ECLI:NL:RVS:2012:BX7119

Raad van State

Datum uitspraak
12 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201112873/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de doorhaling van de inschrijving voor toevoegingen van een advocaat

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 2 november 2011, waarin het beroep tegen het besluit van de raad voor rechtsbijstand Leeuwarden ongegrond werd verklaard. Het besluit van 14 december 2010, waarbij de inschrijving van [appellant] voor het ontvangen van toevoegingen werd doorgehaald, is de kern van het geschil. De raad heeft dit besluit genomen op basis van de Wet op de rechtsbijstand, waarbij het maximum aantal toevoegingen dat een advocaat kan ontvangen is vastgesteld op 250 eenheden per jaar. De raad stelde dat [appellant] dit maximum had bereikt in 2010, en dat de toevoegingen van de eerste twaalf zaken die in dat jaar waren afgegeven, meetelden voor het totaal aantal toevoegingen.

[Appellant] betoogt echter dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het moment van afgifte van een toevoeging bepalend is voor de vaststelling van het aantal toevoegingen. Hij stelt dat de datum waarop een toevoeging moest worden afgegeven, doorslaggevend is voor het bepalen van het jaar waarin deze meetelt. De rechtbank heeft echter bevestigd dat het moment van afgifte, dat wil zeggen het moment waarop het besluit tot afgifte is genomen, bepalend is. Dit betekent dat de toevoegingen die in 2010 zijn afgegeven, ook daadwerkelijk meetellen voor dat jaar, ongeacht de datum van aanvraag.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 12 september 2012.

Uitspraak

201112873/1/A2.
Datum uitspraak: 12 september 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 2 november 2011 in zaak nr. 11/680 in het geding tussen:
[appellant]
en
de raad voor rechtsbijstand Leeuwarden, thans: het bestuur van de raad voor rechtsbijstand (hierna: de raad).
Procesverloop
Bij besluit van 14 december 2010 heeft de raad de inschrijving van [appellant] voor het ontvangen van toevoegingen voor dat jaar doorgehaald.
Bij besluit van 3 februari 2011 heeft hij het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 2 november 2011 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Nadat partijen daartoe toestemming hadden verleend, heeft de Afdeling bepaald dat behandeling van de zaak ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 14 van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb), voor zover thans van belang, worden alle in Nederland kantoor houdende advocaten die daartoe een aanvraag hebben ingediend, door de raad ingeschreven, indien zij voldoen aan de in artikel 15 bedoelde voorwaarden. De raad kan regels stellen met betrekking tot deze voorwaarden.
Ingevolge artikel 15, aanhef en onder a, kunnen de door de raad te stellen regels met betrekking tot de voorwaarden betrekking hebben op het minimum en het maximum aantal zaken, waarvoor een advocaat jaarlijks zal worden toegevoegd.
Ingevolge artikel 17, tweede lid, aanhef en onder a, kan de raad de inschrijving doorhalen, indien de advocaat niet voldaan heeft, dan wel niet langer voldoet, aan de voor de inschrijving gestelde voorwaarden.
Ingevolge artikel 5, onder a, van de Inschrijvingsvoorwaarden advocatuur 2010 krachtens de Wet op de Rechtsbijstand (hierna: de Inschrijvingsvoorwaarden), voor zover thans van belang, worden ter waarborging van de kwaliteit van de gefinancierde rechtsbijstand aan een advocaat jaarlijks niet meer toevoegingen afgegeven, dan het equivalent van 250 ‘eenheden’. Hieronder worden mede begrepen de ambtshalve toevoegingen.
Ingevolge dat artikel, onder b, zal, indien een advocaat het maximum aantal toevoegingen heeft bereikt, zijn inschrijving worden doorgehaald, als gevolg waarvan in het desbetreffende kalenderjaar geen toevoegingen meer aan hem zullen worden afgegeven.
2. De raad heeft aan het besluit van 3 februari 2011 ten grondslag gelegd dat de toevoegingen van de eerste twaalf zaken die in het overzicht, dat als bijlage bij het besluit van 14 december 2010 is gevoegd, zijn vermeld, in 2010 zijn afgegeven en daarom meetellen bij het aantal afgegeven toevoegingen van dat jaar en [appellant] het maximum aantal toevoegingen in 2010 heeft bereikt.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank, door te overwegen dat uit artikel 5, onder a, van de Inschrijvingsvoorwaarden volgt dat het moment van afgifte van een toevoeging bepalend is voor de vaststelling of het maximum aantal toevoegingen is bereikt, heeft miskend dat de datum, waarop een toevoeging moest worden afgegeven, doorslaggevend is voor het bepalen, voor welk jaar een toevoeging meetelt voor het maximum aantal zaken en niet die, waarop dat feitelijk is gebeurd. De raad heeft de eerste twaalf toevoegingen die in het overzicht zijn vermeld ten onrechte bij het aantal in 2010 afgegeven toevoegingen meegeteld. De desbetreffende toevoegingen zijn in 2009 aangevraagd, maar aanvankelijk geweigerd. Pas na het maken van bezwaar of het instellen van beroep zijn ze alsnog in 2010 afgegeven. Voorts heeft zij miskend dat de raad in het verleden in een jaar meer toevoegingen heeft afgegeven dan het equivalent van 250 ‘eenheden’.
3.1. De rechtbank heeft uit artikel 5 van de Inschrijvingsvoorwaarden met juistheid afgeleid dat het moment van afgifte van een toevoeging voor de toepassing van die bepaling bepalend is voor de vaststelling van het aantal toevoegingen. Het moment waarop een toevoeging is afgegeven is dat, waarop het besluit daartoe is genomen. Dat de toevoegingen van de eerste twaalf zaken die in het overzicht zijn vermeld, als gesteld, pas zijn afgegeven, nadat bezwaar was gemaakt of beroep was ingesteld, heeft dan ook niet de betekenis die [appellant] daaraan gehecht wil zien.
[appellant] heeft voor het eerst in hoger beroep en daarmee te laat gesteld dat de raad in het verleden in een jaar meer toevoegingen heeft afgegeven dan het equivalent van 250 ‘eenheden’, zodat aan het desbetreffende betoog voorbij zal worden gegaan.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. C.J. Borman en mr. E. Steendijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Reuveny, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Reuveny
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 september 2012
622.