201202065/1/R3.
Datum uitspraak: 17 oktober 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Herpt, gemeente Heusden,
2. [appellant sub 2], wonend te Herpt, gemeente Heusden,
3. [appellant sub 3] en anderen, allen wonend te Herpt, gemeente Heusden,
4. [appellant sub 4], wonend te Herpt, gemeente Heusden,
5. [appellant sub 5], wonend te Herpt, gemeente Heusden,
de raad van de gemeente Heusden,
verweerder.
Bij besluit van 20 december 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Herpt" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en anderen, [appellant sub 4] en [appellant sub 5] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 3] en anderen hebben een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 september 2012, waar [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en anderen, bij monde van [appellant sub 3], [appellant sub 5] en de raad, vertegenwoordigd door ing. R.M.W.B. Flipsen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de vereniging Vereniging Bouwcollectief Herpt, vertegenwoordigd door R.H.J. Buijs, gehoord.
De beroepen van [appellant sub 4] en [appellant sub 5]
1. Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad.
Het ontwerpplan is blijkens de kennisgeving met ingang van 25 augustus 2011 voor de duur van zes weken ter inzage gelegd. [appellant sub 4] en [appellant sub 5] hebben binnen de gestelde termijn geen zienswijze tegen het ontwerpplan naar voren gebracht.
Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), gelezen in samenhang met artikel 6:13 van de Awb, kan beroep slechts worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door de belanghebbende die tegen het ontwerpplan tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht. Dit is slechts anders indien een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht. Deze omstandigheid doet zich niet voor. Geen rechtvaardiging is gelegen in de gestelde omstandigheid dat [appellant sub 4] en [appellant sub 5] uit de kennisgeving van de terinzagelegging van het ontwerpplan niet zouden kunnen opmaken dat op het perceel gelegen tegenover hun woningen woningbouw was voorzien. In de publicatie is de desbetreffende woningbouwlocatie omschreven als "11 grondgebonden woningen aan de Hoofdstraat 17a", hetgeen, gelet op de ligging van het perceel tussen Hoofdstraat 15 en 17 naar het oordeel van de Afdeling een voldoende duidelijke weergave van het betreffende plandeel geeft. Voor zover [appellant sub 4] en [appellant sub 5] betogen dat het ontwerpplan ter inzage is gelegd gedurende een vakantieperiode, is daarin evenmin een rechtvaardiging gelegen, reeds omdat de Wro noch de Awb zich tegen deze handelswijze verzet.
Gelet op het voorgaande zijn de beroepen van [appellant sub 4] en [appellant sub 5] niet-ontvankelijk.
1.1. Ten aanzien van de beroepen van [appellant sub 4] en [appellant sub 5] bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling
De beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2]
2. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat de raad het plan, voor zover het voorziet in elf nieuwe woningen op het perceel, gelegen tussen de percelen Hoofdstraat 15 en 17, ten onrechte heeft vastgesteld. Daartoe voeren zij aan dat de voorziene woningbouw in strijd is met de eisen uit de gemeentelijke Inbreidingsvisie Herpt (hierna: de Inbreidingsvisie), met name wat betreft de bescherming van de karakteristieke openheid, het cultuurhistorisch landschap en ruimtelijke kwaliteit van Herpt. De voorziene woningen passen niet in de omgeving, gelet op de maximaal toegestane bouwhoogte en de naast het perceel gelegen cultuurhistorische bebouwing. Zij vrezen dat het plan een precedentwerking zal hebben, waardoor meerdere kavels mogen worden bebouwd en Herpt haar open karakter zal verliezen. Voorts is de raad ten onrechte slechts ingegaan op de goothoogte van de bebouwing, maar niet op de overige aspecten van vormgeving van de bebouwing. Ook zullen de voorziene woningen leiden tot een beperking van hun uitzicht en hun privacy. Doordat het aantal bewoners aan de Hoofdstraat toeneemt, vrezen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] verder een toename van geluid en verkeer. Ook zijn onvoldoende parkeerplaatsen voorzien in het plangebied. [appellant sub 2] voert verder nog aan dat binnen Herpt betere locaties voor de voorziene woningen aanwezig zijn.
Verder voeren zij aan dat de voorziene ontwikkeling leidt tot schade voor de ter plaatse voorkomende kerkuil, steenuil en verschillende soorten vleermuizen, hetgeen in strijd is met de Flora- en faunawet (hierna: Ffw). De raad verwijst ten onrechte naar het compensatieplan, nu daarin niet is voorzien in voldoende compensatie voor de aantasting van beschermde nesten en foerageergebied van de uilen.
2.1. De Afdeling overweegt dat in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en voorschriften voor gronden vaststellen. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat ter plaatse is voorzien in elf woningen om te kunnen voldoen aan de behoefte aan starters- en seniorenwoningen in Herpt. Daarbij heeft de raad gesteld dat de woningen zijn voorzien in vier bouwvlakken en een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 en 11 m is opgenomen, om aan te sluiten bij de omgeving. Gelet op de bestaande bebouwing in de omgeving, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de voorziene woningen in zoverre niet in de omgeving passen. Dat in de Inbreidingsvisie wordt uitgegaan van één of twee woningen per perceel, geeft geen aanleiding voor een ander oordeel, nu de raad gemotiveerd heeft uiteengezet dat de Inbreidingsvisie niet op de bouw van starterswoningen ziet. De raad heeft evenwel rekening gehouden met de in de Inbreidingsvisie genoemde karakteristieke openheid door de eerdergenoemde opzet van de woningen en door de in de Inbreidingsvisie aangewezen belangrijke en te beschermen open en groene ruimtes, waaronder ten zuiden van de woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2], als zodanig te bestemmen. Aan deze percelen heeft de raad in het plan de bestemming "Agrarisch" zonder bouwvlak gegeven. De vormgeving en de te gebruiken materialen voor de voorziene woningen betreffen voorts aspecten van welstand die niet in een plan, maar in een bouwplan dienen te worden opgenomen. Derhalve kan dit punt in deze procedure, waar slechts het plan voorligt, niet aan de orde komen.
De Afdeling overweegt verder dat geen recht bestaat op een blijvend vrij uitzicht. Hoewel met de voorziene woningen het deels open agrarisch karakter van het perceel waarop [appellant sub 1] en [appellant sub 2] uitkijken, zal verdwijnen, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat deze beperking onevenredig is. Daarbij is van belang dat hun woningen zich in reeds bebouwd gebied in het centrum van Herpt bevinden en op het perceel reeds een schuur staat. Ook behouden onder meer de percelen ten zuiden van de woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hun agrarische bestemming in het plan. Nu de woningen op een voor een dorpskern niet ongebruikelijke afstand van de omliggende woningen zijn voorzien, is evenmin aannemelijk dat het plan in zoverre zal leiden tot een onevenredige aantasting van de privacy bij de woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2]. Voor zover [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat de woningen de lichtinval in hun woningen onevenredig zullen beperken, bestaat daarvoor, gelet op de ten behoeve van het plan verrichte bezonningsstudie "Hoofdstraat 15-17 te Herpt", geen aanleiding voor. Wat betreft de vrees van [appellant sub 1] voor naar binnen schijnende koplampen, wordt overwogen dat niet aannemelijk is gemaakt dat eventuele overlast niet door afschermende maatregelen kan worden beperkt. De betogen dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met het karakter van de bestaande omgeving, de Inbreidingsvisie en de belangen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] falen.
2.2. Verder heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt gesteld dat het beperkte aantal woningen dat aan de bestaande kern wordt toegevoegd geen zodanige toename van verkeer met zich brengt dat de omliggende wegen dit verkeer niet meer kunnen afwikkelen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het plan een ontsluiting van het perceel naar zowel de Hoofdstraat als de Burgemeester Buijsstraat mogelijk maakt. Gelet op deze beperkte verkeerstoename heeft de raad zich voorts in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat verwezenlijking van het plan geen onaanvaardbare geluidhinder met zich zal brengen.
Voor parkeerplaatsen is in artikel 13, lid 13.2, onder 13.2.1, sub e, onderdeel 2, van de planregels bepaald dat bij rijenwoningen 1,8 parkeerplaatsen per woning dienen te worden gerealiseerd. De raad heeft toegelicht dat hiermee tevens wordt voldaan aan de landelijke indicatieve parkeernorm van het CROW, het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte, van 1,3 parkeerplaats per starterswoning. Gelet op het vorenstaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt gesteld dat geen parkeeroverlast zal ontstaan. De betogen falen.
2.3. Bij de keuze van de bestemming dient de raad een afweging dient te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beoordelingsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen. Uit de toelichting volgt dat de raad voor deze locatie heeft gekozen onder meer nu het perceel reeds door woningen wordt omringd en er al een schuur staat. Ook is het perceel in de Inbreidingsvisie als inbreidingslocatie aangewezen. In de niet onderbouwde stelling van [appellant sub 2] dat elders betere locaties voorhanden zijn, wordt geen aanleiding gevonden voor het oordeel dat de raad meer onderzoek had dienen te doen naar alternatieve locaties. Gelet op de specifieke door de raad genoemde eigenschappen van dit perceel, bestaat evenmin aanleiding voor het oordeel dat de raad het plan vanwege het ontstaan van precedentwerking niet in redelijkheid heeft mogen vaststellen.
2.4. De vragen of voor de uitvoering van het plan een vrijstelling geldt, dan wel een ontheffing op grond van de Ffw nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, komen in beginsel pas aan de orde in een procedure op grond van de Ffw. Daar doet niet aan af dat de raad het plan niet behoort vast te stellen, indien en voor zover hij op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat de Ffw aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.
Met betrekking tot het perceel heeft de raad door BTL Advies B.V. een flora- en faunaonderzoek laten verrichten, waarvan de resultaten zijn neergelegd in het rapport "Aanvullend onderzoek Hoofdweg, Herpt" van 19 augustus 2011. Over vleermuizen staat in het rapport dat voor die diersoort geen ontheffing nodig is omdat is aangetoond dat de ter plaatse aanwezige schuur geen vaste rust- en verblijfplaatsen bevat en dat het plangebied voor het foerageren en migreren van vleermuizen geen structureel van belang zijnde betekenis heeft. Ook zijn volgens het rapport geen nesten van jaarrond beschermde vogelsoorten waargenomen. Uilen zijn wel waargenomen en het plangebied vormt voor de steenuil en kerkuil een belangrijk foerageergebied, maar een ontheffing is niet nodig, aldus het rapport. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben niet aannemelijk gemaakt dat het rapport fouten of onjuistheden bevat, op grond waarvan de raad niet in redelijkheid van het rapport uit heeft kunnen gaan. Gelet daarop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat naar verwachting geen ontheffing hoeft te worden aangevraagd en dat de Ffw niet aan de uitvoering van het bestreden plandeel in de weg staat. Het betoog faalt.
2.5. In hetgeen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan, voor zover het betreft de plandelen op het perceel, gelegen tussen de percelen Hoofdstraat 15 en 17, strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. De beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] zijn ongegrond.
2.6. Ten aanzien van de beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Het beroep van [appellant sub 3] en anderen
3. [appellant sub 3] en anderen betogen dat de raad het plandeel met de bestemming "Gemengd" op het perceel Hoofdstraat 9, ten onrechte heeft vastgesteld. [appellant sub 3] en anderen betogen dat de raad ten onrechte meer activiteiten dan de huidige en in het voorheen geldende plan toegestane activiteiten mogelijk heeft gemaakt. Daarbij wijzen zij op de bij de planregels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten. Zij vrezen dat die activiteiten meer overlast door drukte en verkeer met zich zullen brengen, terwijl zij reeds veel overlast ervaren van het ter plaatse gevestigde pension.
3.1. Het perceel Hoofdstraat 9 heeft in het plan de bestemming "Gemengd" en de aanduiding "horeca van categorie 1" en een bouwvlak.
Ingevolge artikel 6, lid 6.1, van de planregels zijn de voor "Gemengd" aangewezen gronden bestemd voor:
a. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de categorie A, met uitzondering van:
1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
2. risicovolle inrichtingen;
b. horeca van categorie 1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 1";
f. maatschappelijke voorzieningen;
In het voorheen geldende plan "Herpt" had het perceel de bestemming "Horecabedrijf".
Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de bij dat plan behorende voorschriften, zijn deze gronden uitsluitend bestemd om te worden gebruikt voor bebouwing met gebouwen ten behoeve van een café en/of restaurant, alsmede voor het bieden van logies, met de daarbij behorende gronden, dienstwoningen, andere bouwwerken en werken.
3.2. De Afdeling stelt vast dat het voorliggende plan voor het perceel Hoofdstraat 9 meer gebruiksmogelijkheden biedt dan het voorheen geldende plan, waarin slechts horeca-activiteiten waren toegestaan. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat voor deze ruimere bestemming is gekozen om, in overeenstemming met de planologische systematiek die de raad hanteert, meer flexibiliteit mogelijk te maken, zodat niet voor elke ruimtelijk aanvaardbare wijziging van het gebruik een planwijziging nodig is. De Afdeling acht dat niet onredelijk. Voorts wordt in het aangevoerde geen aanleiding gevonden voor het oordeel dat de thans mogelijk gemaakte bedrijfsactiviteiten in vergelijking met het voorheen reeds toegestane gebruik als horecagelegenheid een onevenredige toename van bezoekers en daarmee overlast van geluid en verkeer met zich zullen brengen. Daarbij is van belang dat de raad voor de toegestane bedrijfsactiviteiten heeft aangesloten bij categorie A uit de Brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging Nederlandse Gemeenten, waarbinnen ook de eerder toegestane horeca-activiteiten vallen en dit de lichtste categorie van bedrijvigheid is. Het betoog faalt.
3.3. In hetgeen [appellant sub 3] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plandeel met de bestemming "Gemengd" aan de Hoofdstraat 9, strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep van [appellant sub 3] en anderen is ongegrond.
3.4. Ten aanzien van het beroep van [appellant sub 3] en anderen bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart de beroepen van [appellant sub 4] en [appellant sub 5] niet-ontvankelijk;
II. verklaart de beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] en anderen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Matulewicz
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2012