ECLI:NL:RVS:2012:BX8958
Raad van State
- Hoger beroep
- R.W.L. Loeb
- M. Kos
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van handhaving van een bouwverbod en de ontvankelijkheid van beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht, waarin het beroep van de appellant niet-ontvankelijk werd verklaard. De zaak betreft een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen, dat op 17 december 2009 een dwangsom heeft opgelegd aan de belanghebbende voor het verwijderen van een zonder bouwvergunning geplaatste opslagruimte en verkeersruimte op een perceel in Sittard-Geleen. De appellant had eerder, op 7 augustus 2009, verzocht om handhavend op te treden tegen deze opslagruimte. Het college verklaarde het bezwaar van de belanghebbende ongegrond bij besluit van 15 juli 2010. De rechtbank oordeelde dat de appellant geen belang had bij het beroep, omdat hij door het instellen van het beroep niet in een gunstiger positie kon geraken.
De appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak, waarbij hij betoogde dat de rechtbank ten onrechte het verzoek tot handhavend optreden van 1 mei 2011 niet had betrokken in haar beoordeling. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 14 augustus 2012 ter zitting behandeld, waarbij de appellant werd bijgestaan door zijn advocaat. De Afdeling heeft overwogen dat het beroep van de appellant gericht was tegen het besluit van 15 juli 2010 en dat de brief van 1 mei 2011 geen betrekking had op dit besluit. Daarom was er geen grond voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de appellant geen belang had bij zijn beroep.
Uiteindelijk heeft de Afdeling het hoger beroep ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 3 oktober 2012.