ECLI:NL:RVS:2012:BX8961

Raad van State

Datum uitspraak
3 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201113447/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • A.J. Jansen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van toevoeging rechtsbijstand wegens niet-betaling eigen bijdrage

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, waarin de rechtbank het beroep van [appellante] tegen het besluit van de raad voor rechtsbijstand ongegrond heeft verklaard. Het besluit van de raad, genomen op 24 februari 2011, hield in dat de aan [appellante] verleende toevoeging voor rechtsbijstand tussentijds werd beëindigd omdat zij de verschuldigde eigen bijdrage niet had betaald. De rechtbank oordeelde dat de raad terecht had besloten tot beëindiging van de toevoeging, omdat aan de voorwaarden van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) was voldaan. De rechtsbijstandverlener had tijdig en adequaat maatregelen genomen om de betaling van de eigen bijdrage te waarborgen en had [appellante] op de mogelijke gevolgen van het niet betalen gewezen.

De feiten van de zaak zijn als volgt: [appellante] had op 15 september 2010 een toevoeging aangevraagd voor rechtsbijstand in een arbeidsconflict met haar voormalige werkgever. De raad verleende deze toevoeging op 4 oktober 2010 en stelde de eigen bijdrage vast op € 750,00. Ondanks herhaalde verzoeken van de rechtsbijstandverlener om de eigen bijdrage te betalen, bleef [appellante] in gebreke. De raad heeft vervolgens op 24 februari 2011 besloten de toevoeging te beëindigen, wat door de rechtbank werd bevestigd.

In hoger beroep heeft [appellante] aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte geen aanleiding heeft gezien om de beëindiging van de toevoeging te vernietigen. De Raad van State oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de raad de toevoeging kon beëindigen op basis van artikel 33 van de Wrb. De Raad bevestigt dat de rechtsbijstandverlener aan alle eisen heeft voldaan en dat de beëindiging van de toevoeging rechtmatig was. Het hoger beroep van [appellante] wordt ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.

Uitspraak

201113447/1/A2.
Datum uitspraak: 3 oktober 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 17 november 2011 in zaak nr. 11/2726 in het geding tussen:
[appellante]
en
het bestuur van de raad voor rechtsbijstand (hierna: de raad).
Procesverloop
Bij besluit van 24 februari 2011 heeft de raad de aan [appellante] verleende toevoeging tussentijds beëindigd.
Bij besluit van 30 juni 2011 heeft hij het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 november 2011 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Nadat partijen bij brieven van 21 en 26 februari 2012 daartoe toestemming hadden verleend, heeft de Afdeling bepaald dat behandeling van de zaak ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 33, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet op de rechtsbijstand (hierna: de Wrb), voor zover thans van belang, kan de raad de toevoeging, anders dan op verlangen van de aanvrager, beëindigen, indien de aanvrager in gebreke blijft de door hem verschuldigde eigen bijdrage en overige kosten die voor zijn rekening komen, dan wel een hem daarop gevraagd voorschot, te voldoen.
In het Handboek Toevoegen is in aantekening 3 bij artikel 33 van de Wrb vermeld dat de raad de rechtzoekende vooraf op de hoogte dient te stellen van het voornemen de toevoeging te beëindigen. Indien de rechtzoekende de raad niet binnen veertien dagen bericht dat hij het verschuldigde heeft betaald, wordt het verzoek van de rechtsbijstandverlener gehonoreerd. Voor de toepassing van artikel 33 van de Wrb moet aan de volgende eisen zijn voldaan:
- de rechtsbijstandverlener heeft tijdige en adequate maatregelen genomen om zich van de betaling van de eigen bijdrage te verzekeren, onder meer door een voorschot van een deel van de eigen bijdrage te verlangen;
- de rechtsbijstandverlener heeft adequate incassomaatregelen genomen, indien zulks, gelet op de hoogte van de eigen bijdrage, redelijkerwijs verlangd mag worden;
- de rechtsbijstandverlener heeft de rechtzoekende tijdig op de mogelijke gevolgen ten aanzien van de toevoeging gewezen;
- de beëindiging is vóór het einde van de zaak aangevraagd.
2. Op 15 september 2010 heeft [appellante] een toevoeging aangevraagd voor rechtsbijstand door mr. Y.J.K. Meulemans (hierna: de rechtsbijstandverlener) bij het voeren van verweer tegen een verzoek van haar voormalige werkgever om ontbinding van de arbeidsovereenkomst en het instellen van een loonvordering tegen die werkgever.
Bij besluit van 4 oktober 2010 heeft de raad de gevraagde toevoeging verleend en de eigen bijdrage op € 750,00 vastgesteld.
Op 28 januari 2011 heeft de rechtsbijstandverlener de raad verzocht om de toevoeging tussentijds te beëindigen, omdat
[appellante] de verschuldigde eigen bijdrage ondanks herhaalde verzoeken niet betaalt en daarnaast de voor een loonvordering jegens de voormalige werkgever benodigde stukken niet overlegt.
Bij brief van 16 februari 2011 heeft [appellante] haar zienswijze over het voornemen van de raad om de toevoeging tussentijds te beëindigen gegeven.
Aan het besluit van 24 februari 2011 heeft de raad ten grondslag gelegd dat [appellante] niet betwist dat zij de eigen bijdrage niet heeft betaald. Voorts is aan alle volgens het Handboek Toevoegen aan een tussentijdse beëindiging te stellen eisen voldaan. De rechtsbijstandverlener heeft tijdige en adequate maatregelen genomen om zich van de betaling van de eigen bijdrage te verzekeren, onder meer door een voorschot te verlangen. Zij heeft adequate incassomaatregelen genomen en [appellante] tijdig op de mogelijke gevolgen voor de toevoeging gewezen. Verder is voor het einde van de zaak om beëindiging van de toevoeging gevraagd. Dat de rechtsbijstandverlener tot de conclusie kwam dat het zinloos was om in de ontbindingsprocedure verweer te voeren, betekent niet dat zij geen aanspraak heeft op een vergoeding voor de werkzaamheden, aldus het besluit.
3. Hetgeen [appellante] aanvoert over het arbeidsconflict met haar voormalige werkgever, kan niet leiden tot het oordeel dat de aangevallen uitspraak niet in stand kan blijven. Dit geldt evenzeer voor hetgeen zij heeft aangevoerd over de werkwijze van de rechtsbijstandverlener en de klacht die zij daarover bij de Deken van de Orde van Advocaten heeft ingediend.
4. Niet is in geschil dat [appellante] de eigen bijdrage niet heeft betaald. De raad kon derhalve de toevoeging krachtens artikel 33, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wrb beëindigen.
5. Anders dan [appellante] betoogt, heeft de rechtbank terecht geen aanleiding gezien voor het oordeel dat niet aan de volgens het Handboek Toevoegen voor de uitoefening van die bevoegdheid gestelde eisen is voldaan. De rechtsbijstandverlener heeft [appellante] een factuur van de verschuldigde eigen bijdrage gestuurd, gedateerd 13 oktober 2010, en wegens het uitblijven van betaling daarvan bij brieven van 23 december 2010 en 4 januari en 21 januari 2011 aanmaningen. Daarbij is gewezen op de gevolgen voor de toevoeging, indien de eigen bijdrage niet wordt voldaan. Voorts is de aanvraag om tussentijdse beëindiging van de toevoeging voor het einde van de zaak, waarvoor de toevoeging is verleend, ingediend. Dat ten tijde van die aanvraag, naar gesteld, de termijn voor het instellen van hoger beroep in de ontbindingsprocedure was verstreken, leidt niet tot een andere conclusie, reeds omdat de toevoeging mede betrekking had op een loonvordering die nog niet was ingesteld.
6. Voor zover [appellante] beoogt te betogen dat de rechtbank heeft miskend dat zij geen eigen bijdrage is verschuldigd, omdat de rechtsbijstandverlener geen voor vergoeding in aanmerking komende werkzaamheden heeft verricht, faalt ook dat betoog. Dat de rechtsbijstandverlener in de ontbindingsprocedure geen verweer heeft gevoerd, omdat zij dat niet zinvol achtte, betekent niet dat zij geen werkzaamheden heeft verricht. De rechtsbijstandverlener heeft een gespecificeerd overzicht opgesteld van de werkzaamheden die zij voor [appellante] heeft verricht. [appellante] heeft ook in hoger beroep niet gemotiveerd gesteld dat dit overzicht niet juist is.
7. Ten aanzien van de voor het eerst in hoger beroep aangevoerde grond dat de eigen bijdrage niet op € 750,00, maar op € 410,00 dient te worden gesteld, wordt overwogen dat de eigen bijdrage bij besluit van
4 oktober 2010 op € 750,00 is vastgesteld. Nu [appellante] daartegen geen rechtsmiddel heeft aangewend, moet thans van de juistheid van de hoogte van de gevraagde eigen bijdrage worden uitgegaan.
8. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Jansen, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Jansen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2012
609.