ECLI:NL:RVS:2012:BX7110

Raad van State

Datum uitspraak
12 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201109537/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.C. Kranenburg
  • P. Plambeck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplannen Westelijk Buitengebied en de gevolgen voor Sauna Drôme te Putten

Op 12 september 2012 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende de bestemmingsplannen 'Westelijk Buitengebied' van de gemeente Putten. De besluiten van 9 juni 2011, waarbij de raad de bestemmingsplannen 'Westelijk Buitengebied, aanpassing 2011, deel 1' en 'deel 2' heeft vastgesteld, stonden centraal in deze procedure. Appellanten, waaronder [appellante A], [appellant B] en [appellante C], hebben beroep ingesteld tegen deze besluiten, omdat zij vreesden dat de herziene planvoorschriften zouden leiden tot ongewenste uitbreidingsmogelijkheden voor de percelen van Sauna Drôme, gelegen aan de Tolweg 13-15 en de Poolseweg 20 te Putten.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de zaak op 10 juli 2012 behandeld. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de plannen, deel 1 en deel 2, niet specifiek betrekking hadden op de percelen van Sauna Drôme. De raad stelde dat er geen herziene bestemming was opgenomen voor deze percelen in het plan, deel 1, en dat de planvoorschriften in deel 2 pas van toepassing zouden zijn als het bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied' onherroepelijk zou zijn. De Afdeling concludeerde dat het beroep van appellanten feitelijke grondslag miste, omdat de plannen niet op de percelen van Sauna Drôme zagen.

De Raad van State verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de raad van de gemeente Putten de proceskosten van appellanten diende te vergoeden. De uitspraak benadrukte de noodzaak voor de raad om duidelijkheid te scheppen over de planvoorschriften en de gevolgen daarvan voor de betrokken percelen. De uitspraak is van belang voor de rechtszekerheid van de betrokken partijen en de ruimtelijke ordening in de regio.

Uitspraak

201109537/1/R2.
Datum uitspraak: 12 september 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante A], gevestigd te Putten, en [appellant B] en [appellante C], wonend te Putten (hierna: [appellante] en anderen),
en
de raad van de gemeente Putten,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluiten van 9 juni 2011 heeft de raad de bestemmingsplannen "Westelijk Buitengebied, aanpassing 2011 (aanpassing aan GS-besluit/ uitspraak Raad van State), deel 1" (hierna: het plan, deel 1) en "Westelijk Buitengebied, aanpassing 2011 (aanpassing aan GS-besluit/uitspraak Raad van State), deel 2" (hierna: het plan, deel 2) vastgesteld.
Tegen deze besluiten hebben [appellante] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 juli 2012, waar namens [appellante] en anderen, [appellante C], bijgestaan door mr. drs. I.E. Nauta, advocaat te Enschede, en de raad, vertegenwoordigd door I. Steunebrink en mr. G.J. Vooren, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting het college van gedeputeerde staten van Gelderland, vertegenwoordigd door P.G.A.L. Evers, werkzaam bij de provincie, verschenen.
Overwegingen
1.    De twee plannen dienen ertoe om de plandelen uit het bestemmingsplan "Westelijk Buitengebied" waaraan het college van gedeputeerde staten van Gelderland goedkeuring heeft onthouden en de plandelen uit het bestemmingsplan "Westelijk Buitengebied" waarvan de Afdeling bij uitspraak van 20 februari 2008, in zaak nr.
200608145/1het besluit van het college van gedeputeerde staten van Gelderland heeft vernietigd, te herzien.
Het plan, deel 1 betreft een herziening van de plandelen op de verbeelding en is een apart bestemmingsplan dat voor de desbetreffende percelen in de plaats treedt van het bestemmingsplan "Westelijk Buitengebied".
Het plan, deel 2 betreft een partiële herziening van de planvoorschriften van het bestemmingsplan "Westelijk Buitengebied", zonder wijziging van bestemmingen, en is daarmee deel gaan uitmaken van dat bestemmingsplan.
1.1.    [appellante] en anderen hebben beroep ingesteld tegen het plan, deel 1, voor zover dit zou kunnen leiden tot een wijziging van de bestemming die is toegekend aan de percelen van Sauna Drôme, de Tolweg 13-15 en de Poolseweg 20 te Putten (hierna: de percelen van Sauna Drôme).
Wat betreft het plan, deel 2 vrezen [appellante] en anderen dat de herziene planvoorschriften kunnen leiden tot uitbreidingsmogelijkheden voor de percelen van Sauna Drôme. Hierbij hebben zij als zorg geuit, dat indien deze planvoorschriften onherroepelijk worden, zij niet meer de mogelijkheid zullen hebben om tegen eventuele uitbreidingsmogelijkheden op te komen op het moment dat de bestemming "Dagrecreatie" opnieuw wordt toegekend aan de percelen van Sauna Drôme.
In dit kader voeren [appellante] en anderen aan dat artikel 9 van de planvoorschriften van het plan, deel 2 het college van burgemeester en wethouders ten onrechte de bevoegdheid geeft om door middel van een vrijstelling het totale oppervlak aan bebouwing op de percelen van Sauna Drôme uit te breiden. Daarnaast vragen zij zich af of nog meer uitbreiding van de bebouwing op de percelen van Sauna Drôme zal worden toegelaten indien Sauna Drôme zich afsplitst in een sauna en een beautyfarm die gevestigd zijn op de twee percelen van Sauna Drôme.
Tevens betogen [appellante] en anderen dat artikel 9, vierde en vijfde lid, van de planvoorschriften van het plan, deel 2 dat ziet op het verlenen van vrijstelling van de bebouwingsbepalingen onderscheidenlijk ontheffing van de gebruiksbepalingen, zoals weergegeven in artikel 9, ten onrechte hieraan geen voorwaarden stelt ten behoeve van bescherming van de Ecologische Hoofdstructuur (hierna: EHS) en de kernkwaliteiten van waardevolle landschappen, ondanks dat de percelen van Sauna Drôme in deze gebieden liggen.
Verder betogen [appellante] en anderen dat artikel 30 van de planvoorschriften van het plan, deel 2 eveneens onvoldoende rekening houdt met de ligging van de percelen van Sauna Drôme in de EHS en dat dit artikel onvoldoende rekening houdt met de kernkwaliteiten voor waardevolle landschappen. In dit kader voeren zij ook aan dat de gronden waar de percelen van Sauna Drôme zich bevinden ten onrechte niet zijn opgenomen op de kaart 'Natuur- en landschapswaardering', die deel uitmaakt van de planvoorschriften van het bestemmingsplan "Westelijk Buitengebied", aangezien er zich een dassenburcht bevindt in de omgeving van de percelen van Sauna Drôme.
1.2.    De raad stelt zich op het standpunt dat de plannen, delen 1 en 2 niet zien op de percelen van Sauna Drôme. In het plan, deel 1 is geen herziene bestemming opgenomen voor de percelen van Sauna Drôme. De planvoorschriften in het plan, deel 2 zullen pas van toepassing zijn op de percelen van Sauna Drôme als het bestemmingsplan "Westelijk Buitengebied", voor zover dat ziet op de percelen van Sauna Drôme, onherroepelijk zal zijn.
Grondslag van het beroep
2.    Uit de verbeelding van het plan, deel 1 blijkt dat met dit plan geen herziene bestemming is toegekend aan de percelen van Sauna Drôme. Het plan, deel 1 ziet dan ook niet op de percelen van Sauna Drôme. Voor zover [appellante] en anderen hiertegen beroep hebben ingesteld, mist dit beroep derhalve feitelijke grondslag.
2.1.    De besluiten van het college van gedeputeerde staten van Gelderland ter goedkeuring van het bestemmingsplan "Westelijk Buitengebied", voor zover dit bestemmingsplan zag op de bestemming "Dagrecreatie" en de aanduiding "Rsb" op de percelen van Sauna Drôme, zijn bij voormelde uitspraak van de Afdeling van 20 februari 2008, bij uitspraak van de Afdeling van 13 oktober 2010, in zaak nr.
200908301/1en bij uitspraak van de Afdeling van 27 juni 2012, in zaak nr.
201112163/1/R2vernietigd. De in het bestemmingsplan "Westelijk Buitengebied" aan de percelen van Sauna Drôme toegekende bestemming en de daarbij behorende planvoorschriften maakten de (grotendeels illegaal gerealiseerde of in gebruik zijnde) bebouwing mogelijk, alsmede het gebruik hiervan op deze percelen ten behoeve van dagrecreatie. De vernietigingen van de besluiten tot goedkeuring van het bestemmingsplan "Westelijk Buitengebied", voor zover deze zagen op het voormelde plandeel, hebben tot gevolg dat niet alleen de bestemming en de aanduiding zoals die zijn weergegeven op de verbeelding niet in werking zijn getreden, maar ook de met dat plandeel samenhangende planvoorschriften. Aan het bestemmingsplan "Westelijk Buitengebied" komt in zoverre niet langer betekenis toe.
Met betrekking tot het betoog van [appellante] en anderen dat de planvoorschriften van het plan, deel 2 in uitbreidingsmogelijkheden kunnen voorzien van de bebouwing op de percelen van Sauna Drôme overweegt de Afdeling, gelet op het vorenbesprokene, dat het plan, deel 2 hier niet op ziet. In zoverre mist het beroep van [appellante] en anderen dan ook feitelijke grondslag.
Overig
2.2.    Ter voorlichting aan partijen merkt de Afdeling het volgende op.
De planvoorschriften van het bestemmingsplan "Westelijk Buitengebied" zijn integraal overgenomen in het plan, deel 2. De raad heeft de planvoorschriften van het bestemmingsplan "Westelijk Buitengebied", waaraan goedkeuring is onthouden door het college van gedeputeerde staten of waarvan de goedkeuring is vernietigd door de Afdeling in voormelde uitspraak van 20 februari 2008, hierbij doorgestreept. Hieraan ligt geen besluit van de raad ten grondslag; deze doorstreping is een feitelijke handeling van de raad om aan burgers kenbaar te maken welke plandelen wel en welke plandelen niet onherroepelijk zijn. De planvoorschriften van het bestemmingsplan "Westelijk Buitengebied" bevatten echter nog bepalingen die uitsluitend zien op de aan de percelen van Sauna Drôme toegekende bestemming "Dagrecreatie" en de aanduiding "Rsb". Aan planvoorschriften die uitsluitend op dit plandeel zien komt niet langer betekenis toe, nu deze deel uitmaken van het plandeel dat niet in werking is getreden. Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting heeft de raad dit kennelijk niet onder ogen gezien. In het voorliggende geval leidt dit ertoe dat aan de planvoorschriften van het bestemmingsplan "Westelijk Buitengebied", voor zover zij specifiek zien op de percelen van Sauna Drôme, geen betekenis toekomt. Indien het college van gedeputeerde staten wederom goedkeuring verleent aan het besluit van de raad van 28 februari 2006 ter vaststelling van het bestemmingsplan "Westelijk Buitengebied", voor zover dit ziet op het voormelde plandeel, houdt dit tevens het oordeel in dat de daarbij behorende planvoorschriften in overeenstemming zijn met een goede ruimtelijke ordening. Indien het college van gedeputeerde staten deze goedkeuring onthoudt is het aan de raad zelf om een nieuw besluit te nemen, waarbij hij een vergelijkbaar besluit kan nemen als in de voorliggende plannen. Indien de raad een nieuw besluit neemt, zal hij eveneens moeten beoordelen of de bij het plandeel behorende planvoorschriften in overeenstemming zijn met een goede ruimtelijke ordening, en staat het hem vrij om ook de op het plandeel ziende planvoorschriften te herzien. Indien een nieuw besluit wordt genomen, door het college van gedeputeerde staten of door de raad, dat ziet op het voormelde plandeel, staat het [appellante] en anderen vrij om hier desgewenst beroep tegen in te stellen. Dit beroep kan dan worden gericht tegen het hele plandeel, bestaande uit de bestemming, de aanduiding en de op dat plandeel ziende planvoorschriften. Voor zover [appellante] en anderen vrezen dat er geen beroepsmogelijkheid meer zal bestaan tegen de planvoorschriften, voor zover deze alsnog gaan gelden voor de aan de percelen van Sauna Drôme mogelijk opnieuw toe te kennen bestemming "Dagrecreatie", bestaat hiervoor dan ook geen aanleiding.
Conclusie
3.    Het beroep tegen de besluiten van 9 juni 2011, waarbij plan, deel 1 en plan, deel 2 zijn vastgesteld, is ongegrond.
Proceskosten
4.    Als gevolg van de in overweging 2.2 vermelde door de raad gecreëerde onduidelijkheid hebben [appellante] en anderen aanleiding gezien om beroep in te stellen tegen het plan, deel 2. Hierin ziet de Afdeling met toepassing van de artikelen 8:74, tweede lid, en 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht in de omstandigheden van het geval aanleiding voor het oordeel dat de raad op na te melden wijze het griffierecht dient te vergoeden en in de proceskosten dient te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het beroep ongegrond;
II.    veroordeelt de raad van de gemeente Putten tot vergoeding van bij [appellante A] en [appellant B] en [appellante C] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 909,12 (zegge: negenhonderdnegen euro en twaalf cent), waarvan € 874,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
III.    gelast dat de raad van de gemeente Putten aan [appellante A] en [appellant B] en [appellante C] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 302,00 (zegge: driehonderdtwee euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, ambtenaar van staat.
w.g. Kranenburg    w.g. Plambeck
lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 september 2012
159-677.