ECLI:NL:RVS:2012:BX7125

Raad van State

Datum uitspraak
12 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201201482/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • R.F.J. Bindels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing zorgtoeslag aanvragen over 2008 en 2009 door de Belastingdienst

In deze zaak heeft de Raad van State uitspraak gedaan op het hoger beroep van [appellant] tegen de afwijzing van zijn aanvragen voor zorgtoeslag over de jaren 2008 en 2009 door de Belastingdienst. De aanvragen werden afgewezen bij besluiten van 21 maart 2011, omdat deze te laat waren ingediend. De Belastingdienst stelde dat de aanvragen na het verstrijken van de termijn voor het indienen van de aangifte inkomstenbelasting waren ingediend.

[appellant] had eerder uitnodigingen ontvangen voor het doen van aangifte inkomstenbelasting en had uitstel gekregen. Hij betoogde dat de termijn voor het indienen van de zorgtoeslag aanvragen was opgerekt tot de laatste dag van de door de inspecteur gestelde termijn voor de aangifte. De rechtbank Haarlem had in een eerdere uitspraak op 28 december 2011 het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Raad van State.

De Raad van State heeft de zaak op 12 september 2012 behandeld. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de aanvragen te laat waren ingediend. De wetgever heeft de indieningstermijn voor zorgtoeslag aanvragen gekoppeld aan de termijn voor het doen van aangifte inkomstenbelasting. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.

Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de uitspraak werd in het openbaar gedaan. De beslissing werd genomen in naam der Koningin, waarbij de betrokken rechters de uitspraak hebben vastgesteld.

Uitspraak

201201482/1/A2.
Datum uitspraak: 12 september 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 28 december 2011 in zaak nr. 11/4198 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 21 maart 2011 heeft de Belastingdienst aanvragen van [appellant] om zorgtoeslag over de jaren 2008 en 2009 afgewezen.
Bij besluit van 27 juni 2011 heeft de Belastingdienst het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 december 2011 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 augustus 2012, waar [appellant] is verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir) kan een aanvraag om een tegemoetkoming met betrekking tot een berekeningsjaar tot 1 april van het jaar, volgend op het berekeningsjaar, worden ingediend bij de Belastingdienst. Indien de belanghebbende, diens partner of een medebewoner voor de in de eerste volzin vermelde datum is uitgenodigd om over het berekeningsjaar aangifte inkomstenbelasting te doen binnen een termijn die na die datum verloopt, wordt de in die volzin bedoelde termijn verlengd tot de laatste dag van de door de inspecteur voor het indienen van die aangifte gestelde termijn.
2. [appellant] heeft vóór onderscheidenlijk 1 april 2009 en 1 april 2010 een uitnodiging van de inspecteur ontvangen tot het doen van aangifte inkomstenbelasting over onderscheidenlijk 2008 en 2009 en voor beide jaren hiervoor uitstel en bij herinnering een nadere termijn gekregen. Voorts heeft hij bij aanmaningen van 24 augustus en 7 oktober 2010 tot 7 september 2010 uitstel gekregen voor het doen van aangifte over 2008 en tot 22 oktober 2010 voor het doen van aangifte over 2009. Op 28 en 27 januari 2011 heeft hij een aanvraag zorgtoeslag over de jaren 2008, onderscheidenlijk 2009 ingediend.
3. Aan de besluiten van 21 maart 2011 heeft de Belastingdienst ten grondslag gelegd dat [appellant] de aanvragen te laat heeft ingediend, omdat deze van na het verleende uitstel voor het doen van aangifte inkomstenbelasting dateren.
4. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het indienen van een verzoek om zorgtoeslag ingevolge artikel 15 van de Awir kan worden opgerekt tot de laatste dag van de door de inspecteur voor het doen van aangifte inkomstenbelasting gestelde termijn. Zolang die aangifte nog door de inspecteur wordt aangenomen, is volgens [appellant] uitstel voor zowel aangifte inkomstenbelasting, als het aanvragen van zorgtoeslag verleend.
4.1. De rechtbank heeft onder de hiervoor onder 2. vermelde, op zichzelf niet betwiste omstandigheden met juistheid geoordeeld dat [appellant] de aanvragen te laat heeft ingediend en deze daarom terecht zijn afgewezen. Zij heeft daartoe met juistheid overwogen dat de wetgever de indieningstermijn voor de aanvraag van toeslagen heeft gekoppeld aan de door de inspecteur voor het doen van aangifte inkomstenbelasting gestelde termijn en de uiterste termijn in elk geval verloopt op het moment waarop een aanmaning is verstuurd en de daarin door de inspecteur gestelde termijn is verstreken.
Het betoog van [appellant] dat hij er, gezien het besluit van 12 augustus 2011 tot tegemoetkoming zorgtoeslag 2009, van mocht uitgaan dat de afwijzing van zijn aanvraag over 2009 onjuist was, maakt niet dat zijn aanvraag alsnog tijdig is en kan reeds daarom niet slagen. De rechtbank heeft overigens terecht overwogen dat het besluit van 12 augustus 2011 en de herziening van de toeslag naar nihil bij besluit van 28 oktober 2011 buiten deze procedure vallen.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Bindels
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 september 2012
85-756.