201200703/1/A2.
Datum uitspraak: 3 oktober 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Breda,
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 16 december 2011 in zaak nr. 11/3206 in het geding tussen:
de Belastingdienst/Toeslagen.
Bij besluit van 18 april 2011 heeft de Belastingdienst de aan [appellant] over het jaar 2009 toegekende zorgtoeslag definitief vastgesteld op € 682,00 en € 780,00 aan betaald voorschot van hem teruggevorderd.
Bij besluit van 19 mei 2011 heeft de Belastingdienst het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 16 december 2011 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Nadat partijen daartoe toestemming hadden verleend, heeft de Afdeling bepaald dat behandeling van de zaak ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
1. Ingevolge artikel 16, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir), zoals deze luidde ten tijde van belang, verleent de Belastingdienst/Toeslagen, indien de tegemoetkoming naar verwachting niet binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag zal worden toegekend, de belanghebbende een voorschot tot het bedrag, waarop de tegemoetkoming vermoedelijk zal worden vastgesteld.
Ingevolge het vierde lid kan de Belastingdienst het voorschot herzien.
Ingevolge het vijfde lid kan een herziening van het voorschot tot een terug te vorderen bedrag leiden.
Ingevolge artikel 24, tweede lid, worden, indien voorschotten zijn verleend, deze verrekend met de tegemoetkoming.
Ingevolge het derde lid kan de in het tweede lid bedoelde verrekening tot een terug te vorderen bedrag leiden.
Ingevolge artikel 26 is, indien een herziening van een tegemoetkoming of een herziening van een voorschot tot een terug te vorderen bedrag leidt, dan wel een verrekening van een voorschot met een tegemoetkoming daartoe leidt, de belanghebbende het bedrag van de terugvordering in zijn geheel verschuldigd.
2. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de Belastingdienst bij de vaststelling van het voorschot zorgtoeslag over 2009 ten onrechte heeft aangenomen dat zijn inkomen over dat jaar nihil was. De gevolgen van deze fout komen voor rekening van de Belastingdienst, aldus [appellant].
2.1. Dat de Belastingdienst bij de vaststelling van het voorschot zorgtoeslag over het jaar 2009 van een te laag inkomen is uitgegaan, als gevolg waarvan aan [appellant] een te hoog voorschot is uitgekeerd, betekent niet dat niet tot terugvordering van het ten onrechte uitbetaalde kon worden besloten. Nu [appellant] bij de toekenning van het voorschot wist dat de Belastingdienst een fout had gemaakt, is daardoor bij hem voorts geen gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat van die bevoegdheid geen gebruik zou worden gemaakt.
Dat de Belastingdienst dezelfde fout, naar gesteld, al eerder heeft gemaakt en hij in de daaropvolgende procedure bij uitspraak van 9 maart 2011 door de rechtbank in het gelijk is gesteld, kan niet tot het ermee beoogde doel leiden, reeds omdat de rechtbank de besluiten van de Belastingdienst bij die uitspraak niet op inhoudelijke gronden heeft vernietigd.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2012