201113185/1/A1.
Datum uitspraak: 12 september 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), beiden wonend te Herpen, gemeente Oss,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 4 november 2011 in de zaken nrs. 11/988 en 11/989 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Oss.
Bij besluit van 2 juli 2010 heeft het college aan [vergunninghoudster] reguliere bouwvergunning verleend voor het oprichten van een varkensstal op het perceel [locatie] te Koolwijk (hierna: het perceel).
Bij besluit van 8 februari 2011 heeft het het door onder meer [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 4 november 2011 heeft de rechtbank het door onder meer [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 mei 2012, waar het college, vertegenwoordigd door ing. A.T. Leenders en J.A.A.M. Wingens, beiden werkzaam in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar [vergunninghoudster], vertegenwoordigd door [gemachtigden], gehoord.
1. Daargelaten of [appellant] als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht bij het besluit van 2 juli 2010 kan worden aangemerkt, heeft hij geen belang bij het ingestelde hoger beroep.
2. Ten tijde van het besluit van 2 juli 2010 was op het perceel het bestemmingsplan "Buitengebied 1999" van toepassing.
Bij besluit van 1 juli 2010 heeft de raad van de gemeente Oss het bestemmingsplan "Buitengebied Oss-2010" (hierna: het bestemmingsplan) vastgesteld. Tegen dat besluit zijn, voor zover het het perceel betreft, geen rechtsmiddelen aangewend. Bij uitspraak van 27 juni 2012, in zaak nr.
201008988/1/R3, heeft de Afdeling dit besluit gedeeltelijk vernietigd. Omdat het plandeel, waar het perceel is gelegen, niet is vernietigd, is het bestemmingsplan in zoverre onherroepelijk.
3. Ingevolge het bestemmingsplan rust op het perceel de bestemming "Agrarisch met waarden-Landschap".
Ingevolge artikel 4.1 van de planvoorschriften zijn de als zodanig aangewezen gronden uitsluitend bestemd voor:
a. uitoefening van het agrarisch bedrijf;
b. het wonen, uitsluitend in de bedrijfswoning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen ten behoeve van de woonfunctie;
met bijbehorende voorzieningen.
Binnen elk bouwvlak is niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan.
In het doel "uitoefening van het agrarisch bedrijf":
b. is intensieve veehouderij uitsluitend mede begrepen ter plaatse van de aanduiding "intensieve veehouderij";
Ingevolge artikel 4.2, onder a, mag bebouwing alleen worden opgericht ten behoeve van de doelen als genoemd in artikel 4.1.
Ingevolge artikel 4.2, onder b, onder 4, dient de bebouwing binnen het bouwvlak te voldoen aan de regels als genoemd in tabel 4.
Blijkens tabel 4 geldt voor bedrijfsgebouwen een maximale goothoogte van 6 m en een maximale bouwhoogte van 10 m. Voor een bedrijfswoning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen ten behoeve van de woonfunctie geldt een maximale goothoogte van 6 m en een maximale bouwhoogte van 10 m.
4. Het college heeft geoordeeld dat het bouwplan niet met het bestemmingsplan in strijd is. Het college heeft in dit verband gesteld dat het bouwplan als onderlegger voor het bestemmingsplan is gebruikt. Ter zitting heeft het toegelicht dat ter plaatse van het perceel de functieaanduiding "intensieve veehouderij" van toepassing is. Voorts stelt het college zich op het standpunt dat het bouwplan binnen het bouwvlak is voorzien en de maximale goot- en bouwhoogte niet worden overschreden. Nu [appellant] dat niet heeft betwist, hij niet heeft aangevoerd dat zich een van de andere weigeringsgronden van artikel 44 van de Woningwet voordoet en niet is gebleken van bijzondere omstandigheden, in verband waarmee toch belang bij het hoger beroep kan worden aangenomen, is het hoger beroep niet-ontvankelijk.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. E. Steendijk en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Graaff-Haasnoot
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 september 2012