ECLI:NL:RVS:2012:BX7680

Raad van State

Datum uitspraak
19 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201109198/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • J.C. Kranenburg
  • E. Helder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Openbaar Vervoer Terminalcomplex vastgesteld door de gemeente Breda

Op 31 mei 2011 heeft de raad van de gemeente Breda het bestemmingsplan "Openbaar Vervoer Terminalcomplex" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft de stichting Stichting Wijkraad Actie Comité Belcrum (hierna: Stichting Belcrum) beroep ingesteld. De raad heeft een verweerschrift en een nader stuk ingediend. De Afdeling heeft de zaak op 25 juli 2012 ter zitting behandeld, waar Stichting Belcrum vertegenwoordigd was door T.H.P.A.M. Kock en H. van de Muizenberg, en de raad door A.J.J. Neele, bijgestaan door mr. J.A.M. van der Velden, advocaat te Breda.

Het bestemmingsplan beoogt de herontwikkeling van het NS-station van Breda en de bouw van een OV-terminalcomplex, kantoren, woningen en winkels. Stichting Belcrum heeft diverse beroepsgronden ingediend, waaronder dat de gemeentelijke website niet naar behoren functioneerde en dat het plan niet bijdraagt aan de verkeersveiligheid voor langzaam verkeer. Deze gronden zijn ter zitting ingetrokken.

De stichting betoogt dat het plan de barrièrewerking van het spoor niet vermindert en dat de verkeersveiligheid voor langzaam verkeer in het geding is. De raad heeft echter aangetoond dat het plan voldoende mogelijkheden biedt om de verbinding voor langzaam verkeer te waarborgen. De Afdeling oordeelt dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan geen verslechtering van de verbinding tussen de noord- en zuidkant van het station met zich meebrengt.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij is vastgesteld dat het bestreden besluit niet in strijd met het recht is genomen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin op 19 september 2012.

Uitspraak

201109198/1/R3.
Datum uitspraak: 19 september 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de stichting Stichting Wijkraad Actie Comité Belcrum (hierna: Stichting Belcrum), gevestigd te Breda,
appellante,
en
de raad van de gemeente Breda,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 31 mei 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Openbaar Vervoer Terminalcomplex" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft Stichting Belcrum beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 juli 2012, waar Stichting Belcrum, vertegenwoordigd door [voorzitter], T.H.P.A.M. Kock en H. van de Muizenberg, en de raad, vertegenwoordigd door A.J.J. Neele, werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door mr. J.A.M. van der Velden, advocaat te Breda, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Het voorliggende plan strekt tot de actualisatie van het bestemmingsplan "Stationskwartier" en voorziet in de herontwikkeling van het NS-station van Breda en maakt de bouw van een OV-terminalcomplex (hierna: OVTC), kantoren, woningen en winkels mogelijk.
Intrekkingen
2.    Ter zitting heeft Stichting Belcrum de beroepsgronden dat de gemeentelijke website, waarop het plan onder andere was gepubliceerd, tijdens de beroepstermijn niet naar behoren functioneerde, dat de ontwikkelingen die rond het station van Breda mogelijk worden gemaakt niet in separate plannen maar in één plan hadden moeten worden vervat, dat het plan ten onrechte voorziet in de mogelijkheid detailhandel in het station te vestigen en dat ten onrechte een supermarkt is wegbestemd, ingetrokken.
Inhoudelijke gronden
3.    Stichting Belcrum betoogt dat het plan niet bijdraagt aan een vermindering van de barrièrewerking van het spoor en de verkeersveiligheid voor langzaam verkeer aantast. In dit verband voert zij aan dat in het verdiept aangelegde noorderf ten zuiden van de Stationslaan een fietspad kruist met een voetgangersoversteek naar het OVTC. Verder betoogt Stichting Belcrum dat bij het vaststellen van het plan is uitgegaan van een te laag aantal fietsers dat van een fietsenstalling gebruik zal maken. Ook de thans aanwezige loopbrug en hellingbaan, waarlangs het OVTC vanuit de wijk Belcrum kan worden bereikt, heeft volgens Stichting Belcrum een barrièrewerking. Voorts voert Stichting Belcrum aan dat de doorgang onder het station enkel voor voetgangers bedoeld is en niet voor ander langzaam verkeer. Tot slot voert zij aan dat het kruispunt van de Terheijdenstraat met de hellingbaan voor de bussen vanuit en naar het OVTC onveilige situaties oplevert, aangezien de bussen voorrang hebben op langzaam verkeer. Dit zal bovendien voor extra reistijd voor langzaam verkeer zorgen. Tot slot betoogt Stichting Belcrum dat de fietsenstallingen bij de OVTC zullen worden uitgerust met zogeheten balkons, die als afscheiding dienen. Deze balkons zullen voor opstapeling van zwerfvuil en het vrij stallen van fietsen zorgen. Volgens haar leidt dit tot verloedering.
3.1.    De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat het plan voorziet in voldoende mogelijkheden om te voorkomen dat voetgangers en fietsers grotere afstanden moeten afleggen om ten zuiden van het spoor te komen dan thans het geval is.
3.2.    Hetgeen Stichting Belcrum heeft aangevoerd over de uitvoering van de loopbruggen en de hellingbaan, de voorrangsregelingen voor fietsers, de hoeveelheid fietsenstallingen en de vormgeving van de zogeheten balkons betreffen uitvoeringsaspecten dan wel betreffen zaken die in het kader van de Wegenverkeerswetgeving aan de orde komen. Om die redenen kunnen deze aspecten in de onderhavige procedure niet aan de orde komen.
De raad heeft in de stukken en ter zitting aannemelijk gemaakt dat het langzaam verkeer vanuit het noorden niet meer gehinderd zal worden door het OVTC en het spoor dan nu het geval is. De huidige voorzieningen binnen het plangebied voor langzaam verkeer om naar het zuiden te reizen zullen blijven bestaan. Teneinde dit te waarborgen heeft de raad in artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder h, van de planregels voorgeschreven dat ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van gemengd -1" op het plandeel met de bestemming "Gemengd" dient te worden voorzien in een verbinding voor langzaam verkeer welke over een breedte van ten minste 12 meter vrij dient te blijven van obstakels, niet zijnde constructie-onderdelen. Deze doorgang is blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting breder dan de thans aanwezige tunnel. Gelet hierop ziet de Afdeling in hetgeen Stichting Belcrum heeft aangevoerd geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan, ten opzichte van de bestaande situatie, geen verslechtering van de verbinding tussen de noordkant en de zuidkant van het station met zich zal brengen.
Slotconclusie
4.    Gezien het bovenstaande ziet de Afdeling in hetgeen Stichting Belcrum heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
Proceskosten
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzitter, en mr. J.C. Kranenburg en mr. E. Helder, leden, in tegenwoordigheid van mr. W.S. van Helvoort, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten    w.g. Van Helvoort
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 september 2012
361.