ECLI:NL:RVS:2012:BX7120

Raad van State

Datum uitspraak
12 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201113015/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • R.F.J. Bindels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen schorsing door Stichting Openbaar Voortgezet Onderwijs Utrecht

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 21 november 2011, waarin het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk werd verklaard. De aanleiding voor de procedure was de schorsing van [appellant] door de Stichting Openbaar Voortgezet Onderwijs Utrecht, die op 20 december 2010 werd opgelegd. De Stichting verklaarde het bezwaar van [appellant] tegen deze schorsing ongegrond in besluiten van 1 en 29 maart 2011, maar trok deze besluiten later in op 30 mei 2011. De rechtbank oordeelde dat er geen geschil meer bestond, omdat de schorsingsbesluiten waren ingetrokken, en verklaarde het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk.

[appellant] ging in hoger beroep en betoogde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat er geen belang meer was bij het beroep, omdat de Stichting nog steeds weigerde hem onderwijs te geven. Hij stelde dat hij recht had op een oordeel over de rechtmatigheid van de schorsingsbesluiten, vooral in het kader van een mogelijke schadeclaim. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 21 augustus 2012, waar beide partijen vertegenwoordigd waren door hun advocaten.

De Afdeling overwoog dat de bestuursrechter alleen rechtsvragen kan beantwoorden in een geschil dat bestaat over een besluit. Aangezien de schorsingsbesluiten formeel waren ingetrokken, was er geen geschil meer en dus ook geen belang bij het beroep. De rechtbank had terecht geoordeeld dat [appellant] geen schade had aangetoond die voortvloeide uit de schorsingsbesluiten. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201113015/1/A2.
Datum uitspraak: 12 september 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Utrecht,
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 21 november 2011 in zaak nr. 11/1108 in het geding tussen:
[appellant]
en
de stichting Stichting Openbaar Voortgezet Onderwijs Utrecht (hierna: de Stichting).
Procesverloop
Bij besluit van 20 december 2010 heeft de Stichting [appellant] geschorst.
Bij besluiten van 1 en 29 maart 2011 heeft zij het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij besluit van 30 mei 2011 heeft zij die besluiten ingetrokken.
Bij uitspraak van 21 november 2011 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Stichting heeft een verweerschrift en nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 augustus 2012, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. J.A.P.F. Hoens, advocaat te Utrecht, en de Stichting, vertegenwoordigd door mr. J.S.C. Liebrand-Bos, advocaat te Zwolle, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ter zitting bij de rechtbank is gebleken dat niet alleen de besluiten van 1 en 29 maart 2011 zijn ingetrokken, maar ook dat van 20 december 2010 (hierna tezamen: de schorsingsbesluiten). De rechtbank is tot het oordeel gekomen dat daarom niet langer een geschil bestaat en daarom geen belang bij het bij haar ingestelde beroep bestaat.
2. [appellant] betoogt dat zij aldus heeft miskend dat de schorsingsbesluiten weliswaar formeel zijn ingetrokken, maar de Stichting nog steeds weigert hem onderwijs te geven. Voorts voert hij aan dat hij belang heeft bij een oordeel over de rechtmatigheid van de schorsingsbesluiten voor een eventuele schadeclaim en het bepalen van de omvang van de inspanningsverplichting van de Stichting.
3. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld uitspraken van 15 april 2009, in zaak nr. 200804988/1 en 23 maart 2011 in zaak nr.
201007352/1/H2), is de bestuursrechter slechts tot het beantwoorden van rechtsvragen geroepen in een geschil met betrekking tot een besluit. Waar zodanig geschil niet of niet langer bestaat, is de bestuursrechter niet tot beantwoording van al dan niet principiële vragen gehouden.
De schorsingsbesluiten zijn genomen krachtens artikel 13 van het Inrichtingsbesluit WVO en waren erop gericht dat [appellant] de toegang tot de school werd ontzegd. Dit rechtsgevolg is met de intrekking van de schorsingsbesluiten ongedaan gemaakt. Nu [appellant] voorts niet tot op zekere hoogte aannemelijk heeft gemaakt dat hij als gevolg van de schorsingsbesluiten voor vergoeding in aanmerking komende schade heeft geleden, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat [appellant] geen belang heeft bij het door hem ingestelde beroep.
Of de Stichting terecht weigert hem onderwijs te geven ligt in deze procedure niet ter beoordeling voor.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Bindels
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 september 2012
85-752.