201201032/1/R2.
Datum uitspraak: 26 september 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Eersel,
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
Bij besluit van 13 december 2011 heeft het college het inrichtingsplan "Herzieningsbesluit inrichtingsplan Wintelre-Oerle" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 augustus 2012, waar [appellant], bijgestaan door mr. J.P.J.M. Rouwet, advocaat te Mill, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.A.T.L. Thijssen en J. Brinksma, zijn verschenen.
1. Ingevolge artikel 17, eerste lid, van de Wet inrichting landelijk gebied, kunnen gedeputeerde staten, de gebiedscommissie gehoord, besluiten tot toepassing van landinrichting door vaststelling van een inrichtingsplan.
2. Het plan heeft betrekking op die onderdelen van het besluit van het college van 1 december 2009 tot vaststelling van het inrichtingsplan "Inrichtingsplan Wintelre-Oerle" die door de Afdeling zijn vernietigd bij uitspraak van 29 juni 2011 in zaak nr.
201001314/1/R2. Voor zover hier van belang betreft dit de verwijdering van de percelen, kadastraal bekend Vessem, sectie […], nrs. […], […] en […], uit het herverkavelingsblok.
3. [appellant] bestrijdt het besluit voor zover het college heeft nagelaten naast de genoemde percelen met nrs. [...], [...] en [...], gelegen aan de [locatie 1], tevens de percelen, kadastraal bekend Vessem sectie [...], nrs. [...], [...], [...], [...] [...] en [...], gelegen aan de [locatie 2], te verwijderen uit het herverkavelingsblok.
Hiertoe voert hij aan dat met het herzieningsbesluit slechts gedeeltelijk uitvoering is gegeven aan de uitspraak van de Afdeling van 29 juni 2011, volgens welke uitspraak mede de percelen gelegen aan de [locatie 2] uit het herverkavelingsblok dienen te worden verwijderd.
Verder stelt [appellant] dat het college ten onrechte de desbetreffende kavel als veldkavel beschouwt, omdat het een bedrijfskavel is. Volgens hem was reeds ten tijde van het nemen van het herzieningsbesluit duidelijk dat deze bedrijfskavel niet zal worden uitgeruild.
4. Het college stelt dat met het bestreden besluit op juiste wijze uitvoering is gegeven aan de uitspraak van 29 juni 2011, omdat in die uitspraak, voor zover van belang, slechts is geoordeeld over de kavel aan de [locatie 1] en niet over de kavel aan de [locatie 2].
5. [appellant] heeft zich in het beroepschrift dat is gericht tegen het besluit van het college van 1 december 2009 tot vaststelling van het inrichtingsplan "Inrichtingsplan Wintelre-Oerle" beperkt tot een verwijzing naar de huiskavel, gelegen aan de Oostelbeersedijk. Voorts heeft hij daarin verwezen naar zijn adres als [locatie 1], welke van de kavel, gelegen aan de [locatie 2], gescheiden is door de kavel, gelegen aan de [locatie 3].
Bij uitspraak van 29 juni 2011 heeft de Afdeling, voor zover thans van belang, het beroep van [appellant], voor zover het betreft de opname van zijn huiskavel aan de Oostelbeersedijk in het herverkavelingsblok, gegrond verklaard en dit besluitonderdeel vernietigd. Gelet op deze uitspraak en op hetgeen [appellant] in het in die procedure ingediende beroepschrift heeft gesteld omtrent de relevante feiten en omstandigheden, ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat het college wat betreft dit besluitonderdeel niet op juiste wijze uitvoering heeft gegeven aan deze uitspraak. [appellant] heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die ertoe leiden dat het college naast de huiskavel gelegen aan de [locatie 1] tevens de kavel gelegen aan de [locatie 2] uit het herverkavelingsblok had moeten verwijderen.
Gelet hierop komt er thans geen betekenis toe aan de vraag of de desbetreffende kavel een bedrijfskavel of veldkavel is.
6. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit op dit punt is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep van [appellant] is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.A.A. Mondt-Schouten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van staat.
w.g. Mondt-Schouten w.g. Broekman
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 september 2012