201202940/1/R1.
Datum uitspraak: 17 oktober 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Amstelveen,
het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen,
verweerder.
Bij besluit van 31 januari 2012 heeft het college het wijzigingsplan "2e Wijziging Amstelveen Noord-West Amsterdamseweg 441" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 september 2012, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door P.C. Vermond en H.J. Oostlander, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
1. Met het wijzigingsplan wordt de ontwikkeling van woningen ter plaatse van het perceel Amsterdamseweg 441 te Amstelveen mogelijk gemaakt. In het lint kunnen maximaal zes woningen worden gerealiseerd, op het achterterrein maximaal vier woningen.
2. Het college betwist dat [appellant] belanghebbende is. Het college voert hiertoe aan dat [appellant] geen direct zicht op het plangebied heeft en ook geen hinder kan ondervinden van de met het wijzigingsplan voorziene ontwikkeling.
2.1. Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) kan door een belanghebbende bij de Afdeling beroep worden ingesteld tegen een besluit omtrent wijziging van een bestemmingsplan, overeenkomstig artikel 3.6, eerste lid, van deze wet.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
De wetgever heeft deze eis gesteld teneinde te voorkomen dat een ieder, in welke hoedanigheid ook, of een persoon met slechts een verwijderd of indirect belang als belanghebbende zou moeten worden beschouwd en beroep zou kunnen instellen. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt dient een natuurlijk persoon een voldoende objectief en actueel, eigen, persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit. Een louter subjectief gevoel van betrokkenheid bij een besluit, hoe sterk dat gevoel ook is, is daarvoor niet voldoende.
2.2. [appellant] woont op het perceel [locatie], dat is gelegen op een afstand van ongeveer 120 m van het plangebied. Vanuit zijn woning zal hij geen zicht hebben op hetgeen het plan mogelijk maakt, hetgeen [appellant] ter zitting desgevraagd heeft erkend. Mede gelet op de aard en omvang van de ruimtelijke ontwikkelingen die binnen het door [appellant] bestreden plangebied mogelijk worden gemaakt is deze afstand naar het oordeel van de Afdeling te groot om ondanks het ontbreken van direct zicht een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang te kunnen aannemen.
Voorts heeft [appellant] geen feiten of omstandigheden aangevoerd in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat ondanks genoemde afstand een objectief en persoonlijk belang rechtstreeks door het besluit zou worden geraakt. De door [appellant] gestelde omstandigheden dat bebouwing ter plaatse stedenbouwkundig niet gewenst is, dat deze bebouwing een aantasting vormt van de woonomgeving en dat hij het plangebied meerdere malen per dag passeert, volstaan niet om hem in voldoende mate te onderscheiden van anderen. [appellant] heeft derhalve geen persoonlijk belang.
2.3. De conclusie is dat [appellant] geen belanghebbende is bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb en dat hij daartegen ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wro, geen beroep kan instellen. Het beroep is niet-ontvankelijk.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J. den Broeder, ambtenaar van staat.
w.g. Van Buuren w.g. Den Broeder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2012