudienst onderzoeksrapport 16 november 2011" ten grondslag gelegd. Hieruit volgt dat de gevolgen van de in het plan opgenomen parkeervoorziening voor de luchtkwaliteit zijn onderzocht. De conclusie van dit onderzoek is dat er wat betreft de luchtkwaliteit geen beletsel of beperking is voor de beoogde ontwikkeling. Het betoog mist feitelijke grondslag.
5.    Verder betogen [verzoekers] dat hun privacy wordt aangetast en dat zij overlast zullen ondervinden van de parkeervoorziening. Hiertoe voeren zij aan dat de raad zich op onjuiste aannames heeft gebaseerd met betrekking tot de verdiepte ligging van de parkeervoorziening, het aantal parkeerdekken en de beoogde groene buffer. Daarom dienen volgens hen de planregels te worden aangescherpt.
5.1.        Uit de zienswijzennota volgt dat een gedeelte van de parkeervoorziening verdiept kan worden aangelegd door optimaal gebruik te maken van de plaatselijke hoogteverschillen in het terrein. Dit leidt tot een beperking van de totale hoogte. Voorts is de bouwhoogte van de parkeervoorziening aan de erfgrens van [verzoekers] blijkens de verbeelding in samenhang met de planregels maximaal 4,30 m en is de aanleg van de groene buffer contractueel vastgelegd. Nu niet is gebleken dat deze aannames onjuist zijn, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de planregels dienen te worden aangescherpt.
6.    Verder betogen [verzoekers] dat een onderzoek naar de totale vermindering van het zonlicht op hun perceel ontbreekt.
6.1.        Het standpunt van de raad dat de parkeervoorziening niet leidt tot onaanvaardbare schaduwhinder is bevestigd in de bij het verweerschrift gevoegde "Rapportage invloed parkeergarage op Markt 76 en 78" van bureau Sturm Architecten van 12 juni 2012. Hierin staat dat de bezonning van de achtergevel van het perceel voldoet aan de definitie van de zogeheten lichte TNO-norm.
7.    Verder vrezen [verzoekers] overlast van hangjongeren door de parkeervoorziening.
7.1.        Uit het verweerschrift volgt dat vrees voor overlast van hangjongeren door de parkeervoorziening niet is gerechtvaardigd nu, zoals ook ter zitting is komen vast te staan, het een besloten parkeervoorziening zal worden.
8.    Gelet op bovenstaande bestaat geen aanleiding voor de verwachting dat het bestreden besluit in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, zodat het verzoek moet worden afgewezen.
9.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten    w.g. Boermans
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 september 2012
429-605.