ECLI:NL:RVS:2012:BX8932

Raad van State

Datum uitspraak
26 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201207075/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Kleine Hoeven 2012

Op 22 mei 2012 heeft de raad van de gemeente Reusel-De Mierden het bestemmingsplan "Kleine Hoeven 2012" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben de vennootschap onder firma Hoverco V.O.F. en een andere verzoeker beroep ingesteld, en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de verzoeken behandeld op 17 september 2012. De voorzitter oordeelt dat het besluit van de raad niet met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is voorbereid, omdat er geen ontwerpplan ter inzage is gelegd. De verzoekers stellen dat dit in strijd is met de wet, maar de raad stelt dat de gebreken die eerder zijn geconstateerd, konden worden hersteld zonder de procedure opnieuw te doorlopen. De voorzitter concludeert dat de wijzigingen die zijn doorgevoerd niet wezenlijk zijn en dat het bestreden besluit in grote lijnen dezelfde planmogelijkheden biedt als het eerdere plan. De voorzitter wijst de verzoeken af, omdat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat het besluit in de bodemprocedure niet in stand kan blijven. Ook de economische uitvoerbaarheid van het plan is voldoende verzekerd, volgens de raad. De voorzitter besluit dat er geen proceskostenveroordeling zal plaatsvinden en wijst de verzoeken af.

Uitspraak

201207075/2/R3.
Datum uitspraak: 26 september 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1.    de vennootschap onder firma Hoverco V.O.F., gevestigd te Reusel, gemeente Reusel-De Mierden, en anderen (hierna: Hoverco en anderen),
2.    [verzoeker sub 2], wonend te Reusel, gemeente Reusel-De Mierden,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Reusel-De Mierden,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 22 mei 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Kleine Hoeven 2012" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer Hoverco en anderen en [verzoeker sub 2] beroep ingesteld.
Tevens hebben Hoverco en anderen en [verzoeker sub 2] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 17 september 2012, waar Hoverco en anderen, vertegenwoordigd door mr. drs. F.K. van den Akker, advocaat te Eindhoven, [verzoeker sub 2], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door mr. A.A. Broekman-De Feijter, advocaat te Middelburg en M.P.C. Verkooijen en J.A.G. van Heumen, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.    Bij uitspraak van 31 augustus 2011 in zaak nr.
201009810/1/R3heeft de Afdeling het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan "Kleine Hoeven 2009" vernietigd. Het besluit van 22 mei 2012 beoogt het vernietigde besluit te repareren. Het plan voorziet in fase 1 van het bedrijventerrein "Kleine Hoeven".
3.    Hoverco en anderen en [verzoeker sub 2] stellen dat het bestreden besluit ten onrechte niet met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) is voorbereid, nu geen ontwerpplan ter inzage is gelegd en daarmee geen gelegenheid is geweest voor het naar voren brengen van zienswijzen. Hoverco en anderen en [verzoeker sub 2] wijzen in dit verband op de tijd die is verstreken sinds het ontwerpplan "Kleine Hoeven 2009" en de nieuwe rapporten waarop de raad zich heeft gebaseerd bij de vaststelling van het onderhavige plan. Hoverco en anderen betogen voorts dat gelet op de aard en ernst van de gebreken die tot vernietiging van het plan uit 2009 hebben geleid, niet kan worden teruggevallen op de procedure die aan dat besluit ten grondslag lag. [verzoeker sub 2] betoogt dat ingrijpende wijzigingen ten opzichte van voornoemd ontwerpplan zijn doorgevoerd, zoals het opnemen van een gevellijn, en dat de Afdeling in voornoemde uitspraak van 31 augustus 2011 niet artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb heeft toegepast.
3.1.    De raad stelt dat de gebreken die de Afdeling in voornoemde uitspraak van 31 augustus 2011 heeft geconstateerd, konden worden hersteld zonder afdeling 3.4 van de Awb opnieuw te doorlopen. Er zijn slechts ondergeschikte wijzigingen doorgevoerd die niet hebben geleid tot inhoudelijke wijzigingen van het plan en voorts zijn geen nieuwe uitgangspunten ten aanzien van het plan gehanteerd, aldus de raad.
3.2.    Zoals de Afdeling onder meer heeft overwogen in haar uitspraken van 4 februari 2009 in zaak nr. 200801960/1 en 13 juni 2012 in zaak nr.
201109283/1/R3staat het, in geval van vernietiging van een besluit door de bestuursrechter, het bevoegd gezag in beginsel vrij om bij het nemen van een nieuw besluit terug te vallen op de procedure die aan het vernietigde besluit ten grondslag lag, dan wel de procedure van afdeling 3.4 van de Awb opnieuw te doorlopen. Dit betekent dat de raad er voor kan kiezen het bestemmingsplan opnieuw vast te stellen zonder hieraan voorafgaand een ontwerpbestemmingsplan ter inzage te leggen.
De voorzitter acht het, in hetgeen is aangevoerd, op voorhand niet aannemelijk dat afdeling 3.4 van de Awb moet worden doorlopen, nu gelet op de doorgevoerde wijzigingen, onder meer een aanpassing van de planregels, ten opzichte van het ontwerpplan, geen sprake is van een wezenlijk ander plan. De voorzitter neemt hierbij in aanmerking dat het bestreden besluit in vrijwel dezelfde planmogelijkheden voorziet en daarnaast alleen een aanvullende motivering bevat.
3.3.    Ingevolge artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb kan, indien het beroep gegrond wordt verklaard, worden bepaald dat de voorbereiding van het nieuwe besluit niet of niet geheel overeenkomstig de eisen bedoeld in afdeling 3.4 hoeft te geschieden.
Uit deze bepaling volgt in zoverre niet de verplichting om het bestuursorgaan op te dragen een nieuw besluit te nemen en daarbij af te wegen of afdeling 3.4 van de Awb opnieuw dient te worden doorlopen, zodat voornoemd artikel niet in de weg staat aan de door de raad gekozen procedure omtrent de vaststelling van het plan.
4.    De raad stelt dat het beroep van Hoverco en anderen voor zover ingesteld namens [partij] en het beroep van [verzoeker sub 2] niet-ontvankelijk zijn vanwege het niet naar voren brengen van zienswijzen ten aanzien van het ontwerpplan "Kleine Hoeven 2009".
4.1.    Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Awb wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad. [partij] en [verzoeker sub 2] hebben niet binnen de gestelde termijn een zienswijze tegen het ontwerpplan naar voren gebracht bij de raad.
Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 6:13 van de Awb, kan beroep slechts worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door de belanghebbende die tegen het ontwerpplan tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht. Dit is slechts anders indien een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht. Deze omstandigheid doet zich niet voor.
Gelet hierop verwacht de voorzitter dat de Afdeling in de bodemprocedure het beroep van Hoverco en anderen, voor zover ingesteld namens [partij], en het beroep van [verzoeker sub 2] niet-ontvankelijk zal achten. Het verzoek van Hoverco en anderen voor zover ingesteld namens [partij] en het verzoek van [verzoeker sub 2] dienen dan ook te worden afgewezen.
5.    Hoverco en anderen betogen dat de door SRE Milieudienst opgestelde notitie "uitgangspunten verkeersgegevens geluid- en luchtonderzoek" van 23 januari 2012 is gebaseerd op ondeugdelijke uitgangspunten, zodat geen goed inzicht bestaat in de te verwachten verkeersintensiteiten. Hoverco en anderen verwijzen in dit verband naar de overgelegde quick scan van Movares van 2 juli 2012, waarin kanttekeningen worden geplaatst bij de berekende verkeersintensiteiten als gevolg van de bestaande bedrijven op het bedrijventerrein en de nabijgelegen woonwijken Weijererf en Molen Akkers. Deze te verwachte verkeersintensiteiten kunnen volgens Hoverco en anderen leiden tot een toename van 500 verkeersbewegingen ten opzichte van de door de raad bij het plan gehanteerde uitgangspunten.
5.1.    De raad heeft ter zitting toegelicht dat voor de verkeersintensiteiten vanwege de bestaande bedrijven op het bedrijventerrein is uitgegaan van de meest recente tellingen op de wegen rondom het beoogde bedrijventerrein waarbij de bedrijven zijn inbegrepen. De raad heeft voorts ter zitting toegelicht dat bij de berekening van de verkeersintensiteiten met het woon- en werkverkeer van voornoemde woonwijken rekening is gehouden en dat deze woonwijken een eigen ontsluiting naar de kern van de gemeente hebben.
Gelet op het vorenstaande en in het overige door Hoverco en anderen aangevoerde ziet de voorzitter geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre in de bodemprocedure niet in stand kan blijven. Daarbij neemt de voorzitter in aanmerking dat op voorhand niet aannemelijk is gemaakt dat een eventuele toename van 500 verkeersbewegingen een dusdanige invloed heeft op een totaal van 20.000 verkeersbewegingen dat dit leidt tot ruimtelijke gevolgen die het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigen.
6.    Hoverco en anderen betogen dat de economische uitvoerbaarheid ten tijde van de vaststelling van het plan niet dan wel onvoldoende was verzekerd. Uit de plantoelichting blijkt volgens Hoverco en anderen dat sprake is van een negatief exploitatiesaldo. Hiervoor moet een voorziening worden getroffen bij de vaststelling van de jaarrekening van 2011 maar dit is pas na de vaststelling van het plan en onvoldoende gebeurd, aldus Hoverco en anderen.
6.1.    De raad wijst op het rapport "Actualisatie grondexploitatie Kleine Hoeven" van 17 april 2012. De raad stelt dat een voorziening voor het tekort is getroffen.
6.2.    Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat de algemene reserve van de raad toereikend is om een aanvullende voorziening te treffen voor het geconstateerde tekort in het exploitatiesaldo. Gelet hierop ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat de economische uitvoerbaarheid van het plan onvoldoende is verzekerd. Voor het treffen van een voorlopige voorziening bestaat derhalve geen aanleiding. Het verzoek van Hoverco en anderen dient te worden afgewezen.
7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek    w.g. Drouen
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 september 2012
375-690.